Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

"Met extra hulp kan elk kind een leven lang sporten en bewegen"

door: Emma Meertens | 10 november 2022

Sinds 2014 doet het lectoraat Bewegen in en om School (BIOS) van de Hogeschool van Amsterdam (HvA) onderzoek naar de motorische ontwikkeling van basisschoolkinderen in Amsterdam. Uit dit onderzoek bleek dat 16% van de Amsterdamse basisschoolleerlingen tussen de zes en negen jaar een matige of ernstige achterstand in de grof motorische ontwikkeling heeft. Om dit percentage te verlagen is de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek (OBM) in samenwerking met de praktijk ontwikkeld.

Ondersteuningsroute-1“Een matige of ernstige achterstand houdt in dat je nog niet zo vaardig bent in de basis-beweegvaardigheden”, zo legt Dayenne L’abée (projectleider 'Passend bewegingsonderwijs, aanbod en zorg') uit. “Je hebt dan bijvoorbeeld geen controle over de bal, niet de kracht om te kunnen springen of je kunt niet goed balanceren.” Het ontbreken van die vaardigheden is zorgelijk; kinderen kunnen in verschillende contexten niet meekomen, bijvoorbeeld bij het spelen op het schoolplein, of sporten bij de sportvereniging, waardoor ze afhaken. L’abée vervolgt: “Daarnaast doet het vanaf een bepaalde leeftijd ook wat met je zelfvertrouwen als je niet zo goed bent in bewegen. Daarom hebben we de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek ontwikkeld.” De missie is om kinderen voldoende en goed te laten bewegen. Het is belangrijk dat ze succeservaringen en plezier hebben, dat stimuleert ze tot meer beweging.

4-Vaardighedentest
Met behulp van de 4-Vaardighedentest wordt de motorische ontwikkeling van kinderen gemeten. De test is gevalideerd in het onderzoeksproject Gymmermansoog. Voorheen voerden de onderzoekers van de HvA deze zelf uit op de basisscholen, maar inmiddels helpen ze de vakleerkrachten bewegingsonderwijs om dit zelf in te zetten. De vakleerkrachten meten dit jaarlijks in groep 3 en kijken naar een aantal zaken: balanceren, spring en kracht, spring en coördinatie en stuiteren. L’abée: “De reden dat we deze test al in groep 3 afnemen is: hoe eerder, hoe beter. Daarnaast kan het ook zinvol zijn om deze test bij hogere groepen af te nemen ter indicatie.” 

De scores van de 4-Vaardighedentest worden berekend aan de hand van een rekenmodel: het stoplichtmodel. Elke kleur uit dit model betekent een specifieke route die een kind aflegt. Op het moment dat een kind oranje scoort, betekent dat een eerste alarmfase. Een kind scoort rood op het moment dat ze een achterstand hebben van meer dan vijftien maanden wat betreft de motorische ontwikkeling. “Bij een groene score zou je denken dat het goed zit, maar ook die kinderen moet je blijven uitdagen om veel te bewegen. Voor hen organiseer je bijvoorbeeld beweegtussendoortjes en naschoolse sport op school”, zo legt de projectleider uit. 

“Als het stoplicht op rood staat, komen er nog meer professionals bij kijken”

In het geval van een oranje score, gaat de vakleerkracht in gesprek met de groepsleerkracht en de intern begeleider. “Zij checken bij hen of zij hetzelfde patroon zien in andere situaties dan bij de gymles. Ziet de groepsleerkracht bijvoorbeeld dat een kind tijdens de pauzes niet meedoet en aan de kant staat?” Op het moment dat er geconcludeerd wordt dat het kind er last van heeft, wordt er actie ondernomen. Dit wordt gedaan met behulp van Gym+ of MRT (Motorische Remedial Teaching) waarin er extra aanbod voor hen wordt gecreëerd. In kleine groepjes gaan deze kinderen vervolgens bewegen. 

“Als het stoplicht op rood staat, komen er nog meer professionals bij kijken”, vervolgt L’abée. “Ouders spelen hierin ook een belangrijke rol. Zij moeten namelijk toestemming geven voor het bezoeken van de jeugdarts. De jeugdarts kijkt vervolgens of het echt een motorisch probleem is. Als dit het geval is, dan verwijzen we hen door naar de kinderfysiotherapeut.” Mocht de arts tot een andere conclusie komen, dan worden ze doorverwezen naar de kinderarts. Alles gebeurt uiteraard alleen met toestemming van de ouders. 

Ondersteuningsroute-2Belangrijke rol voor ouders
De ouders spelen zelf ook een rol in het beweeggedrag van kinderen. In een huidig onderzoek binnen de HvA wordt gekeken naar de belemmeringen, overtuigingen en motivaties van ouders om wel of niet te bewegen met hun kinderen. Maar niet alle ouders willen meewerken aan dit traject. “Ik hoor van vakleerkrachten dat ze het niet altijd makkelijk vinden om dat gesprek met ouders te voeren. Hoe je de boodschap brengt is heel belangrijk. Daarom kunnen ze de hulp inschakelen van een intern begeleider die meer ervaring heeft in het voeren van dit soort gesprekken.” Daarnaast heeft het lectoraat een scholing ontwikkeld om de vakleerkrachten te helpen tijdens dit soort lastige gesprekken. 

Er zijn dus heel wat partijen betrokken binnen de ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek. Dat maakt de samenwerking niet altijd even makkelijk. “Je wilt natuurlijk dat alle betrokkenen gebruik maken van elkaars expertise. Dat gebeurt nu niet altijd.” Als oplossing heeft men daarom een netwerk ontwikkeld waarin alle partijen bij elkaar komen en samen kijken naar wie wat doet. “Het moet meer zijn dan alleen een doorgeefluik waarin de partijen het stokje aan elkaar overdragen.”

“De ambitie is dat alle tweehonderd basisscholen in Amsterdam ermee aan de slag gaan”

Landelijke uitrol
Over het algemeen zijn de ervaringen met de ondersteuningsroute erg positief. Zo’n zestig basisscholen in Amsterdam werken al met de ondersteuningsroute. De gemeente Amsterdam zorgt voor ondersteunend beleid en financiën via lokale subsidie. “De ambitie is dat alle tweehonderd basisscholen in Amsterdam ermee aan de slag gaan.” Het feit dat er geen aparte financiering nodig is voor de ondersteuningsroute, maakt dat de drempel een stuk lager is. “Uiteindelijk is het namelijk een samenwerking van professionals die al in dienst zijn bij een school.”

Op de vraag of de ondersteuningsroute ook landelijk uitgerold kan worden, reageert L’abée enthousiast: “Wij denken dat het van grote waarde kan zijn. Vorig jaar hebben we al een pilot gedraaid in Zaanstad. We zagen wel wat lokale verschillen, maar daar hebben we de route op aangepast. Zolang de betrokken professionals en de ouders goed met elkaar samenwerken in het signaleren en organiseren van passende extra ondersteuning kan uiteindelijk elk kind een leven lang sporten en bewegen.”

Voor meer informatie over de Ondersteuningsroute Bewegen en Motoriek klik hier

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst