door: Leo Aquina | 15 september 2022
“Sinds 2018 werken de Rijksoverheid, NOC*NSF en VSG via het Nationaal Sportakkoord actief aan het thema ‘positieve sportcultuur’”, aldus onderzoeker Vidar Stevens (Universiteit Utrecht, eerder werkzaam bij het Mulier Instituut). Samen met Johan Steenbergen (Mulier Instituut) maakt hij na vier jaar de balans op: hoe staat het ervoor met die positieve sportcultuur bij sportverenigingen in Nederland? Samen met collega’s schreven zij een digitaal boek getiteld ‘Samenwerking, dialoog en zelforganisatie als kiemen van een positieve sportcultuur’. Steenbergen: “Het boek is gericht op professionals in de sport. Met dit boek kunnen zij aan de slag om concreet met praktische handvatten aan die positieve sportcultuur te werken.”
Vidar Stevens en Johan Steenbergen definiëren het begrip positieve sportcultuur in hun boek als volgt: ‘Een plezierige, eerlijke, veilige en zorgeloze sportervaring van leden en bezoekers op een amateursportvereniging.’ De onderzoekers onderscheiden in de losse hoofdstukken een groot aantal thema’s waarmee sportverenigingen worden geconfronteerd.
“Voor sportverenigingen is het borgen van een veilige, eerlijke, plezierige en zorgeloze omgeving op deze onderwerpen een grote uitdaging”, aldus Stevens. “We hebben in Nederland een prachtig verenigingsleven, maar er komt veel op die verenigingen af. Een verenigingsbestuurder is niet meer alleen bezig met het organiseren van trainingen en wedstrijden en het onderhoud van de accommodatie. Wat doet een vereniging met bijvoorbeeld etnische minderheden en racisme, criminele inmenging in de sport, gokken, supportersgeweld, en (seksueel) grensoverschrijdend gedrag. Als het gaat om governance, moeten we niet vergeten om naast de sportvereniging te blijven staan en zien hoe we verenigingsbestuurders verder helpen. Het boek geeft hier handvatten voor.”
Vereniging aan zet
In de boektitel worden samenwerking, dialoog en zelforganisatie genoemd als kiemen van een positieve sportcultuur. "Het organiseren van een positieve sportomgeving begint bij de sportvereniging, maar zij kunnen niet zonder de hulp van sportbonden en gemeenten”, aldus Steenbergen. “De driehoek sportbond-gemeente-vereniging is een heel sterke. Je moet verenigingen niet proberen een positieve sportcultuur op te leggen. Je moet de dialoog aangaan en samenwerken en dan moet de vereniging er vervolgens zelf mee aan de slag. Verenigingsondersteuning is belangrijk, maar als deze weg is, moet er wel iets achterblijven.” Stevens vult aan: “Zelforganisatie is geen 'vrijheid, blijheid'. Wanneer nodig, moeten sportbonden en gemeenten pressiemogelijkheden aanwenden die zij tot hun beschikking hebben om verenigingen aan de slag te laten gaan met het organiseren van een positieve sportcultuur.”
"Transitie wordt vaak gezien als iets radicaals en daar schrikken mensen van, maar er is al veel gebeurd waar we op kunnen voortbouwen"
Stevens benadrukt dat het onderwerp positieve sportcultuur niet nieuw is. “Er wordt de laatste tijd veel nagedacht over een herziening van het sportstelsel, een transitie in de sport, maar we moeten niet net doen alsof we op nul beginnen. Er is geen tabula rasa. Er zijn de afgelopen jaren al veel stappen gezet. We zijn al in de jaren negentig begonnen met de transitie toen het Ministerie van VWS kwam met het Actieplan Waarden en Normen in de Sport (WNS); in de jaren negentig kwamen de eerste zaken van grensoverschrijdend gedrag in het judo aan het licht; in 2003 werd ISR (Intituut Sportrechtspraak) opgericht en kwam er een eerste Code Goed Sportbestuur; we hebben de oprichting van CVSN (Centrum Veilige Sport Nederland) gehad; de Commissie De Vries (seksuele intimidatie) en de commissie Olfers (grensoverschrijdend gedrag in het turnen). Transitie wordt vaak gezien als iets radicaals en daar schrikken mensen van, maar er is al veel gebeurd waar we op kunnen voortbouwen. Zo’n transitie duurt wel dertig jaar. We zijn zeker nog niet bij het gewenste eindpunt, dat laten dappere getuigenissen van sporters zien, maar we zijn onderweg.”
Excessen
Stevens wil dat het normaler wordt om te spreken over excessen en misstanden op sportverenigingen. “Met het Deelakkoord Positieve Sportcultuur is er veel aandacht gekomen voor de pedagogische kant. De nadruk lag op de mooie effecten van de sport en het sportplezier van de jeugd, maar je moet de schaduwkant van sport niet uit het oog verliezen. Vroeger had je het programma Veilig Sportklimaat. Daarbinnen was er meer ruimte om ook over zaken als veiligheid en excessen te praten. Het moet op de sportverenging normaal worden om met de leden over deze schaduwkanten van sport te spreken. Daarmee creëer je een gedeelde verantwoordelijkheid om naar elkaar om te kijken en ervoor te zorgen dat iedereen zich thuis voelt op de club.”
Voor hun digitale boek over positieve sportcultuur spraken Stevens en Steenbergen met een aantal deskundigen, van wie een aantal ook meeschreef aan het boek. Hiermee hopen de auteurs een direct en praktisch toepasbaar boek te hebben geschreven. “Uiteindelijk moet er binnen de verenigingen iets mee gebeuren, maar ook in de ondersteuningsstructuur.” Samenwerking en balans tussen die partijen is de rode draad, zoals ook blijkt uit het slothoofdstuk waarin Stevens en Steenbergen schrijven dat ‘het bevorderen van een positieve sportcultuur op sportverenigingen laveren is tussen twee uitersten: enerzijds volledig vertrouwen op de zelforganisatie van sportverenigingen en anderzijds als externe partijen – bijvoorbeeld sportbonden en gemeenten - te dicht op een vereniging zitten en veranderingen eisen.’
Voor meer informatie: ‘Samenwerking, dialoog en zelforganisatie als kiemen van een positieve sportcultuur’
“Uiteindelijk moet er binnen de verenigingen iets mee gebeuren, maar ook in de ondersteuningsstructuur”