door: Leo Aquina | 21 april 2022
Na een lange loopbaan waarin hij invulling gaf aan sportbeleid op diverse terreinen, ging Ary Hordijk dit jaar met pensioen. De laatste tien jaar werkte hij bij NOC*NSF, onder meer als programmamanager Veilig Sportklimaat. Tussen 2000 en 2009 was Hordijk hoofd van de afdeling sport in de gemeente Utrecht, waar hij samen met de wethouders Hans Spekman en later Harm Janssen “sport onderdeel heeft laten worden van het sociale weefsel van de stad”. Samen met Hordijk blikt Sport Knowhow XL terug op de twee belangrijkste thema’s waar Hordijk zich de afgelopen twintig jaar mee bezighield: lokaal sportbeleid en veilig sportklimaat.
Ary Hordijk begon zijn loopbaan in de jaren tachtig als projectmanager stadsvernieuwing in Utrecht. Na een aantal jaar werkzaam te zijn geweest als consultant, keerde hij daar in 2000 terug als hoofd sport. Hordijk: “Ik ben een echte sportfanaat en ik werkte als consultant aan een opdracht bij de gemeente toen die vacature kwam. Ik had als projectmanager stadsvernieuwing al een behoorlijke staat van dienst bij de gemeente en als hoofd sport kon ik mijn passie voor sport en mijn professionele expertise prachtig combineren.”
Een van de grote projecten die Hordijk vanaf 2000 bij Utrecht op zijn bureau kreeg, was de invulling en inrichting van sport in Leidsche Rijn. Met de aandacht voor sport bij de inrichting van de nieuwe stadswijk was Utrecht in Hordijks ogen een voorloper in Nederland: “In de jaren tachtig was er in lokale plannen voor ruimtelijke ordening nauwelijks gelijkwaardige ruimte voor sport. Dat werd veelal verplaatst naar locaties buiten de ring en daar ging bijna niemand destijds tegenin. Met wethouder Hans Spekman en later Harm Janssen was dat anders. Zij hadden een visie op sport in de stad en in de wijk, maar ook op het belang van topsport als vliegwiel voor de breedtesport.”
Verbinding
Sport was een ondergeschoven kindje als het ging om ruimtelijke ordening. “Door planologen en mensen van de financiële kant werd sport gezien als 'duur' en sportaccommodaties werden in veel plannen kind van de rekening. Spekman en Janssen lieten zien dat sport onbetaalbaar veel waarde teruggeeft aan de stad. Dat je zelfs met sport voor een dubbeltje op de eerste rij zit. Het is een van de weinige sectoren waarin mensen van allerlei rangen en standen en allerlei verschillende milieus bij elkaar komen. Die verbinding, dat is de kracht van sport. We hebben in Utrecht heel hard moeten werken om dat neer te zetten.”
"Een sportakkoord is maatwerk, je moet niet van bovenaf opleggen wat er lokaal moet gebeuren, maar het van onderop laten groeien"
Hordijk zocht als hoofd sport de verbinding met andere beleidsterreinen. “Als projectmanager stadsvernieuwing was ik gewend met alle belanghebbenden om de tafel te gaan. Daar heb ik geleerd verbinding te zoeken en dat heeft mij later als hoofd sport enorm geholpen. We zijn er in Leidsche Rijn in geslaagd sport op cruciale en centrale plekken neer te zetten, samen met onderwijs en cultuur. Er zijn multifunctionele accommodaties met gezamenlijke programmering, beheer en exploitatie. In Leidsche Rijn was het pionieren. Later is het in de rest van de stad overgenomen en inmiddels is het bijna overal de standaard. Toch is het niet vanzelfsprekend. Sport is een sector die uit zichzelf niet altijd makkelijk de verbinding zoekt met andere domeinen, terwijl dat juist zoveel kansen biedt.”
Sportakkoorden
Met het Nationale Sportakkoord en de daaruit voortvloeiende lokale sportakkoorden wordt de sport welhaast gedwongen die verbinding wel op te zoeken. Hordijk, die als sportformateur mede invulling gaf aan de sportakkoorden in de gemeenten Utrecht en Apeldoorn, juicht dat toe: “Ik vind het heel knap dat het ministerie van VWS het vertrouwen durfde te geven aan de sportwereld en andere belanghebbenden – van zorg en cultuur tot het bedrijfsleven – om die samenwerking te zoeken. Een sportakkoord is maatwerk, je moet niet van bovenaf opleggen wat er lokaal moet gebeuren, maar het van onderop laten groeien. De uitnodiging om lokaal samen te werken in de sportakkoorden leidt ertoe dat de partijen die verantwoordelijkheid ook lokaal nemen.”
Jan Janssens, die ook op diverse plekken als sportformateur werkzaam was, vreest voor een verschil tussen ‘papier en daadwerkelijke realisatie’ als het gaat om de sportakkoorden. Hoe kijkt Hordijk daar tegenaan? “Dat verschilt per lokale situatie en ik denk dat het vooral afhangt van de opstelling van de gemeente. Als de gemeente zichzelf in het sportakkoord ziet als gelijkwaardige partner, dan gaat het goed en dan zullen alle partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Daarvoor moet een gemeente de regie gelijkwaardig delen en het budget ook uit handen durven geven. Dat is voor veel gemeenten niet altijd even gemakkelijk omdat het buiten hun systeemwerkelijkheid valt. Toch moeten gemeenten het aandurven want dan hebben alle partijen zelf zeggenschap en zal er meer van de grond komen.”
Veilig sportklimaat
Na zijn periode als hoofd sport bij de gemeente Utrecht, ging Hordijk in 2012 aan de slag als Programmamanager Veilig Sportklimaat bij NOC*NSF. “Mijn verantwoordelijkheid was vooral (het tegengaan van) de verruwing in de sport. De voetbalbond, de hockeybond en NOC*NSF waren in 2010 naar VWS toegestapt met de boodschap dat het uit de hand dreigde te lopen op de sportvelden. Daar kwam destijds het programma Veilig Sportklimaat uit voort. Het begon met het creëren van bewustwording dat een veilig sportklimaat niet vanzelfsprekend, maar dat daar volop aan gewerkt moet worden en dat het nooit af is. De samenleving is continu in ontwikkeling en dat landt ook altijd weer op de sportclub. Met de gewelddadige dood van grensrechter Richard Nieuwenhuizen (bij een vechtpartij op een amateurveld, red.) kreeg het gevoel van urgentie eind 2012 in de sportwereld een enorme boost.”
"Je wil niemand uitsluiten, maar verenigen kan er onbewust wel toe leiden dat je mensen uitsluit: de inclusieparadox"
Preventie effectiever dan repressie
Hordijk kijkt met tevredenheid terug op het programma: “We hebben er zeven jaar met een gedreven projectteam en veel sportbonden gezamenlijk hard aan gewerkt en in 2019 heeft het een vervolg gekregen met de Richtlijn Positieve Sportcultuur. Een belangrijk thema van het Veilig Sportklimaat is het centraal stellen van sportplezier. Vanuit NOC*NSF leidde dat wel eens tot spanning met VWS, want zij legden de nadruk op repressie en wij wilden de bestuurders vooral meenemen richting de preventieve kant en dat is best complex. Bestuurders, trainers en officials hebben een belangrijke voorbeeldrol en daar willen zij ook zeker op acteren als ze daar goede hulpmiddelen voor krijgen."
Hordijk sluit af met een positieve boodschap: “Diversiteit en inclusie zijn belangrijke onderwerpen. Je wil niemand uitsluiten, maar verenigen kan er onbewust wel toe leiden dat je mensen uitsluit: de inclusieparadox. Je creëert onbewust een hekje. Hoe ben je daar scherp en hoe ga je daarmee om? Hoe zorg je toch voor diversiteit, inclusie en een veilige sportomgeving? Daar werken we hard aan en ik ben ervan overtuigd dat de sportclub aantrekkelijker wordt voor mensen om zich als vrijwilliger in te gaan zetten als dat hoog op de agenda staat.”
Het thema diversiteit en inclusie blijft Hordijk bezighouden. Als zzp-er begeleidt hij een aantal bonden met het opstellen van plannen van aanpak op dat gebied, maar hij geniet ook van zijn vrije tijd. “Ik ga de komende maanden kijken wat ik leuk vind, misschien in een bestuurlijke rol in de sport, maar het kan ook in andere sectoren zijn. Ik heb mij naar aanleiding van de oorlog in Oekraïne bijvoorbeeld aangemeld als vrijwillige taalcoach bij Vluchtelingenwerk Nederland. Ik laat het voorlopig nog lekker op mij af komen en daarbij maak ik uiteraard ook voldoende tijd vrij om zelf te blijven sporten, bijvoorbeeld op de racefiets, op de sportschool en achter het schaakbord.”
"Ik maak uiteraard voldoende tijd vrij om zelf te blijven sporten, bijvoorbeeld op de racefiets, op de sportschool en achter het schaakbord"