door: Bas Kammenga | 18 november 2021
Een ‘white paper’ zal begin 2022 het resultaat zijn van een onderzoek naar clubondersteuning in Nederland. Doel van het onderzoek - dat momenteel plaatsvindt - is om clubondersteuning effectiever en efficiënter in te richten. Hoe samenwerkende partijen dat doen, wordt vooral aan de betrokkenen overgelaten. Wel zullen goede voorbeelden en enkele ‘do’s en don’ts’ worden gedeeld in het rapport.
Sjors Brouwer begint zijn verhaal met de aanleiding van het onderzoek: “In 2016 was er in de Metaal Kathedraal in Utrecht een congres over verenigingsondersteuning. Tijdens dat congres kwamen we erachter dat we met veel verschillende partijen, mensen en financieringsstromen diverse projecten en programma’s draaien. Allemaal met hetzelfde doel om de clubs te helpen. Voor mijzelf en alle aanwezigen werd het toen wel helder, dat het een grote jungle was geworden.”
Ruim een jaar geleden, in augustus 2020, kwamen de strategische partners VWS, VSG, NOC*NSF, NL Actief, Sportkracht12 en het Sport Professional Netwerk bij elkaar, werd de ‘jungle’ onderkend en voelden de partijen zich geroepen een oplossing te bedenken. De handen werden ineen geslagen en in het najaar van 2020 is een manifest ondertekend. Daarna is de voorbereiding voor het onderzoek gestart.
Projectteam
Brouwer is drie dagen in de week werkzaam bij de KNVB, maar vertolkt de rol van trekker in het projectteam als onafhankelijke ‘liefhebber van clubs’. Het team bestaat verder uit Job van Eunen (tevens adviseur lokale sport), Martijn Blok (ook adviseur lokale sport en werkzaam bij Rotterdam Sportsupport) en backoffice-ondersteuning van programmamanager Coen van den Bemt van NOC*NSF alsook Ruud Hekker en Youri Geurds. Berend Rubingh (Back2Basics) is als ‘eminence grise’ uit de sportwereld gevraagd om uitvoering aan het onderzoek te geven.
"Clubs vormen de kurk waarop de samenleving drijft na het steeds verder afbrokkelen van andere instituten, die aan waarden- en normenoverdracht deden”
Sjors Brouwer vertelt over zijn band met sportverenigingen: “Ik gebruik over het algemeen liever de term clubs, omdat er steeds meer vormen zijn dan alleen de ‘traditionele’ verenigingen. De clubs vertegenwoordigen veel mooie verhalen en hebben een grote maatschappelijke waarde. De jeugd maakt er vrienden voor het leven en krijgt sociale vaardigheden, waarden en normen mee. Mensen leren zichzelf er kennen en ik vind dan ook dat we die clubs moeten koesteren. Het is de kurk waarop de samenleving drijft na het steeds verder afbrokkelen van andere instituten, die aan waarden- en normenoverdracht deden.”
Uitdagingen
Om duidelijk te maken wat clubondersteuning precies is, geeft Brouwer een schets van de uitdagingen waarmee clubs heden ten dage te maken krijgen. “De twee grootste uitdagingen zijn het vergroten van betrokkenheid bij de club en de financiën. Met die inkomsten zullen clubs vooral zelf hard aan de slag moeten. Waar wij denken de winst te kunnen boeken is het ondersteunen bij de eerste uitdaging. Er is echter een veelvormigheid van clubs en daardoor is maatwerk bij ondersteuning noodzakelijk. Daar is niet een standaardoplossing voor mogelijk, het vraagt vaardigheden en ‘soft skills’.”
“Wat er echt nodig is wordt vaak pas duidelijk gedurende een ondersteuningsproces, wanneer vertrouwen is gewekt en relaties zijn ontstaan. Dat betekent dat we goed moeten worden in die vaardigheden en het geven van maatwerk. Dat is veel meer het begeleiden van een proces tot zelfredzaamheid - met als doel de hele club verenigd te houden - dan een kant-en-klaar advies geven. Daarbij is het de kunst een zo duurzaam mogelijk effect te realiseren om de continuïteit van de club te garanderen.”
Tegen de achtergrond van de ‘jungle’ is het doel van het onderzoek om clubondersteuners te helpen een zo goed mogelijke dienstverlenende rol te spelen
“Een grote reden van afhaken van jeugd of sporters is de sfeer in een team of de club,” vult Brouwer aan. “Daarom is er ook behoefte aan het opleiden, begeleiden en ontwikkelen van het technische kader binnen clubs. Om te zorgen dat er een positieve sportcultuur heerst, dat iedereen op een fijne manier kan sporten en bewegen en de club voldoet aan diverse integriteitsvraagstukken.”
Onderzoek
Tegen de achtergrond van de ‘jungle’ is het doel van het onderzoek om clubondersteuners te helpen een zo goed mogelijke dienstverlenende rol te spelen. “Het is daarin zaak effectief te zijn en de kwaliteit te bewaken van de mensen die naar clubs toegaan. Ook is meer samenwerking en afstemming tussen alle aanbieders nodig om efficiënter te werk gaan. Daarmee zijn de hoofddoelen benoemd,” aldus Brouwer. “We willen enerzijds een ‘foto’ maken van hoe het nu is en daarvoor belegt Berend Rubingh een twintigtal ophaalsessies met uitvoerders van clubondersteuners in het land. Daar haalt hij op hoe de werkwijze is en welke beelden en ideeën er leven hoe het beter kan. Op die manier leren we veel van goede voorbeelden.”
“Aan de andere kant zijn er zogenaamde visiesessies met beleidsmakers, managers en directeuren van gemeenten, sportbonden. Daar wordt de vraag gesteld hoe de samenwerking beter kan worden georganiseerd en hoe men aankijkt tegen de clubondersteuning. In deze sessies voeren we het gesprek met honderden betrokkenen vanuit sportbonden, lokale en provinciale sportserviceorganisaties, sportbedrijven, gemeenten en een netwerk van sportprofessionals. Verder zijn er uiteraard sessies met sportclubs zelf en volgt er nog een ‘expertsessie’. In totaal zijn er sinds eind september tot begin december zo’n veertig bijeenkomsten, waar inmiddels al enkele honderden aan hebben deelgenomen. We lopen inmiddels tegen het eind van de reeks, maar wie alsnog belangstelling heeft om een sessie bij te wonen, kan zich melden bij Youri Geurds van NOC*NSF via youri.geurds@nocnsf.nl.
"Betrokken partijen weten elkaar en de clubs nu beter te vinden en gaan op zoek naar hoe het nog beter te organiseren is"
Ervaringen
Begin 2022 wordt een samenvatting en bloemlezing uit de bijeenkomsten gepresenteerd in de vorm van een ‘white paper’. Daarin komen ook suggesties voor de volgende stappen die genomen kunnen worden voor beide onderzoeksgebieden dan bij elkaar. “Er is al een aantal regio’s in Nederland heel concreet aan het verkennen hoe er beter samengewerkt kan worden en het makkelijker voor de clubs kan worden georganiseerd. Ook die praktijkervaringen kunnen al we meenemen.”
“Enerzijds hebben we zelf zaken aangejaagd en partijen bij elkaar gebracht, maar ook door de lokale bijeenkomsten ontstaat er meteen energie. Het probleem werd al jaren herkend, maar er werd nog niks aan gedaan. Nu zien we heel veel nieuwe initiatieven en mensen die er zelf achter komen dat dingen beter en anders kunnen. Lokaal is de praktijk overal net een beetje anders. Wel houden wij de afstemming en de rode draad in de gaten. Betrokken partijen weten elkaar en de clubs nu beter te vinden en gaan op zoek naar hoe het nog beter te organiseren is. In het belang van de clubs uiteraard.”
“Bij de sportakkoorden die de afgelopen jaren werden gesloten, ging het erom te zorgen dat de clubs, maatschappelijke middenveldorganisaties en gemeenten elkaar vonden in het samen maken van sportbeleid. Wij organiseren nu mede het proces aan de achterkant. Er is veel mogelijk bij de uitvoering van sportbeleid en sportclubs. Er is een niveau van ‘vakvolwassenheid’ dat we ons beroep tekort doen als we niet samenwerken in het belang van de clubs.”
Borging
Er komt geen blauwdruk, handleiding of masterplan met een generieke oplossing. “Wij geloven in een iteratief proces en willen aansluiten en uitvergroten waar het goed gaat,” benadrukt Brouwer. “Er zijn vele eigenaren en wij helpen soms bij het aanjagen en delen van initiatieven. Her en der is er wat begeleiding nodig, maar als het bewustzijn maar op genoeg plekken aanwezig is, is dat de aanloop naar borging. Lokaal komt dat tot uiting in concrete afspraken tussen de verschillende partijen en eventueel gewijzigde structuren.”
Tot slot van zijn verhaal doet Brouwer een beroep op alle strategische partners en de hele sportsector om ‘elkaar te blijven vasthouden’ in alle mogelijk opzichten. “Als gehele sector moet je ervoor zorgen dat je je zaken op orde hebt en samen optrekt. Een volgende stap is nog meer kwaliteitsdenken en die kwaliteit vervolgens transparant maken. Hier nu op investeren, bereidt ons als sector voor om werk te kunnen maken van de aanbevelingen van de Nederlandse Sportraad. En dat is van groot belang voor de toekomst van de sport in ons land.”
Voor meer informatie: youri.geurds@nocnsf.nl