door: Leo Aquina | 17 december 2020
Telerevalidatie, sinds de intrede van corona-lockdowns kijkt niemand verbaasd op van dat woord, maar voor die tijd was Aernout Snoek er ook al druk mee bezig. De sportarts promoveerde onlangs op onderzoek naar thuisrevalidatie van hartpatiënten. Daaruit bleek dat deze telehartrevalidatie een grote groep mensen die normaal niet aan hartrevalidatie zouden beginnen, over de drempel heen kan helpen om dit wel te doen. Een belangrijke constatering, aldus Snoek, want: “Aan hartrevalidatie doet gemiddeld maar de helft van het aantal patiënten mee dat er volgens de richtlijn recht op heeft, terwijl het heel effectief is. Het leidt onder meer tot dertig procent sterftereductie, twintig procent minder ziekenhuisopname en een betere kwaliteit van leven voor de deelnemers.”
Aernout Snoek doet al sinds 2014 onderzoek naar hartrevalidatie in Zwolle, waar hij in 2012 de opleiding tot sportarts voltooide. In eerdere onderzoeken richtte hij zich op de intensiteit van training bij hartrevalidatie en op de verschillende doelen die patiënten kunnen hebben bij hartrevalidatie. Voor zijn promotieonderzoek had hij een ambitieuze doelstelling: “Mijn ideaal als sportarts was een ideaal beweegrecept voor revaliderende hartpatiënten neerzetten. Ik wilde op basis van onderzoek een persoonlijk beweegplan voor patiënten kunnen maken. Hoe vaak ze moesten bewegen, hoe intensief en in welke vorm.”
Bewegen vs. beweegplan
Iets doen belangrijker dan het juiste doen
In zijn promotieonderzoek draaide het voor Snoek in eerste instantie vooral om het bewegen zelf en in mindere mate om een specifiek beweegplan: “Ik heb de ambitie om een beweegplan te maken nog steeds, maar gaandeweg ben ik er meer van overtuigd geraakt dat het in de eerste plaats überhaupt om bewegen gaat en daarna pas over de juiste vorm. Iets doen is belangrijker dan het juiste doen. Meer dan de helft van de Nederlanders haalt de norm voor gezond bewegen niet en bij bewegen geldt simpelweg: hoe meer, hoe beter.”
In Europa is bijna de helft van alle sterfgevallen te wijten aan hart- en vaatziekten. Hoewel bewegen een enorme preventieve werking kan hebben als het om deze aandoeningen gaat, kan bewegen ook bij patiënten die met een hartaandoening in het ziekenhuis terechtkomen een groot verschil maken. Snoek: “Na de acute behandeling in het ziekenhuis kan door middel van hartrevalidatie een afname van rond de 35-40 procent worden bewerkstelligd in sterfte, hartinfarcten en CVA’s (cerebrovasculaire aandoeningen, red.). Probleem is echter dat een groot deel van de patiënten die in aanmerking komt voor hartrevalidatie, dat in de praktijk niet doet, hetzij uit angst, hetzij omdat de afstand tot het revalidatiecentrum groot is en vervoer een te grote drempel vormt.”
“De gemiddelde cardioloog is iets meer geïnteresseerd in het hart en als sportarts ben ik net iets meer geïnteresseerd in beweging”
Niet voor iedereen
Voor de groep met angst om (intensief) te bewegen na een acute hartaandoening, is thuisrevalidatie niet de meest geschikte optie. Snoek: “Bij intensieve training is het prettig als er iemand bij is om het te begeleiden. Je mag als hartpatiënt best hard trainen, maar het is belangrijk om mensen daar ook zelfvertrouwen bij te geven.” Voor de mensen bij wie de afstand en het reizen een probleem is, biedt thuisrevalidatie wel uitkomst. Snoek: “Van een groep die normaal gesproken niet meedoet met normale hartrevalidatie hebben we kunnen aantonen dat die met telehartrevalidatie fitter worden, betere bloedsuikerwaardes hebben en uiteindelijk ook meer bewegen.”
Wat houdt die telerevalidatie precies in? Snoek: “De term telerevalidatie is heel breed. Mijn studie ging alleen over bewegen bij hartrevalidatie, maar je kunt ook denken aan psychologische begeleiding of bijvoorbeeld het instellen van medicatie. In ons onderzoek bestond de telerevalidatie vooral uit telefonisch contact, tegenwoordig gebeurt het ook met berichten. Daarnaast deden we hartslagmetingen op afstand en hadden we een beweegmeter om te kunnen zien hoeveel minuten per dag de patiënten bewogen.”
Toegevoegde waarde sportarts
Snoek deed zijn onderzoek in samenwerking met cardiologen en had als sportarts een specifieke toegevoegde waarde. “De gemiddelde cardioloog is iets meer geïnteresseerd in het hart en als sportarts ben ik net iets meer geïnteresseerd in beweging”, vertelt hij. “Ik ben als sportarts ook verbonden aan de Jumbo-Visma schaatsploeg. Topsport is natuurlijk iets anders dan hartrevalidatie. Motivatie is een groot verschil. In het ene geval gaat het om de exacte dosis van training en rust en in het andere geval gaat het er vaak meer om iemand überhaupt in beweging te krijgen. Maar ook bij hartpatiënten zijn mensen die graag willen sporten en bewegen. Dan maakt het een groot verschil dat je daar als sportarts ook inzicht in hebt.” Toch is het niet de groep patiënten die graag wil bewegen, maar juist de groep die normaal gesproken niet meedoet met revalidatie waar de echte winst te behalen valt.
Snoek was al klaar met zijn onderzoek toen de eerste corona-lockdown zich aandiende in maart. De opgedane expertise met telerevalidatie bleek opeens gewild. “Mijn co-promoter Dr. De Kluiver is al heel lang voorloper in de digitale revolutie in de gezondheidszorg. Hij ziet naast de stenen van het ziekenhuis wat er nog allemaal meer mogelijk is. Toen de wereld vanwege corona op slot ging, klopten vele revalidatiecentra bovendien bij ons aan voor expertise over telerevalidatie. Het is een alternatief als je niet naar het ziekenhuis kunt, maar aan de andere kant denk ik niet dat het voor iedereen geschikt is. Als je echt intensief wil revalideren, werkt het beter als er iemand bij het trainen aanwezig is om te stimuleren en vertrouwen te geven. Ook voor beweegangstreductie is telerevalidatie initieel niet de beste optie”
Voor meer informatie: promotie sportarts Aernout Snoek