Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

Een breed motorische ontwikkeling als sleutel tot een leven lang plezier in sport en bewegen

4 bonden zorgen voor meer kennis over breed motorische ontwikkeling
In het project BMO Vaardige Generatie werken vier sportbonden samen: KNHB, KNGU, KNVB en Nevobo. Via dit project zorgen de bonden ervoor dat er meer kennis komt over BMO (Breed motorische ontwikkeling) en alle sportbonden geholpen worden met het doorontwikkelen van hun programma’s en trainers. Onderstaand artikel is een eigen productie van het projectteam.

De hockeybond, voetbalbond, volleybalbond en gymnastiekunie bundelen samen hun krachten om kinderen tot 12 jaar een breder motorisch beweegaanbod aan te gaan bieden. Door de handen ineen te slaan, hopen de vier bonden bij te dragen aan het stoppen van de ‘neerwaartse spiraal’ en kinderen weer meer en veelzijdiger te laten bewegen.

Tijgeren en rollen over het veld, springen en klauteren over een obstakel of gewoon even lekker een balletje schoppen, gooien of vangen: als het aan de hockeybond (KNHB), de volleybalbond (Nevobo), de voetbalbond (KNVB) en de gymnastiekunie (KNGU) ligt, is dat hoe trainingen voor de allerjongste jeugd er in de toekomst uit gaan zien op hun verenigingen. Samen ontwikkelden de vier bonden een plan om kinderen van 2 tot 12 jaar breder motorisch te ontwikkelen. De focus ligt daarbij niet op één sport, maar juist op een brede ontwikkeling vanuit meerdere sporten. Want, zo zeggen de vier bonden, kinderen zouden daardoor meer plezier ervaren, zich beter en breder ontwikkelen en een goede basis voor een leven lang sporten en bewegen leggen.

BMO-voetbal“Uiteindelijk gaat het erom dat kinderen zoveel plezier in bewegen krijgen en houden zodat ze het een leven lang willen blijven doen”, zegt Jorg van der Breggen, hoofd voetbalontwikkeling bij de KNVB. “En om dat te bereiken is het belangrijk dat kinderen zich – zeker in hun eerste twaalf levensjaren – breed motorisch ontwikkelen. Daar ligt een belangrijke taak voor ons allen: voor de georganiseerde sport, het onderwijs, de BSO’s, maar ook bij de ouders of verzorgers. Samen moeten we omgevingen inrichten waarmee we kinderen stimuleren en uitdagen om meer en gevarieerder te bewegen. Als voetbalbond dragen we daar dus graag ons steentje aan bij door onder andere ons trainingsaanbod meer breed motorisch te maken en verenigingen en trainers te stimuleren om dit in extra trainingen ook aan te bieden. In het voetballen zitten al veel grondmotorische vaardigheden ingesloten. Door dit in verschillende vormen meer te accentueren en het tegelijkertijd dichtbij het voetbalspel te houden, slaan we twee vliegen in één klap. Kinderen leren met plezier beter voetballen én bewegen.”

"Meerdere onderzoeken hebben inmiddels echter aangetoond dat kinderen juist veel baat hebben bij een breed motorisch beweegaanbod in hun jonge jaren"

De krachten bundelen
Bewegingswetenschapper Martine Hoofwijk spreekt van ‘een doorbraak’, nu vier grote sportbonden zich gezamenlijk inzetten voor een breed motorisch beweegaanbod. Hoofwijk vormt als projectleider de spil in het samenwerkingsverband van de vier genoemde bonden. Samen concluderen zij dat kinderen in Nederland steeds minder bewegen en daardoor minder motorisch vaardig zijn, waardoor ze ook op latere leeftijd minder blijven bewegen. Die neerwaartse spiraal, hopen ze nu gezamenlijk een halt toe te roepen.

hockey2

“Van oudsher zijn sportbonden geneigd om hun oefenstof voornamelijk te richten op hun eigen sport”, zegt Hoofwijk. “Heel zwart-wit gezegd: kinderen hockeyen op een hockeyvereniging en voetballen op een voetbalvereniging. Meerdere onderzoeken hebben inmiddels echter aangetoond dat kinderen juist veel baat hebben bij een breed motorisch beweegaanbod in hun jonge jaren. Dat is namelijk de fase waarin de motoriek zich het meest ontwikkelt. Gelukkig komt er ook in de sport steeds meer aandacht voor de positieve effecten van veelzijdig ontwikkelen. Toch zien we op sportverenigingen nog te vaak dat jonge kinderen oefeningen doen die bij de sport horen waar ze ook op zitten. Dat vier grote sportbonden nu het voortouw nemen om dat te veranderen - door meer in te gaan zetten op breed motorische oefenvormen - is dus fantastisch.”

Hoofwijk hoopt dan ook dat andere sportbonden het goede voorbeeld snel zullen volgen. “De gymnastiekunie en de voetbal-, hockey- en volleybalbond herbergen samen ongeveer zestig procent van de sportende kinderen in deze leeftijdscategorie”, stelt Hoofwijk. “Dat deze vier bonden de handen ineenslaan en fundamentele veranderingen gaan doorvoeren, gaat dus al echt veel impact maken. Tegelijkertijd proberen we ook zoveel mogelijk andere sportbonden te betrekken in dit traject. En we merken aan de interesse die er nu al is dat zij daar ook voor openstaan. Iedereen ziet de meerwaarde van een breed motorische ontwikkeling. Nu is het zaak om samen de krachten te bundelen en elkaar te helpen.”

"Bij onze gymnastieksporten is veelzijdig bewegen altijd al belangrijk geweest. Het ligt dicht bij onze aard. Die kennis delen we dus graag met de andere bonden”

Het nijntje Beweegdiploma
Kinderen melden zich soms al op erg jonge leeftijd al aan bij een sportvereniging. Omdat kinderen juist in deze levensfase veel bewegingsvaardigheden kunnen leren, ontwikkelde de gymnastiekunie speciaal voor deze jonge doelgroep (kinderen van 2 t/m 5 jaar) het nijntje Beweegdiploma. “Het nijntje Beweegdiploma is een serie van beweeglessen waarin kinderen op een speelse wijze alle essentiële basisvormen van bewegen leren”, vertelt Manon Crijns van de KNGU. “Dit faciliteren we nu al voor onze eigen verenigingen, maar het zou heel mooi zijn als alle kinderen op termijn het nijntje Beweegdiploma kunnen halen en daarmee breed motorische vaardigheden opdoen. Bij onze gymnastieksporten is veelzijdig bewegen altijd al belangrijk geweest. Het ligt dicht bij onze aard. Die kennis delen we dus graag met de andere bonden.”

BMO-nijntjeEén van de uitgangspunten van de samenwerking is dan ook dat de voetbal-, hockey- en volleybalbond het nijntje Beweegdiploma gaan omarmen en promoten bij al hun jeugdsporters onder de vijf jaar. Zij hopen dat andere bonden hun voorbeeld zullen volgen.

“Wat ik mooi en uniek aan dit project vind is dat we gezamenlijk de keuze hebben gemaakt om nijntje als programma voor kinderen onder de vijf jaar te positioneren en daar geen andere bondsprogramma’s tegenover te zetten”, zegt Peter van Tarel van de Nevobo. “En dat we niet meer kijken naar het individuele belang van één sportbond, maar naar het belang van het sportende kind. Niet sportspecifiek, maar sportgeneriek dus. Dat is ook waar breed motorische ontwikkeling voor staat.”

Eigen sausje
Voor de iets oudere kinderen (vanaf 5 jaar) wordt ingezet op een breed motorisch programma dat past bij de sport. “Voor ons betekent dat dus dat we breed motorische oefenvormen gaan ontwikkelen met een eigen volleybalsausje”, legt Van Tarel uit. “Kinderen kiezen niet voor niets voor onze sport, dus we zullen het thema volleybal wel terug laten komen in onze oefeningen. Bij een kruipoefening kunnen we kinderen bijvoorbeeld onder een volleybalnet laten doorkruipen. En bij een werpoefening kunnen we ze een bal over het net laten gooien. Zo versterken we de reeds aanwezige breed motorische elementen in onze sport en geven we waar nodig meer aandacht aan vaardigheden die niet vanzelfsprekend in onze sport terugkomen.”

"Via de sportbonden willen we de verenigingen en hun professionals bereiken, want daar zal het uiteindelijk allemaal moeten gebeuren"

Dat breed motorische oefenvormen voor elke sport een ‘eigen sausje’ kunnen hebben, betekent echter niet dat iedereen het wiel zelf uit hoeft te vinden. Integendeel. Voor sportbonden of -verenigingen die graag aan de slag gaan met hun breed motorische programma is een digitale ‘kaartenbak’ beschikbaar gemaakt op HetBeweegspel.nl. Deze staat vol met oefenstof voor alle vaardigheden. “Hiermee kan een normaal programma dus makkelijk omgetoverd worden tot een BMO-proof programma”, legt Hoofwijk uit. “Ondertussen zijn we ook bezig met het ontwikkelen van een meetlat waarmee bonden zelf kunnen meten hoe breed motorisch hun programma op dat moment is en hoe ze dat kunnen verbeteren. Via de sportbonden willen we de verenigingen en hun professionals bereiken, want daar zal het uiteindelijk allemaal moeten gebeuren. Zij staan iedere week met de kinderen op het veld.”

BMO-spelenVolgens Yvette van de Graaf van de KNHB valt daar dan ook de meeste winst te behalen. “Als bond kun je helpen in het ontwikkelen van oefenprogramma’s, maar de verenigingen zullen het uiteindelijk moeten doen” stelt Van de Graaf. “We zullen hen dus moeten meenemen in het proces en duidelijk moeten maken hoe belangrijk een breed motorisch beweegaanbod is. Ook de ouders van kinderen zijn daar een belangrijke schakel in. Het is belangrijk dat verenigingen aan ouders kunnen uitleggen waarom hun kind niet continu met de hockeystick in de hand staat. Als dat zou lukken – dat clubs en ouders gaan begrijpen hoe belangrijk een breed motorisch aanbod is – dan zijn we wat mij betreft geslaagd. Ik ben er namelijk van overtuigd dat kinderen zelf hun sport juist leuker gaan vinden wanneer het aanbod gevarieerder is. En dan zullen ze uiteindelijk hopelijk ook langer blijven bewegen, want dat is waar we het voor doen.”

Voor meer informatie: Martine Hoofwijk, projectmanager BMO Vaardige Generatie (martine.hoofwijk@knhb.nl)

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst