door: Leo Aquina | 30 januari 2020
"Dit is een jong vakgebied en het is van belang dat het academisch wordt verankerd", zegt Hans Tol. De sportarts werd in december 2019 benoemd tot hoogleraar sportgeneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam (Amsterdam UMC-UvA). Tol is na Frank Backx in Utrecht en Hans Zwerver in Groningen de derde hoogleraar sportgeneeskunde in Nederland. Tol, die naast zijn klinisch en wetenschappelijk werk in het AMC als sportarts is gedetacheerd bij Ajax, gaat zich als hoogleraar vooral richten op de behandeling en preventie van pees- en spierblessures. Daarbij zoekt hij nadrukkelijk internationale samenwerking. AmsterdamUMC maakt onderdeel uit van een netwerk van IOC Research Centers.
Hoewel er tot op heden nog geen hoogleraar sportgeneeskunde was aan de UvA, wordt er in het AMC al meer dan 25 jaar sportmedisch onderzoek gedaan. Met de benoeming van Hans Tol tot hoogleraar sportgeneeskunde wil de UvA het vakgebied een stevigere wetenschappelijke basis bieden.
Bezige bij
Tol heeft een lange staat van dienst in de sportgeneeskunde. Hij promoveerde in 2004 aan de UvA, werkte daarna enkele jaren als sportarts in het MC Haaglanden. In 2011 verhuisde Tol naar Qatar om klinisch onderzoek op te zetten in het Aspetar medisch centrum en in 2016 keerde hij terug naar Amsterdam. Gedurende zijn hele loopbaan combineerde Tol klinisch werk als sportarts met wetenschappelijk onderzoek en publicaties in toonaangevende wetenschappelijke tijdschriften zoals The New England Journal of Medicine, JAMA en het British Journal of Sports Medicine. Daarnaast werkte hij onder meer voor ADO Den Haag, de KNVB, Squash Bond Nederlandbond, de Nederlandse Golf Federatie en nationale teams in verschillende sporten.
Als hoogleraar zal Tol zich vooral richten op preventie, betere diagnostiek, betere prognosemodellen en betere therapieën die het herstel kunnen versnellen. "De sporter stelt altijd twee vragen: 'Hoe kan ik zo snel mogelijk fit worden?' En: 'Wanneer ben ik weer fit om te spelen?' Het is belangrijk om onderzoek af te stemmen op de behoeften van de sporter. Er zijn veel subjectieve parameters. In de ideale situatie heb je een testbatterij waar je doorheen moet zodat je aan het eind objectief kan beoordelen hoe lang een traject gaat duren en ook wanneer iemand weer echt wedstrijdfit is. We proberen tests te ontwikkelen om meer objectieve waarden te hebben. Wat we op dit moment bijvoorbeeld ook niet weten, is hoe lang het duurt voordat iemand terug is op zijn oude niveau. Sporters raken relatief vaak snel na een rentree opnieuw geblesseerd."
"Door onze internationale samenwerking kunnen we tien jaar onderzoek zomaar terugbrengen tot twee jaar"
Internationaal
Als IOC-geaccrediteerd Research Center maakt het Amsterdam UMC onderdeel uit van een internationaal onderzoeksnetwerk. Zelf gaat Tol ieder jaar een aantal weken naar Aspetar in Qatar, waar ook drie Amsterdamse promovendi onderzoek doen. Die internationale samenwerking levert veel op. Tol: "We onderzoeken blessures die veel voorkomen en als je daar goed onderzoek naar wil doen, heb je grote aantallen nodig. Door onze internationale samenwerking kunnen we tien jaar onderzoek zomaar terugbrengen tot twee jaar."
Er was veel kritiek op de trainingskampen van Ajax en PSV in Qatar afgelopen winter. Hoe kijkt Tol aan tegen de samenwerking van het Amsterdam UMC met Qatar? "Er is veel expertise in Aspetar, dat net als wij deel uitmaakt van het IOC Research netwerk en wij hebben er als klinisch onderzoekers veel baat bij. Verder wil ik mij niet in de discussie mengen. Ik mis de nuance. Er wordt veel uit zijn verband gerukt."
Poten in klei
Als hoogleraar blijft Tol samen met collega Guus Reurink actief als sportarts bij Ajax. "Om klinisch relevant onderzoek te doen, vind ik het van groot belang om met de poten in de klei te blijven staan", zegt hij. Bij Ajax is hij samen met een collega verantwoordelijk voor de dagelijkse medische zorg van de jeugd tot en met onder 19 jaar en wedstrijden van Jong Ajax.
Als sportarts bij een professionele voetbalclub heb je te maken met de sportieve belangen van de club en de belangen van de patiënt. Hoe gaat Tol om met dat dilemma? "Ik zie het niet als dilemma. Het is ook in het belang van de club dat de speler zo snel mogelijk beter wordt. Natuurlijk is er een grijs gebied en er zijn wel eens fricties. Meestal wordt de beslissing gezamenlijk genomen en daarbij heeft de sportarts een grote adviserende rol. Een van de lastige aspecten in de topsport is het vergrootglas. Als je in een ziekenhuis werkt, staan er geen camera's omheen, maar in een vol stadion kijkt de hele wereld mee. Daar moet je wel mee om kunnen gaan."
Volwassen
De nieuwe hoogleraar is trots op zijn vak. "Sportgeneeskunde is langzaamaan volwassen geworden. Toen ik geneeskunde studeerde kwam je op geen enkele manier in aanraking met sportgeneeskunde. Tegenwoordig maakt het onderdeel uit van het reguliere curriculum. Alle studenten krijgen vier of zes colleges sportgeneeskunde en daarnaast is er een aparte module van drie maanden waarin alle facetten van het vak worden belicht. Daar zitten ook uitstapjes bij naar het nationaal ballet en Ajax. Ik kon daar als student vroeger alleen maar van dromen."
Voor meer informatie: ACES Amsterdam (Academic Center for Evidence-based Sports medicine) en www.hamstringonderzoek.nl