door: Leo Aquina | 29 mei 2019
"We moeten bij topsporters onder de motorkap kijken", zegt Stephen Seiler. De Amerikaanse inspanningsfysioloog geeft op zaterdag 1 juni in Amerongen een masterclass over gepolariseerd trainen. Seiler is ‘vice rector for research and innovation' aan de universiteit van Agder in Kristiansand in Noorwegen. Hij doet al dertig jaar onderzoek naar de effectiviteit van trainingsvormen en werkte samen met topsporters in diverse disciplines, van schaatsen tot roeien en hardlopen. "Zoals innovaties uit de Formule 1 een paar jaar later terugkomen in auto's voor de consumentenmarkt, kunnen amateursporters leren van nieuwe trainingsmethodes in de topsport", zegt hij. Opvallend genoeg is de meest gemaakte fout onder recreatieve sporters volgens Seiler dat zij te intensief trainen.
"De meeste recreatieve sporters, met name wielrenners, gaan iedere training voluit", zegt Seiler. "Dat voelt goed. Als je thuiskomt na een uur of anderhalf uur heb je een voldaan gevoel, maar altijd op deze manier trainen, leidt tot stagnatie. Het is verleidelijk, ik ken het gevoel. Als ik op de racefiets voorbij word gereden, is mijn reflex ook: 'Die gast moet ik inhalen'. Profwielrenners hebben daar geen last van. Als die bezig zijn aan een rustige duurtraining en ze worden voorbijgefietst, laten ze het lekker gaan. Zij hoeven zich niet te bewijzen."
Via intervalsessies werken aan snelheid
Juist de discipline om niet altijd hard te trainen, is belangrijk. Seiler: "Als je bij die heuvel aankomt, moet je dus niet nog eens extra aanzetten terwijl de verleiding daartoe natuurlijk groot is. Als je die discipline eenmaal hebt, kun je in specifieke intervalsessies werken aan snelheid. Je legt de basis in laag-intensieve duurtraining en vervolgens prikkelen we het lichaam in korte zwaardere sessies. We trainen dus ofwel laag-intensief, ofwel hoog-intensief, maar niet er tussenin. Daarom noemen we het gepolariseerd trainen."
Seilers trainingsmethoden voor recreatieve sporters zijn afgeleid van de topsport. Zijn onderzoek naar trainingsmethodes begon enkele decennia geleden met observatie. "We wilden in eerste instantie weten hoe succesvolle atleten trainden", vertelt de onderzoeker. "We zijn daarom heel precies gaan bijhouden wat topsporters deden. In het begin was het al heel wat als we precieze trainingsdata over een maand bij elkaar hadden. Tegenwoordig beschikken we over uitgebreide data gedurende hele carrières."
"Of het nu om skiërs, roeiers, hardlopers of fietsers ging, 75 tot 80 procent van de trainingsarbeid was laag-intensief en die andere 20 procent was juist heel intensief"
Uit de data kwam één ding duidelijk naar voren. Seiler: "Er bleek een vrij universele verdeling te bestaan van trainingsarbeid. Of het nu om skiërs, roeiers, hardlopers of fietsers ging, 75 tot 80 procent van de trainingsarbeid was laag-intensief en die andere 20 procent was juist heel intensief. Zelfs een baanwielrenner die zich voorbereidt op vier minuten inspanning in een ploegenachtervolging traint zo'n 30.000 kilometer per jaar op de weg. Iedereen heeft dat basisniveau aan inhoud nodig."
Uitzondering op de ijsbaan
Schaatsen bleek een uitzondering als het ging om de verdeling van trainingsarbeid. Na de Olympische Spelen van 2002 was Seiler enige tijd als consultant verbonden aan de commerciële schaatsploeg van coach Ingrid Paul, met onder anderen Gretha Smit, Bob de Jong en Stefan Groothuis.
"In het schaatsen werd veel meer aan intervaltraining gedaan", aldus Seiler. "Ik vroeg mij af waarom er in het schaatsen zo anders werd getraind dan in alle andere sporten. Misschien heef het te maken met het regelmatig schoonmaken van het ijs, waardoor er altijd pauzes in de trainingen zitten? Ik heb op basis van ervaringen uit andere sporten voorgesteld het anders aan te pakken. Dat viel niet mee, want het is best moeilijk om tegen een sprinter te zeggen dat hij meer laag-intensieve duurtraining moet doen. Wat hielp was dat ik als wetenschappelijk adviseur van buitenaf bij de ploeg kwam. Van zo iemand wordt meer geaccepteerd van mensen die al jaren in het wereldje zitten."
Tijdens de masterclass in Amerongen mikt Seiler vooral op de recreatieve sporters die zichzelf willen verbeteren
Ander niveau, zelfde fysiologie
Zoals het moeite kostte om topschaatsers te overtuigen hun trainingsmethoden aan te passen, zo kost het ook moeite recreatieve sporters te overtuigen. Seiler: "Eerst is daar de vraag of de trainingsmethoden die werken voor topsporters die fulltime met hun sport bezig zijn ook werken voor mensen zoals jij en ik, die misschien niet meer dan zes uur per week de tijd hebben om te trainen. Het antwoord is 'ja, dat werkt'. Het niveau is anders, maar de fysiologie blijft hetzelfde. Natuurlijk is ieder individu anders, maar er zijn fundamentele richtlijnen die voor iedereen gelden."
Tijdens de masterclass in Amerongen mikt Seiler vooral op de recreatieve sporters die zichzelf willen verbeteren. "Dat kunnen allerlei verschillende mensen zijn, ook age-groupers, mensen in een bepaalde leeftijdscategorie. Ook als je 50+ bent kun je met betere trainingsmethodes betere resultaten halen."
Voor meer informatie: Masterclass Stephen Seiler