door: Lieke Schiphof-Godart | 29 maart 2018
Op vrijdag 23 maart jongstleden vond het jaarlijkse symposium van de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN) plaats. Eén van de sprekers was Peter Hespel van de KU Leuven. De professor in de inspanningsfysiologie begeleidt al jaren Belgische topsporters. Op locatie zoals tijdens de Olympische Spelen in Rio de Janeiro, maar ook in het topsportprestatiecentrum van de Bakala Academy van de KU Leuven. Hij helpt onder andere de Rode Duivels en de wielrenners van Quick-Step met een perfect uitgekiende voorbereiding voor een topprestatie op hoogte of in de hitte. Volgens Hespel is een goede voorbereiding cruciaal voor een topprestatie: “Bedenk van tevoren een drink- en voedingsplan waarvan je weet dat je dat kunt uitvoeren. Improviseer niet, je moet precies weten wat je doet.”
Iedereen rond TeamNL is zich er terdege van bewust: de Spelen van Tokio worden heet. De Nederlandse topsporters zullen zich er zorgvuldig op moeten voorbereiden. Peter Hespel weet er alles van. “In Tokio wordt het inderdaad warm: tussen de 26 graden ’s ochtends vroeg, en 32 graden rond het middaguur. Maar dit worden zeker niet de warmste Spelen ooit. De Spelen in Atlanta waren zowel warmer als vochtiger, en in Peking hadden de sporters naast temperaturen tot 35 graden ook nog smog te verduren. In Mexico in 1986 speelde de grote hoogte waarop die Spelen plaatsvonden een belangrijke rol.”
De ene sporter is de andere niet
De meeste sporters moeten zich goed voorbereiden om een topprestatie in de hitte te kunnen neerzetten. "Maar het maakt nogal wat uit welke sport je beoefent. Voor sporten waarbij snelheid en explosiviteit centraal staat - zoals de sprint in atletiek - geldt dat de prestatie onder warme omstandigheden juist verbetert. Dit is te danken aan een hogere spiertemperatuur en een betere contractiliteit", aldus Hespel. Hij merkt op dat andere sporten - zoals turnen en zwemmen - binnen plaatsvinden, waar de temperatuur met airconditioning veel minder een stoorzender is.
Een atlete als Dafne Schippers traint heel vaak in warmere oorden. Is zij in Tokio in het voordeel? "Jazeker, atleten zoals zij hebben geen extra voorbereiding nodig om een sprintprestatie in een warm land te leveren. Een hoogspringer kan ook prima presteren in de hitte. Maar die moet tussen zijn of haar eerste en laatste sprong soms wel twee uur in de brandende zon op de hete tartan doormaken. Dan moet je dus wel drinken. Maar ook weer niet teveel, want elke gram water moet je ook omhoog springen. Met onze hoogspringers meten we daarom nauwkeurig hoeveel ze zweten, en we bepalen precies hoeveel water ze tijdens een wedstrijd in de hitte mogen drinken”, zegt de hoogleraar inspanningsfysiologie.
Bij een langer durende inspanning, zo vanaf een afstand van vijf kilometer of meer, hebben alle sporters last van een warme omgeving
Last van de hitte
Volgens Hespel wegen bij middellange afstanden de voordelen van een warme omgeving op tegen de nadelen. Toch moeten ook 800- en 1500-meterlopers zich wel optimaal voorbereiden. "Zij gaan niet vlak voor hun wedstrijd in de zon zitten en dragen voorafgaand aan de inspanning een koelvest." Ook raadt Hespel hen aan om in een koudere omgeving, bijvoorbeeld binnen met airconditioning, alvast een stuk van hun warming-up te doen en voldoende vocht en zout in te nemen.
Bij een langer durende inspanning, zo vanaf een afstand van vijf kilometer of meer, hebben alle sporters last van een warme omgeving. "Zelfs als je alle maatregelen neemt die mogelijk zijn, kun je niet optimaal presteren. Voor een marathon zijn lage temperaturen – tussen de twaalf en vijftien graden – zelfs ideaal.”
Vocht en verlies
Hespel merkt op dat sommige mensen hittebestendiger zijn dan anderen. Dit heeft volgens hem vooral te maken met vochtverlies door zweten. "Er zijn sporters die door de verdeling en werking van hun zweetklieren erg veel zweten. Als zij daarnaast in hun zweet veel zout - natrium - verliezen, zijn het zogenoemde ‘salty sweaters’. Een te groot zoutverlies kan ook echt een probleem zijn en mede oorzaak van krampen. Hoeveel iemand zweet is te meten met ‘zweetpatches’, bijvoorbeeld op het voorhoofd.”
Of je prestatie al dan niet lijdt onder het zweten hangt volgens inspanningsfysioloog Hespel derhalve af van zowel het zweetvolume als de concentratie natrium in het zweet. Hij noemt als voorbeeld Sven Nijs, een voormalige Belgische cyclocrosser die bij de Olympische Spelen in Peking de MTB-wedstrijd reed. "Hij zweette in de Chinese hitte wel 3,5 liter per uur, en bovendien zoutrijk." Bij een wedstrijd van twee uur is dat op een mountainbike volgens Hespel niet bij te drinken. Na lang oefenen kon Nijs drie bidons per uur - ofwel anderhalve liter - tijdens het fietsen wegklokken. "Dat is dus niet genoeg", merkt Hespel op. "Hij kreeg twintig minuten voor de finish spierkrampen, en kon naar een eventuele ereplaats fluiten." Hespel geeft als ander voorbeeld de marathonloopster Paula Radcliffe, die niet tegen de hitte kon en nooit een olympische medaille heeft behaald ondanks het feit dat ze intrinsiek veruit de beste loopster was.
Topsporters adviseren
Hespel heeft ook gemerkt dat er veel 'tussen de oren' zit: "Een ijsvest bij atleten helpt eigenlijk alleen maar omdat dit het gevoel van warmte doet dalen. Op de fysiologie, in eerste instantie de lichaamstemperatuur van de sporter, doet het niks. Dat kan ook eigenlijk niet, een massa van zestig tot zeventig kilo of zelfs meer koel je niet even met een paar ijsblokken in een hesje.”
Omdat ijsvesten niettemin een positief mentaal effect kunnen hebben en sporters kunnen helpen om tot het uiterste te gaan, zullen ze in Tokio veel te zien zijn, zo voorspelt Hespel. “Het warmtegevoel van sporters kun je ook vermijden met ijs in de nek, of een wit petje op het hoofd dat je nat kunt maken. Doordat het water verdampt, kan het hoofd afkoelen. Bij het WK wielrennen in Qatar hadden de Belgische renners in de rug van hun truitjes een zeemvel ingebouwd. Dat werkte als een spons en hield water vast, dat vervolgens langzaam verdampte nadat er water over hun hoofd werd uitgegoten.”
Voeding
Ook de voeding van topsporters heeft volgens Hespel een mentaal aspect. "Je moet de theorie, bijvoorbeeld hoeveel koolhydraten, water en zout iemand binnen moet krijgen, op een haalbare en aangename manier vertalen naar de praktijk. In het begin van mijn carrière vond ik het onprofessioneel als een wielrenner een blikje cola nam."
“Het moet wel leuk blijven, ook voor topsporters. Als je een frisdrank tussendoor uitstekend verdraagt, waarom niet?”
"Nu ben ik daar veel realistischer in. De suikers zijn dezelfde als in een sportdrank. En het moet wel leuk blijven, ook voor topsporters. Als je een frisdrank tussendoor uitstekend verdraagt, waarom niet? In een lange wielerronde, zoals de Ronde van Frankrijk, kun je ook tot vervelens toe massa’s ‘herstelshakes’ geven, maar het is vaak beter om dezelfde voedingsstoffen aan te bieden met lekkere fruitsmoothies. Dat helpt om de sporters gemotiveerd te houden.”
Kennis is vooruitgang
Om de vraag of hij zijn kennis wel met de Nederlandse bewegingswetenschappers moet delen, moet hij lachen. “Ik denk juist dat het delen van kennis een belangrijk onderdeel is van vooruitgang. Coaches die open staan voor het delen van kennis zijn meestal de beste coaches. Je krijgt namelijk ook informatie terug als je deelt. Ik denk dat openheid belangrijk is. Maar als wij een innovatieve methode hebben om de Belgische sporters beter te laten presteren, zou ik dat pas na Tokio aan jou vertellen. Je hoeft het ook niet meteen weg te geven.”
Hespel noemt als voorbeeld van zo’n innovatie supplementen met ketonen. "De Engelsen hadden die naar alle waarschijnlijkheid al tijdens de Olympische Spelen in Londen in 2012. Wij doen daar sindsdien uitgebreid onderzoek naar, en in de komende maanden zullen onze artikelen verschijnen waaruit blijkt dat ketonen de prestatie kunnen verbeteren. Binnenkort komen ze ook op de markt, althans in de Verenigde Staten.”
Hetzelfde gold waarschijnlijk ook voor de aerodynamische schaatspakken van de Nederlanders. Dat hing men ook niet aan de grote klok vlak voor de Olympische winterspelen. En Quick-Step is ooit eerste op een WK ploegentijdrit geworden omdat zij onder andere een nieuw type bandjes hadden met een kleinere rolweerstand, die ze angstvallig verborgen hadden gehouden tot op de dag van de wedstrijd. "In de topsport maken zeer kleine verschillen immers doorgaans het verschil, medaille of geen medaille”, aldus Hespel.