Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Nieuwsberichten-Nieuwsbericht

De inname van sportvoeding wetenschappelijk bekeken

door: Marc Hoeben | 16 juni 2016

Het dichten van het gat tussen wetenschap en praktijk. Het klinkt als een ambitieuze doelstelling en dat is het ook wel. De vierde Sportvoedingsconferentie van HAN Sport en Bewegen en Eat2Move is op 4 juli in Nijmegen en zet hoog in. Op tafel komen de resultaten van het Nederlandse promotieonderzoek naar sportvoeding en –supplementen (‘What do athletes do?’) van Floris Wardenaar van HAN Sport en Bewegen, in samenwerking met Wageningen Universiteit en collega’s.

XL22-Sportvoedingsconferentie-FlorisWardenaarHet onderzoekswerk van promovendus Floris Wardenaar - tevens aanvoerder van het Team Voeding bij NOC*NSF - staat tijdens deze Sportvoedingsconferentie centraal: “De conferentie houden we elk jaar. Dit keer draait het om de resultaten van mijn promotie-onderzoek, daarnaast om spin-offs die voor het werkveld interessant zijn.” Hijzelf en Kristin Jonvik van HAN Sport en Bewegen zijn sprekers tijdens de conferentie, daarnaast ook professor Renger Witkamp (Wageningen Universiteit), Edwin Goedhart (KNVB) en professor Maria Hopman (Radboud Universiteit/Eat2Move).

Kennisoverdracht
Voorheen probeerde HAN SENECA verschillende cursussen over sportvoeding in de markt te zetten. Het stuitte, vertelt Wardenaar, daarbij op een wat merkwaardige tegenstelling. “Er was wel veel vraag naar, maar de interesse bleef beperkt.” Daar moest wel een praktische oorzaak (lees: tijd, geld) aan ten grondslag liggen. “Dus hebben we nagedacht wat we aan het concept konden veranderen om toch aan kennisoverdracht richting het werkveld te kunnen doen. Daar is deze kennisconferentie uitgerold, compleet met workshops en van alles er omheen.”

Deelnemers betalen dit keer zestig euro, studenten dertig euro. Het programma is gecomprimeerd tot de middag van die vierde juli. “Het heeft een wetenschappelijke invalshoek en die pitches duren telkens vijf minuten, met vervolgens twintig minuten de mogelijkheid om in discussie te gaan. Het is een beetje afgekeken van de manier waarop Powerbar de laatste jaren conferenties ook internationaal heeft georganiseerd voor sportvoedingprofessionals. Daar ging het ook om goede wetenschappelijke input, maar wel met als doel om praktische consensus te bereiken.”

Verschillende doelgroepen
De conferentie is bedoeld voor bezoekers uit verschillende doelgroepen, zoals sportdiëtisten, voedingsdeskundigen, mensen uit de fitnessbranche, personal trainers, prestatiemanagers en studenten die zich op het gebied van sportvoeding willen ontwikkelen. “We hebben geprobeerd de kosten zo laag mogelijk te houden. Het leuke is dat het eten wordt verzorgd door de mensen van sportrestaurant Papendal. Chef-kok Erik te Velthuis gaat sporttapas uitserveren, zodat iedereen met een goed gevuld gevoel weer naar buiten gaat.”

"Pas in het laatste deel van de vorige eeuw kwam het onderzoek naar sportvoeding tot ontwikkeling"

De laatste jaren, vertelt Wardenaar, is er in de topsport in Nederland veel meer aandacht gekomen voor sportvoeding. “Het is een relatief jong thema. Pas in het laatste deel van de vorige eeuw kwam het onderzoek naar sportvoeding tot ontwikkeling. Vanaf zo’n beetje het jaar 2000 heeft het advies een plek in de topsport gekregen."

"We zijn nu ruim vijftien jaar verder en in die tijd is er veel gebeurd. Sportdiëtisten hebben zich ontwikkeld en hebben inmiddels ook een eigen beroepsvereniging. Ze hebben zich aangesloten bij de talentenprogramma’s van de verschillende bonden, hun werk daalt steeds meer in bij de structuur van sportkoepel NOC*NSF. En dan niet alleen bij de toppers, maar tegenwoordig ook bij de talenten- en regiocentra. Zo’n dertig diëtisten zijn betrokken bij die hele stroom van talent. Dat is een serieuze ontwikkeling, maar het kan nog steeds beter.”

‘Selfmade goeroes' krijgen steeds minder een voet aan de grond in de toplaag van de sport, denkt Wardenaar. “In die toplaag is men inmiddels wel in staat om op een gefundeerde manier de praktijk te koppelen aan de wetenschap.”
XL22-Sportvoedingsconferentie-2
Bij het promotieonderzoek van Wardenaar, dat bijna is afgerond, draait het om de vraag hoe topatleten omgaan met sportvoeding en supplementen.

“Een mooi voorbeeld van het gat tussen wetenschap en praktijk is dat we al een tijd het idee hebben dat het verstandig is om de inname van eiwitten over de dag te verspreiden. Als je te veel in één keer neemt, is een deel overbodig. Twintig tot 25 gram per persoon per keer is nog effectief. Het zou betekenen dat je minimaal vier maaltijden per dag moet nuttigen. Maar uit onze studie blijkt dat sporters dat helemaal niet doen. Waarschijnlijk omdat ze gewoon Nederlanders zijn en gewend zijn aan het patroon dat wij allemaal hebben.”

Inname van eiwitten
Wardenaar bekeek de laatste jaren de inname onder een geselecteerde groep sporters van hoog niveau. “Dan moet je bijvoorbeeld denken aan sporters die voldoen aan de uitzendnorm van NOC*NSF om bij de beste acht van de wereld te horen, onder wie toppers maar ook talenten.”

In werkelijkheid namen topsporters 25 procent meer in dan ze rapporteerden

Het draaide om drie vragen: 'Wat nemen ze in?', 'wat is de voedingswaarde van de ingenomen producten?' en 'voldoen sporters aan de geldende normen?' Van de groep prestatiesporters werd een subgroep gevraagd tegelijk 24 uurs urine te verzamelen, als controlemiddel. “Ze rapporteerden zelf hoeveel ze innamen. Wij hebben gekeken, bijvoorbeeld aan de hand van de hoeveelheid stikstof in de urine, of dit ook klopte. Zodoende konden we zien dat er sprake was van onderrapportage. In werkelijkheid namen ze 25 procent meer in dan gerapporteerd. Terwijl je het over de bovenlaag uit de sport hebt, met mensen die echt gemotiveerd zijn om zulke zaken goed te rapporteren.”

Inname verdeeld over de dag
Het laatste, grote onderzoek op dit gebied komt uit 1980. “We wisten eigenlijk niet eens wat de consumptie van sportvoeding en supplementen op dit moment was.” De laatste jaren lag volgens Wardenaar de aandacht vooral op de inname van eiwitten voor kracht- en duursporters. “De inname voldoet inmiddels meestal wel aan de norm, maar de verdeling over de dag is nog wel een aandachtspunt. De volgende stap is het bekijken van de koolhydraatinname. Deze ligt vaak lager dan de norm van de literatuur. Maar daar zouden we nog eens goed naar kunnen kijken. Het kan ook zo zijn dat discussie over de aanbevelingen – die door veertig tot vijftig procent niet worden gehaald – nodig is.”

Wardenaar deelde tijdens zijn onderzoek geregeld de resultaten met collega’s van het Team Voeding van NOC*NSF. “De resultaten hebben al bijgedragen tot een verbeterde inname van onze olympische atleten. Hopelijk kunnen we in de komende jaren een grote groep monitoren, zodat we kunnen zien of de inname over de hele breedte verbetert.”

Voor meer informatie: Vierde Sportvoedingsconferentie op 4 juli in Nijmegen: 'What do athletes do?'

« terug