door: Klaas Faber
Op zondag 28 september jl. verbeterde de Keniaan Dennis Kimetto in Berlijn het wereldrecord te voet op de marathonafstand (42.195 km). Zijn geklokte tijd? 2 uur, 2 minuten en 57 seconden. Dat gebeurde volgens getuigen onder ideale omstandigheden. Maar is dat voldoende om die snelle tijd te rechtvaardigen? Dat is nog maar de vraag, volgens Luc Krotwaar, voormalig Nederlands topatleet op de lange afstand.
En in een interview met Omroep Brabant bleef het niet bij die vraag. Krotwaar gaf er zelf hét ultieme antwoord bij: hier moest sprake zijn van doping! Volgens Krotwaar gebruikt 90% in dat segment doping en is 'derhalve' de kans dat dit wereldrecord ‘schoon’ gelopen is, 10%.
Op zijn conclusie valt veel af te dingen. Sterker nog: er is al veel op afgedongen door diverse kenners op met name de atletieksite Losse Veter. Hieronder volgt een aanvulling, zonder al te grote pretenties.
Terzijde: Krotwaar had ‘nagenoeg 0%’ moeten zeggen in plaats van ‘10%’
Krotwaar stelt dat er een 10% kans resteert dat dit wereldrecord ‘schoon’ gelopen is. Als methodoloog heb ik het hier makkelijk: die 10% kun je alleen beredeneren door (impliciet) extra aannames te maken. Krotwaar deed dat (mogelijk) onbewust.
Er is uiteraard, uitgaande van die 90% dopinggebruik, een kans van 10% dat een loper géén doping gebruikt (90+10=100%). Voilà: 10%. Maar hoe groot is de kans dat een ‘schone’ loper een wedstrijd wint tegen lopers van gelijke sterkte (= aanname), die doping gebruiken (= aanname)? Stel uiteraard dat die doping werkt (= aanname). Stel verder dat er tegenover iedere ‘schone’ loper negen (9) staan die doping gebruiken (= aanname). Ik volg op dat laatste punt Krotwaar. Voor de rest is het echt gissen.
Heeft die ‘schone’ loper dan een kans van 1 op 10 om te winnen? Natuurlijk niet. In een wereldrecordtijd? Al helemaal niet, want dan ga je er verder nog (impliciet) vanuit dat het vorige wereldrecord ‘schoon’ is gelopen. Want indien er bij het vorige record (werkende) doping in het spel was, dan ga je dat als ‘schone’ atleet niet zomaar verbeteren, zeker niet met dezelfde kans als iemand die (werkende) doping gebruikt.
Ik denk derhalve eerder aan nagenoeg 0% in plaats van 10%. Kunt u dit niet volgen? Ik zou dan graag de eer overlaten aan Krotwaar om zijn 10% netjes te onderbouwen in een reactie op dit verhaal. Een kwestie van noblesse oblige.
Is deze tijd echt 'voldoende abnormaal' om verdacht te zijn?
Voor het schrijven van dit verhaal heb ik wat rondgekeken op het internet. Zo stuitte ik op een uitzending van Studio Sport Vandaag, waarin atletiekcommentator Léon Haan uitlegt aan presentator Jeroen Stomphorst dat die verbetering van 26 seconden ongekend is. Ongekend is de overtreffende trap van abnormaal. Tsja, Carlos Lopes verbeterde in 1985 het wereldrecord met 53 seconden. Dat deed hij op 38-jarige leeftijd. Er is veel ruis op de buis. Mag ik dat zeggen?
De kwalificatie ‘voldoende abnormaal’ vereist een degelijke statistische onderbouwing. Daar waag ik me hier niet aan, vanwege gebrek aan tijd en gebrek aan gegevens. Bovendien heb ik eigenlijk weinig reden om te twijfelen aan de ‘schoonheid’ van dat wereldrecord. Dat ga ik hieronder verder uitleggen.
De huidige Nederlandse toploper Michel Butter liet al weten dat dit record er aan zat te komen, en meer kan en ga ik er ook niet van maken.
Intermezzo: wat is voldoende abnormaal om doping te veronderstellen?
Die vraag speelt meer in het algemeen. Op zondag 5 oktober jl. zag ik het nieuws voorbijkomen dat het WK koemelken in kwaad daglicht kwam te staan vanwege verdachtmakingen richting doping. Wat bleek het geval?
'However, there have been accusations of doping as this year’s top three competitors all produced over seven litres in two minutes. This might seem normal to uninitiated but the previous world record was a lowly two litres.'
Het gaat hier om de (overweldigende) marge, waarmee het vorige record werd verbeterd: van twee naar zeven liter in twee minuten!! Dat roept vragen op, zoals die van Krotwaar. Terecht of niet?
We moeten daar niet te licht over denken! Methodologisch gezien, is er in essentie geen verschil tussen beide situaties: het aloude melken van een koe of het moderne ‘hollen’ van die rare afstand. Of hoe je een testresultaat op darmkanker moet beoordelen, gegeven de voorgeschiedenis. Etc. Het gaat bij een methodoloog om de juiste interpretatie van getallen, gegeven een context.
Enkele gegevens
Zoals ik reeds hierboven reeds aanstipte, ga ik me niet wagen aan een degelijke statistische onderbouwing. Ik zal me beperken tot het bij elkaar plaatsen van gegevens. Dat heet beschrijvende statistiek, in tegenstelling tot verklarende statistiek, waarbij je tevens met name probeert iets van betrouwbaarheid aan te geven. Ik maak me er zo makkelijk vanaf doordat die gegevens voor zich lijken te spreken. En anderen maken zich er nog veel makkelijker vanaf. Mogelijk zonder het te weten uiteraard. Om dit nieuwe wereldrecord letterlijk een plaats te geven, heb ik er wat andere tijden bijgezocht, zie deze deze tabel.
Het moderne marathonverhaal begint voor mij pas goed in 1985 bij de Portugees Carlos Lopes. Zijn wereldrecord van 2:07:12 was prima te verklaren vanuit zijn beste tijd op de 10 km (voor de puristen: 10.000 m op de baan). Ik baseer me hier op een omrekentabel. Wat zegt zo’n instrument? Kun je dit? Dan kun je ook dat! Mits je aangepaste training doet, en er op tijd mee begint. En je vergelijkbaar talent hebt voor beide afstanden. Etc. Mijn omrekentabel komt uit het boek van Jeff Galloway (Op weg naar de marathon, 1984).
De omrekentabel komt iets lager uit (2:07:04). Niet echt verassend. Lopes liep die bewuste 10 km namelijk ten dienste van zijn landgenoot Mamede, die daardoor het wereldrecord van de legendarische Keniaan Henry Rono met ruim 8 seconden verbeterde tot 27:13.81. Lopes has dus aantoonbaar beter kunnen presteren (ook op de marathon), maar dat geldt meer in het algemeen voor de meesten van ons. Inmiddels wordt er zó hard gelopen dat er niet meer omgerekend kan worden via die tabel van Galloway. Dat euvel is nooit te vermijden indien grenzen worden verlegd. Ik heb in de haast geen betere omrekentabel kunnen vinden.
Vervolgens kom ik weer dicht bij huis, bij Kamiel Maase. Zijn PR op de 5 km was volgens de omrekentabel zwakker dan zijn PR op de 10 km. Daarom heb ik zijn PR op de 10 km als uitgangspunt genomen voor deze exercitie. Maase had volgens de omrekentabel nog een halve minuut sneller gekund op de marathon. Dat kan zomaar waar zijn, maar hoe vaak kun je het passende experiment uitvoeren? Dan door naar Gebrselassie en Bekele. Bekele was 1 minuut sneller op de 10 km dan Lopes. Gebrselassie gaf luttele 5 seconden op Bekele toe, maar deed dat zeven jaar eerder.
De Afrikanen zijn inmiddels definitief vertrokken op de 10 km, dat moge duidelijk zijn. Mag daar dan een véél snellere marathon voor verwacht worden? Mijn omrekentabel voorspelt 4 minuten en 50 seconden verschil op de marathon voor 10 km tijden van 28 en 27 minuten. Laat ik die 4:50 aanhouden voor 10 km tijden van 27 en 26 minuten. Bekele was precies 1 minuut sneller op de 10 km dan Lopes (die de betreffende race in dienst van Mamede liep). Ik kom dan voor Bekele uit op de ideale tijd 2:07:04 – 4:50 = 2:02:14. Oftewel zéér ruim onder de 2 uur en 3 minuten. Voor Gebrselassie volgt op die manier de ideale tijd van 2:02:38. Ook niet bepaald misselijk.
Die tijden zijn bij lange na niet gelopen door de betreffende atleten. Maar een tijd onder de 2:03 zat er dus wel ‘degelijk’ aan te komen. Dennis Kimetto deed het wél en volgens Michel Butter is dat niet meer dan logisch. Zijn uitleg? Eerder werd alles gezet op snelle tijden op de kortere afstanden waarna er nog eens nagedacht werd om over te schakelen naar de marathon. Bij Gebrselassie en Bekele zie je een gat van 10 jaar tussen hun beste prestatie op de 10 km en de marathon. Daar ging dus enorm veel tijd verloren.
Tot slot: de 10 km tijd van Kimetto (28:30.0, handgeklokt?) is opvallend zwak. Bij die tijd hoort opgemerkt te worden dat deze is gelopen in Nairobi, op 1.661 m hoogte en wellicht in de warmte, vochtigheid, etc. Ik kan hier dan ook geen fatsoenlijke voorspelling op baseren voor de marathon onder ideale omstandigheden. Zijn reeks op die afstand ziet er echter niet direct verdacht uit:
• jaar 2012: 2:04:16
• jaar 2013: 2:03:45
• jaar 2014: 2:02:57
Afsluitend
Er wordt al decennia met twee snelheden gelopen. Dat is geen geheim. Sprint, lange afstand, maakt niet uit. Wie liep er voor het eerst de 100 m in 10,0 seconden? Armin Hary. Een autochtone Duitser! Hij doorbrak in 1958 de hegemonie van de Amerikanen die sinds 1932 duurde (lees: zwarte Amerikanen). Vervolgens was het nog eens zo'n vijftig jaar wachten op de eerste blanke die onder de 10,0 liep. Christophe Lemaitre. Het ging om een paar hondersten. Big deal. Krotwaar beweert dat er nog extra wordt opgevoerd door de snellere groep, waardoor ze al helemáál niet te volgen zijn. Ik denk dan: wakker worden, vergelijk de lichaamsbouw van Maase en Kimetto!
Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.