Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

De Prestatiematrix als hulpmiddel bij het selectiebeleid van de KNSB 19 januari 2010

door: Arie Koops en Gerard Sierksma

Op weg naar de Olympische Winterspelen zijn de resultaten van de Nederlandse schaatsers en schaatssters opgenomen in de zogenaamde Prestatiematrix. Die matrix heeft gediend als hulpmiddel bij de keuze van de schaatsers die Nederland zullen vertegenwoordigen in Vancouver. Wat is nu eigenlijk die Prestatiematrix?

In de Prestatiematrix staan de namen van de schaatsers onder elkaar in de uiterste linkerkolom. De te rijden afstanden staan in de bovenste rij naast elkaar weergegeven. Bij de mannen staan in de bovenste rij de 500 m, 1.000 m, 1.500 m, 5.000 m en de 10.000 m. In de matrix van de vrouwen zijn dat de 500 m, 1.000 m, 1.500 m, 3.000 m en de 5.000 m. Een getal in een van de cellen van de Prestatiematrix geeft de kans weer op succes van de schaatser ‘links’ van die cel en wel op de afstand die wordt weergegeven ‘boven’ die cel.

 

 

 

 

 

 

 

 




Hoe zijn deze kansen bepaald en wat betekenen ze?

In de afgelopen maanden zijn de uitslagen van alle belangrijke schaatswedstrijden ‘in de computer gestopt’. Het ging om in totaal vijf World Cups plus het Nederlands Afstandenkampioenschap in Heerenveen. De berekening van de kansen is gebaseerd op onderlinge tijdsverschillen in wedstrijden met een representatief deelnemersveld. Voor elk van die wedstrijden is voor iedere afstand telkens de gemiddelde tijd van de top-vijf schaatsers genomen. Daarna zijn voor elke schaatser in die uitslag de verschillen ten opzichte van deze gemiddelde toptijd berekend. Door naar relatieve tijden te kijken - in plaats van naar feitelijk gereden schaatstijden - is rekening gehouden met het feit dat op hooglandbanen veelal sneller wordt gereden dan op laaglandbanen.

Vervolgens is voor elke schaatser en elke afstand de kans berekend dat hij bij de eerste drie van die afstand eindigt. Voor de statistici onder de lezers: deze kansen zijn berekend door voor elke schaatser en elke afstand een log-normale verdeling te schatten over de gecorrigeerde tijden van die schaatser. Een log-normale verdeling is asymmetrisch en weerspiegelt zo het feit dat het moeilijker is om veel sneller dan het gemiddelde te rijden dan veel langzamer. Vervolgens zijn een vijfduizendtal wedstrijden gesimuleerd om de verwachte medaillekansen te bepalen. Deze simulatie is gedaan op de gebruikelijke wijze door per afstand voor elke deelnemende schaatser een tijd te ‘trekken’ uit de bijbehorende log-normale verdeling. De medaillekansen zijn vervolgens bepaald door te tellen hoe vaak de schaatser in die vijfduizend fictieve uitslagen bij de eerste drie eindigde. Deze kansen hebben een plaats gekregen in de Prestatiematrix.

Vanzelfsprekend is een cel in de Prestatiematrix leeg als de bijbehorende schaatser de bijbehorende afstand niet heeft gereden. Zo heeft Sven Kramer een lege de cel bij 500 m omdat hij tijdens de World Cups nooit een 500 m heeft gereden. Derhalve is zijn kans 0 om bij de eerste drie van de 500 m te eindigen.

Een belangrijke randvoorwaarde is dat slechts tien schaatsvrouwen en tien schaatsmannen mee mogen in de Olympische ploeg. Daarnaast hebben landen een maximaal aantal startplaatsen, gebaseerd op de resultaten uit het voorseizoen. Zo heeft Nederland bij de mannen en de vrouwen vier startbewijzen op de 500 m, de 1.000 m en de 1.500 m. Op de lange afstanden hebben we drie startbewijzen, behalve op de 5.000 m bij de vrouwen. Daar zijn slechts twee startplaatsen beschikbaar voor de KNSB.

In principe zou nu de kous af zijn. Laat de computer (voor de wiskundigen onder de lezers: bijvoorbeeld gebruik makend van een geheeltallig lineair optimaliseringsmodel) tien mannen en tien vrouwen selecteren zodanig dat de totale winstkans (ofwel de som van de bijbehorende getallen uit de Prestatiematrix) zo hoog mogelijk is, rekening houdend met de hierboven geformuleerde beperkingen.

Zo is het natuurlijk niet gegaan. Het zou een al te klinische aanpak betekenen en geen recht doen aan de persoonlijke periodisering en wedstrijdplanning van de schaatsers. Uiteindelijk gaat het bij topatleten niet om een hoge score in een prestatiematrix, maar om de medailles als het er echt op aan komt. De KNSB heeft daarom voor mogelijke ‘laatbloeiers’, schaatsers die pas laat in het seizoen tonen dat ze bij de aller besten horen, de mogelijkheid geboden om op het kwalificatietoernooi van eind december dit te bewijzen. In geval van calamiteiten bij toppers, zoals de val van Marianne Timmer, is het tweede kwalificatietoernooi eind deze maand een laatste serieuze kans. Ook wilde de KNSB uitzonderlijke prestaties - zoals het winnen van een World Cup - onmiddellijk waarderen met een Vancouverticket. Zoals bekend heeft Kramer hier optimaal van geprofiteerd.

Vervolgens is - op basis van de winstkansgetallen van de Prestatiematrix van dit seizoen en het overleg met de coaches - een zogenaamde Aanwijsvolgordelijst gemaakt: een voor de mannen en een voor de vrouwen. Op nummer een bij de mannen staat de 10.000 m met 100% kans op medaillewinst. Het daaropvolgend hoogste getal is de 5.000 m met 97% kans op winst. De 500 m’s van de heren scoren laag. Als we zo het rijtje langs gaan, namelijk van hoog naar laag, dan komt de eerste aan te wijzen sporter voor de 500 m op de twaalfde plaats van de Aanwijsvolgordelijst. Tenslotte wilde de KNSB de mogelijkheid open houden de beide tiende plaatsen van deze lijsten zelf aan te wijzen om de achtervolgingsploegen op goudkoers te krijgen.

Selecteren is een kwestie van eerlijke en duidelijke regels formuleren. De Prestatiematrix heeft er voor gezorgd dat de selectie dit jaar op een professionele en objectieve manier tot stand is gekomen. Oeverloze en tijdverslindende discussies zijn daardoor voorkomen en dat is bij het selecteren van topsporters een grote winst.

En nu maar hopen dat onze schaatssters en schaatsers straks in Vancouver ver boven onze wiskundige en statistische verwachtingen gaan presteren.

De selectieprocedure is uitgevoerd in een samenwerkingsverband van KNSB en Rijksuniversiteit Groningen, waarbij – naast de beide auteurs – ook Bertus Talsma (RUG), Andries Kasper (KNSB) en Wopke de Vegt (KNSB) actief betrokken waren. Voor meer informatie: Arie Koops (a.koops@knsb.nl of Gerard Sierksma (g.sierksma@rug.nl)

Arie Koops is directeur sport bij de KNSB. Gerard Sierksma is hoogleraar Kwantitatieve Logistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen en docent aan het Sport Management Institute.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst