Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Zwartboek doping: Wesley Lommers versus KNSB 14 december 2010

door: Klaas Faber

Met stijgende verbazing heb ik de laatste anderhalf jaar toe moeten zien hoe een 15-jarige sporter coûte que coûte voor doping veroordeeld moest worden.

Laat ik voor het gemak beginnen met de publieke desinformatie van zijde van de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijdersbond (KNSB) en de Dopingautoriteit. Vervolgens zal ik mijn rol van deskundige in deze (non?) dopingzaak betrekkelijk summier toelichten. Daarna komt een uiteenzetting over de vrijspraak. Dit alles dient als inleiding tot een lang document dat te lezen is als een zwartboek over de huidige aanpak van doping in Nederland.

Publieke desinformatie: de officiële verklaring van de KNSB
De Gelderlander komt op dit moment de eer toe het meest volledig over deze zaak te berichten. Op 30 november jl. verscheen hier de officiële verklaring van de KNSB op de vrijspraak in hoger beroep. Het volgende fragment is illustratief:

KNSB en Dopingautoriteit benadrukken dat Wesley Lommers niet is vrijgesproken van dopinggebruik, zoals in de media is verschenen. Bovendien is het onjuist dat er sprake zou zijn van meerdere vormfouten en/of onregelmatigheden bij de controle zelf. Hierover heeft de Commissie van Beroep zich namelijk niet uitgelaten.

Nou ja, het is heel simpel: die zaak was van meet af aan verloren voor de KNSB omdat de betreffende controle nooit uitgevoerd had mogen worden. Neem artikel 7.15 van de algemene voorwaarden van de Dopingautoriteit (d.d. 12 december 2006):

Indien zich onder de op doping te controleren sporters minderjarigen bevinden, dient de wederpartij vooraf zorg te dragen voor de voor de uitvoering van de dopingcontrole eventueel noodzakelijke toestemming van ouders of voogd.

Die toestemming betreft het opgeven van fundamentele rechten, bijvoorbeeld met betrekking tot privacy. Daar mag je dus als controlerende instantie niet zomaar overheen stappen. Toch is dat gebeurd. Stelt u zich het tafereel voor: men is ‘gewoon’ onder dwang met sancties aan de slag gegaan.

Indien de politie er een dergelijke werkwijze op na zou houden, was ons land pas echt te klein. In die redenering zullen de meeste lezers zich kunnen vinden. Ik stel bij deze vast: klaarblijkelijk mag dát overduidelijk falen van gesubsidieerde instanties, met verstrekkende gevolgen bovendien, niet naar buiten komen. Vandaar die officiële verklaring.

Daarnaast is deze ontkenning ‘van meerdere vormfouten en/of onregelmatigheden bij de controle zelf’, waarvan de uitleg overigens op een drogredenering neerkomt (‘Hierover heeft de Commissie van Beroep zich namelijk niet uitgelaten.’), wel bijzonder knullig: er is schriftelijk bewijs te over.

Tot slot: de raadsman, Ad Manders, heeft het schriftelijk bewijs bij alle gelegenheden tijdig en overtuigend op tafel gelegd. Het is een hedendaags wonder hoe dit bewijs telkens weer kon verdwijnen.

Publieke desinformatie: de gedeeltelijk voorwaardelijke straf
Wesley Lommers was veroordeeld tot twee jaar schorsing waarvan één jaar voorwaardelijk. Het blijft mij verbazen dat het niemand lijkt op te vallen dat het voorwaardelijke gedeelte van deze sanctie niet bestaat voor een eerste overtreding van het dopingreglement – de Wereld Anti-Doping Code oftewel dé Code. De verdediging heeft ook nóóit om een dergelijke strafvermindering gevraagd(!) Evenmin kan ik me herinneren een (beweerdelijke) grond voor die strafvermindering gezien te hebben(!)

Enfin, wat te denken van de beschrijving van deze zaak in een recent artikel in het Tijdschrift voor Sport & Recht. Op p. 63 formuleren de heren Teitler en Ram het in Sectie 6.7 als volgt:

In deze zaak is de einduitspraak zelf dus wel Code-conform, maar wordt deze langs niet-conforme weg bereikt.

N.B. Die zogenaamde einduitspraak is (1) teruggedraaid en (2) niet Code-conform.

Ik moet toegeven dat het niet altijd meevalt om de ogen droog te houden. Let op. Dit juridisch getinte artikel was de aanleiding voor een publicatie in de Volkskrant, getiteld ‘Sportbonden te mild over doping’. De strekking van die publicatie is, dat men in den lande niet beseft (en ook hardnekkig niet wìl beseffen) dat over de uitleg van dopingregels niet gepolderd dient te worden. Het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) maakt immers de dienst uit. Het volgende citaat wil ik u niet onthouden:

Ram verwacht dat de ‘creatieve’ omgang met de dopingregels er uiteindelijk toe zal leiden dat de anti-dopingcode in de toekomst nog strenger zal worden. Het WADA zal de bewegingsvrijheid van tuchtrechters verder willen beperken.

Twee opmerkingen daarbij:
(1) De straf die aan Wesley is opgelegd, is natuurlijk het summum van ‘creativiteit’. Ik vermoed dat men de verdediging met een fooi heeft willen afstoppen. Zeker is niets in deze zaak, behalve dan met name die aantoonbare publieke desinformatie.
(2) Deze publicatie spreekt van ‘tuchtrechters’. Die kwalificatie is gebaseerd op een grove misvatting. Er is ‘slechts’ sprake van commissieleden die sancties opleggen die op allerlei manieren in strijd zijn met nationale en internationale wetgeving.
N.B. Indien deze commissieleden zich zouden presenteren als ‘tuchtrechter’, lopen zij het risico om zélf voor een echte tuchtrechter gedaagd te worden. Dit soort zittingen vindt dan ook niet plaats bij een rechtbank, maar met name op advocatenkantoren. Laatst heb ik als deskundige voor de verdediging een zitting bijgewoond in een veterinaire zaak. De afhandeling van veterinaire zaken is, in tegenstelling tot (humane) dopingzaken, netjes bij wet geregeld. Die zitting had dan ook ‘normaal’ plaats in het Paleis van Justitie te Den Haag.

Mijn rol van deskundige
Over mijn eigen rol in deze zaak wil ik volstrekt helder zijn: die rol is inhoudelijk en met name niet gericht op procedurefouten. Het draait bij mij altijd om de volgende vraag: ‘hoe sterk is het enige bewijs’?

Ik heb begin juni 2009 geconstateerd dat het A-monster niet ‘positief’ gegeven had mogen worden: het betreffende besliscriterium (positief/negatief) werd op dubieuze wijze toegepast. Al terugblikkend kan ik melden dat die constatering tevens de reden was om me verder in deze zaak te verdiepen. Slordigheden komen immers zelden alleen.

Ik kan u verzekeren: je krijgt dan als deskundige voor de verdediging te maken met toestanden die voor een fundamenteel wetenschapper als mijzelf moeilijk te verteren zijn. Om een idee te geven van m.n. het frustrerende optreden van de Dopingautoriteit, citeer ik uit een brief van 1 december 2009 van Herman Ram, de directeur:

Wij kunnen dit niet verifiëren aangezien er geen onderbouwing voor deze opmerking wordt gegeven.

Het is werkelijk niet te geloven. De zaak liep op dat moment al bijna een jaar en dan gaat de niet-deskundige directeur het oordeel van een deskundige aanvechten! Als er klachten zijn over de werking van een lamp, dan verwacht je toch ook niet dat de directeur van de lampenfabriek (zeg: Philips) ‘inhoudelijke’ stukken gaat schrijven?

Vervolgens heb ik ‘ontdekt’ dat de test zèlf nogal knullig in elkaar zit. Ik heb derhalve om een validatie gevraagd. Het belang van een deugdelijke validatie is niet te overschatten. Vóórdat je een test invoert, moet overtuigend zijn aangetoond hoe betrouwbaar die test is, en vooral: uit welke (gerichte) experimenten blijkt dat? Zelf heb ik tientallen wetenschappelijke artikelen over diverse aspecten van validatie geschreven. Naar aanleiding van dat fundamentele werk ben ik een fellow van IUPAC (International Union of Pure and Applied Chemistry), de organisatie die bijvoorbeeld namen aan elementen geeft. Het lag derhalve nogal voor de hand om het validatierapport aan te vragen.

De vrijspraak
Aangezien die validatie plaats hoort te vinden vóór de introductie van de test, moet zo’n verzoek makkelijk ingewilligd kunnen worden. Er zit voor niemand extra werk aan vast. Het gaat tenslotte om een bestaand stuk dat spreekwoordelijk in de kluis ligt. Zó werd er in de laatste zitting van 2 juli jl. dan ook over gesproken.

Echter, in plaats van dit alleszins redelijke verzoek in te willigen, kwam de advocaat van de KNSB - Michiel van Dijk - wederom met een dikke stapel kopieën waaruit duidelijk moest worden dat over de dopingregels niet gepolderd diende te worden. Naar het oordeel van de Beroepscommissie was de maat blijkbaar vol:

5.12 In een dergelijk geval, dat wil zeggen indien de sporter documentatie opvraagt die uitsluitend beschikbaar is bij het laboratorium, en essentieel is voor zijn verdediging, dient deze hem te worden verstrekt, omdat weigering ervan hem zou benadelen bij het vervullen van de op hem rustende bewijslast. Deze rechtsregel ligt besloten in par. 5.162 van de eerder genoemde beslissing van het CAS, die als volgt luidt:

‘In consequence of the Laboratory's refusal, the Panel holds that it cannot place the Appellants at a procedural disadvantage in bearing their burden of proof, where the evidence requested is critical to their defence and the laboratory remains in exclusive control of its disclosure.’

5.13 Dienovereenkomstig acht de Commissie het onaanvaardbaar dat de Bond in de onderhavige zaak heeft geweigerd het gevraagde stuk over te leggen. Aldus handelend heeft de Bond in hoger beroep een fundamenteel recht van de verdediging gefrustreerd. In het tuchtprocesrecht dient daaraan dezelfde consequentie verbonden te worden als in het strafprocesrecht (zie HR 5 december 1989, NJ 1990, 719), wat ertoe leidt dat de in eerste aanleg gegeven beslissing wordt vernietigd, en de Bond alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn aanklacht.’

Men ziet dat de Commissie zich beroept op een recente uitspraak van het Court of Arbitration for Sport (CAS). Echter, het zal niemand verbazen dat het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens eenzelfde bescherming biedt onder de noemer van het recht op een eerlijk proces (zie onder 3 Structurele en procedurele waarborgen):

De tegensprekelijkheid, of het contradictoir karakter van de procedure: alles wat aan de rechter voorgelegd wordt, moet kunnen worden weerlegd door de tegenpartij. Niets mag eenzijdig bij de rechter komen.

In spreektaal: géén bewijs zonder tegenbewijs.

Samenvattend kan men stellen dat:
(1) de vrijspraak is verkregen doordat een cruciaal inhoudelijk document niet werd geleverd,
(2) het juridisch gezien sterkste deel van het verweer, m.n. de procedurefouten, onverminderd van kracht blijft in vervolgprocedures.

Het zwartboek
Voor een nadere toelichting van mijn rol in deze zaak verwijs ik naar een document dat te lezen is als een zwartboek. Ik verweef namelijk mijn ervaringen in Wesley’s zaak met misstanden en ronduit bedrieglijke praktijken waar ik reeds jaren op wijs. Het is m.i. met name de regelgeving rond veterinaire zaken die leert dat het beter kan. Nu lijkt er sprake te zijn van een onaanvaardbare rechtsongelijkheid, hetgeen deze non-jurist inspireerde tot het volgende fragment op p.1:

‘Wellicht resulteert uit deze helicopter view als opmerkelijkste bevinding, dat het in Nederland eenvoudiger is een minderjarige sporter te veroordelen voor doping dan een varkensbedrijf een voorwaardelijke boete van 1000 euro op te leggen met een proeftijd van twee jaar.’

Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst