door: Fleur van Milaan & Daniël van den Heuvel
Een keihard rapport over de turnwereld in 2020; in het onderzoek ‘Ongelijke leggers: een onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag in de gymsport’ (Olfers & van Wijk, 2021) heeft onderzoeksbureau Verinorm, in opdracht van de Koninklijke Nederlandse Gymnastiek Unie (KNGU), onderzoek gedaan naar de aard en de omvang van grensoverschrijdend gedrag in de gymsport. De uitkomst van dit onderzoek sloeg in als een bom, er bleek jarenlang sprake te zijn geweest van ontoelaatbaar grensoverschrijdend gedrag van trainers in de Nederlandse turnsport.
Doordat we zelf jaren actief te zijn geweest in de turnwereld waren wij geschokt toen we van dit rapport hoorden. Dit inspireerde ons echter wel om zelf te onderzoeken hoe dit beter kan, de turnwereld zal immers verder moeten. Het voornaamste doel van ons onderzoek was om te inventariseren welke factoren belangrijk zijn om een goed pedagogisch sportklimaat te creëren. Mensen in de praktijk hebben namelijk meer baat bij kijken naar wat er wél werkt in plaats van wat er niet werkt. Die visie komt voort uit de principes van de Pedagogische Civil Society (PCS) van emeritus-hoogleraar pedagogiek Micha de Winter.
"Ons onderzoek was gericht op de trainers en bestuurders en het verbeteren van een het pedagogische sportklimaat op turnclubs"
Maatschappij als geheel verantwoordelijk
Micha de Winter stelt dat niet alleen de ouders, maar de maatschappij als geheel verantwoordelijk is voor het opvoeden van kinderen. De PCS is zijn formulering van een samenleving waarin de gehele maatschappij bijdraagt aan de opvoeding. De Winter stelt dat een sterke PCS een positieve invloed heeft op het opvoedklimaat. Er zijn echter nog geen onderzoeken die aangeven hoe de principes van de PCS binnen turnclubs bijdragen aan een pedagogischer klimaat. Het is dan ook van zowel theoretisch als praktisch belang dat hier meer onderzoek naar gedaan wordt.
Daarom hebben wij ook naast onderzoek naar de ervaren rollen en visie van verschillende stakeholders (trainers en bestuurders) ook de principes van de PCS uitgevraagd om een beeld te kunnen schetsen in hoeverre turnclubs deze hanteren en of dit in de toekomst zou kunnen bijdragen aan een beter pedagogisch sportklimaat. Het onderzoek was dan ook gericht op de trainers en bestuurders en het verbeteren van een het pedagogische sportklimaat op turnclubs.
In ons onderzoek vroegen we ons af wat de ervaren rol van trainers en bestuurder was bij het creëren van een pedagogisch sportklimaat op turnclubs. Het doel van het onderzoek was om allereerst inzicht te verkrijgen in de ervaren rollen en visie van verschillende stakeholders. Ten tweede om aandachtspunten te formuleren voor trainers en bestuurders van sportverenigingen. Als laatste om ook aan de KNGU concrete beleidsadviezen ter verbetering van het nieuwe opleidingsmodel te formuleren. Er zijn veertien trainers en bestuurders van verschillende turnclubs geïnterviewd over hun visie, de mede-opvoedersrol en kernwaarden van de Pedagogische Civil Society (PCS). Hieruit blijkt dat trainers aangeven een doordachte visie voor zich te hebben over het creëren van een pedagogisch klimaat. Ook waren ze zich bewust van hun eigen rol hierin en de directe en indirecte mede-opvoedersrol. Bestuurders zien voor zichzelf geen rol in het creëren van een ‘ideaal’ pedagogisch klimaat, maar wel in het creëren van een pedagogisch beleid of visie van de turnclub.
"Het advies aan de KNGU luidt om het pedagogisch-didactische aspect binnen sportopleidingen meer aandacht te geven"
Adviezen voor de praktijk
Het is van belang dat de komende jaren er een groter bewustzijn komt voor een veiliger en pedagogischer sportklimaat in de turnwereld. Dat het vanzelfsprekend wordt dat mensen zich het welbevinden van elkaars kinderen aantrekken (De Winter, 2011). Het advies luidt dan ook aan de KNGU om het pedagogisch-didactische aspect binnen sportopleidingen meer aandacht te geven en bijeenkomsten voor bestuursleden meer te promoten. Dit zodat het bestuur kennis heeft over het opstellen van een pedagogisch beleid, het kader (de trainers) opleiden en pedagogische ondersteuning kunnen bieden.
Verdere praktiserende implicaties voor turnclubs zijn geformuleerd uit literatuur en de uitkomsten van ons onderzoek. Het eerste advies luidt dan ook om meer onderzoek te doen naar interventies op sportclubs. Over welke pedagogische interventies werken op sportclubs of in het bijzonder op turnclubs. Ook zouden er meer interventies gemaakt, getest en verspreid moeten worden om een pedagogischer klimaat te bewerkstelligen.
Het specifieke advies naar turnclubs is om naar bestaande pedagogische interventies te exploreren en deze te integreren op de turnclub. Het tweede advies is het verplichten van een VOG bij alle personen die betrokken zijn bij de turnclub, dus ook de vrijwilligers. Als extra zou deze het liefst om de drie jaar opnieuw aangevraagd moeten worden. Uit onderzoek bleek dat veel turnclubs al een vertrouwenspersoon hebben aangesteld. Het is belangrijk dat deze vertrouwenspersoon ook echt onafhankelijk is. Om deze reden raden we clubs aan hiervoor een extern persoon aan te stellen (of verwijs mensen naar die van de KNGU).
"Het stimuleren van informele sociale steun en informele sociale controle versterkt het sociale netwerk op de turnclub"
Pedagogisch beleid
Op bestuurlijk niveau is het ook belangrijk om een pedagogisch beleid voor zowel bestuurders, trainers, ouders en kinderen op te stellen. Dit kan door middel van ledenvergaderingen of klankbordgroepen waarin de verwachtingen besproken, gediscussieerd en vastgelegd worden. Verder zou de transparantie vergroot moeten worden in turnzalen. Dit kan door het plaatsen van een tribune, het aanbieden van kijk-/open trainingen of kijkweken waarin iedereen mag zien wat er in trainingen gebeurt. Tevens moet het bestuur zich verantwoordelijk voelen voor de ontwikkeling van trainers en bestuurders. Dit door het stimuleren van bijscholingen op methodisch, didactisch, maar ook zeker pedagogisch vlak.
Als laatste advies geven wij mee om te investeren in goede onderlinge banden tussen alle betrokkenen van de turnclub om zo een sterk sociaal netwerk te verkrijgen. Het stimuleren van informele sociale steun en informele sociale controle versterkt het sociale netwerk op de turnclub. Vanuit persoonlijk advies is het van belang om balans te vinden tussen presteren in de sport en het belangrijk vinden om te blijven ontwikkelen en groeien, maar dit met plezier te doen. Kort en bondig luidt de boodschap om bovenal kindgericht te werken, want uit plezier volgt vanzelf te prestatie.
Voor meer informatie: De Ervaren Rol van Trainers en Bestuurders bij het Creëren van een Pedagogisch Sportklimaat op Turnclubs - Een Explorerend Onderzoek naar hoe de Principes van de Pedagogische Civil Society Kunnen Bijdragen aan het Pedagogische Sportklimaat op Turnclubs (bachelor thesis)
Fleur van Milaan is 22 jaar en start komend jaar aan de master Youth, Education and Society. Fleur heeft jarenlang zelf geturnd in Haarlem en later de overstap gemaakt naar het trainerschap. Momenteel is zij trainer bij Turnz Amsterdam Gymnastics, tegenover de docentenopleiding voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) die zij tevens heeft afgerond in 2020.
Daniël van den Heuvel (25 jaar) is een masterstudent Youth Education & Society aan de Universiteit Utrecht. Ook heeft hijzelf geturnd als kind.