Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

De sportvereniging is nodig om goed burgerschap te oefenen 16 oktober 2018

door: Lucas Meijs & Philine van Overbeeke

Sport vormt een belangrijk onderdeel van de tijdbesteding van jeugd en jongeren. Het feitelijke sporten gaat vooral om gezonde lichaamsbeweging met alle positieve effecten van dien, maar zeker in verenigingsverband geeft de vereniging jongeren ook veel andere kansen om zich te ontwikkelen. 

Sportverenigingen zijn nog steeds dominante mutual support/benefit-organisaties, ledenorganisaties waarbij vrijwilligers en sporters veel met elkaar delen. Het gaat daarbij niet alleen om een gezamenlijke sport, maar ook om een nog minder goed te benoemen extra dimensie van hun eigen gemeenschap, waardoor er in een gemeente meerdere verenigingen van dezelfde sport zijn. Die ongrijpbare extra gemeenschapsdimensie is een essentieel onderdeel van de waarde van sport in de context van ondersteuning bij het opgroeien van kinderen. 

De youth at risk-benadering is ook gewoon een negatieve benadering waarbij vervelend gedrag beloond wordt

Opgroeien ondersteunen
In de wereld van het ondersteunen van het opgroeien van kinderen zijn er twee benaderingen, of wellicht zelfs paradigma’s. Het eerste paradigma, door ons in navolging van onder meer de RMO4 (2008) en Micha de Winter5 (2011) getypeerd als youth at risk, gaat uit van de kans dat het met jongeren niet goed gaat. In deze benadering wordt onderzoek gedaan om evidence based te kunnen bepalen op welke groepen welke interventies moeten worden toegepast. Het gaat dan bijvoorbeeld om het opsporen van jongeren die vanwege hun specifieke context en persoonlijke kenmerken een grotere kans hebben op het ontwikkelen van verslavingen of crimineel gedrag. 

XL35ColumXLMeijsOverbeeke-1Een ander voorbeeld zijn de uitgebreide voorschoolse trajecten om taalachterstand te bestrijden bij kinderen met niet-westers-allochtone ouders. De youth at risk-benadering is belangrijk omdat hiermee efficiënt (alleen jongeren die risico lopen) en effectief (ze worden er aantoonbaar beter van) gewerkt kan worden. De youth at risk-benadering heeft als grote nadelen dat er maar weinig jongeren van profiteren behalve degenen die echt ‘oranje’ (kans op fout gedrag) en ‘rood’ (vertoont fout gedrag) zijn en dat deelname vaak een sterk verplichtend karakter heeft. Het is ook gewoon een negatieve benadering waarbij vervelend gedrag beloond wordt. 

Diversiteit in de samenleving
Het tweede paradigma, door ons wederom in navolging van onder andere de RMO4 en Micha de Winter5 getypeerd als positive youth development (pedagogische civil society), gaat ervan uit dat het met jongeren goedkomt als hun een breed en diep genoeg aanbod wordt gedaan in de context van het opgroeien. In deze benadering wordt stevig ingezet op diversiteit in de samenleving met mogelijkheden voor alle jongeren op een manier die jongeren zelf passend vinden. Daarbij gaat het niet alleen om verschillende sporten, maar ook om verschillende aanbieders met die subtiele ongrijpbare gemeenschapsdimensie, waardoor je je als jongere daar thuis en gezien voelt. 

In een cynische youth at risk-benadering worden de zware kinderen nadat ze succesvol afgeslankt zijn weer weggestuurd en vervangen door een nieuwe lichting

De Nederlandse sportinfrastructuur is hier uitstekend op ingericht. De positive youth development-benadering heeft als groot voordeel dat deelname vrijwillig is waardoor er veel jongeren van profiteren met een heel positieve grondhouding. Maar het zijn dan wel vooral de zogenaamde ‘groene’ jongeren (geen probleem te voorzien) in plaats van degene die ‘oranje’ en ‘rood’ zijn. Nadeel is daarmee natuurlijk dat het gemakkelijk inefficiënt is omdat er heel veel jongeren geholpen worden die helemaal niet geholpen hoeven te worden. In het strikte, moderne impact-denken: deze interventies hebben aantoonbaar effect (het gaat goed met de jongeren), maar geen impact omdat het met deze jongeren toch wel goed zou komen, al doen we niets.

Verschil tussen de benaderingen
Sport en sportverenigingen kunnen en worden in beide benaderingen ingezet, maar het is wel heel erg verschillend. Om het even heel simpel te zeggen: in een youth at risk-beleid spoort jeugdzorg extreem zware kinderen op en ‘verplicht’ die om te gaan sporten, in een positive youth development-beleid hoopt de samenleving dat een breed sportaanbod met veel verenigingen voorkomt dat alle kinderen een beetje gezet worden. 

In een cynische youth at risk-benadering worden de zware kinderen nadat ze succesvol afgeslankt zijn weer weggestuurd en vervangen door een nieuwe lichting omdat er anders geen impact meer is. In de positive youth development-benadering bepalen de jongeren zelf of ze blijven. 

In de veilige omgeving van de vereniging kunnen we jongeren opdrachten en verantwoordelijkheden geven die eigenlijk nog net niet bij hun leeftijd passen

XL35ColumXLMeijsOverbeeke-2Ondersteunende bouwstenen 
Een belangrijk onderdeel van de positive youth development opgroeifunctie van (sport)verenigingen is dat jongeren verantwoordelijkheid krijgen en nemen voor de organisatie van hun eigen sport of bijvoorbeeld scouting. Als volwassenen alles voor jongeren regelen, is een groot deel van het effect weg. Een goede vereniging, maar ook een sportveldje, is een 'maatschappij in het klein', met als wezenlijk kenmerk dat formele hiërarchie nauwelijks een rol speelt en dat er gewerkt moet worden met wat beschikbaar is. Er zijn twee aanvullende bouwstenen voor dit effect.

De eerste bouwsteen gaat over het benutten van de kwaliteiten van jongeren. Positive youth development past bij de traditie van Asset-Based Community Development (ABCD). In de ABCD-benadering wordt gekeken naar wat een bepaalde gemeenschap, of in dit geval een (groep) jongere(n), wel kan in plaats van dat benadrukt wordt wat de gemeenschap allemaal niet heeft2, 3 (Kretzmann & McKnight, 1993; zie ook Van den Bos (2007) voor toepassing in Nederland). 

Een simplistisch voorbeeld is natuurlijk dat jongeren onder de 18 jaar niet kunnen autorijden, maar wel fietsen en het openbaar vervoer gebruiken. ABCD leidt tot het geven van een opdracht zoals 'jullie moeten daar naartoe' in plaats van een oplossing 'de auto’s vertrekken om 11.00 uur'. Maar nog spannender: in de veilige omgeving van de vereniging kunnen we jongeren opdrachten en verantwoordelijkheden geven die eigenlijk nog net niet bij hun leeftijd passen. We kunnen ze aanspreken op hun potentie, hun leervermogen en hun lef om met elkaar een oplossing te vinden.

Voordeel van de homogene verenigingscultuur is dat er weinig verschil is tussen de ouders van de spelende kinderen, jongeren die zichzelf organiseren en de leden die als vrijwilliger actief zijn

Het ontbreken van formele hiërarchie verwijst naar de theoretische benadering van de Civic Driven Change1 (Biekart & Fowler, 2012). Kort samengevat beschrijft deze benadering hoe een lokale gemeenschap - in deze benadering vaak in Afrika, Azië of Latijns Amerika - zelf aan het roer kan en moet staan van de verandering in plaats van de nationale overheid of de buitenlandse NGO. Voor de positie van jongeren in het organiseren van sport kan Civic Driven Change dus vertaald worden naar Youth Driven Change om duidelijk te maken dat jongeren niet beperkt moeten worden tot ‘willoze’ uitvoeders van de plannen van volwassen, maar juist opgejut moeten worden tot bevlogen bedenkers en implementeerders. Ook al denken de ouderen aan de kantlijn: dat kan nooit goed gaan. 

XL35ColumXLMeijsOverbeeke-3Sportverenigingen als opgroei ondersteuner
De tweede bouwsteen is het concept civil society, dat niet alleen betekent dat burgers zelf verantwoordelijkheid nemen, maar vooral dat ze dit in eigen organisaties en gemeenschappen doen. Dat wil zeggen organisatorische pluriformiteit door een optelsom van homogene organisaties. Zoals al aangegeven, Nederlandse sportverenigingen hebben ieder een eigen cultuur die anders is dan die van de andere verenigingen op hetzelfde complex. 

Voordeel van deze homogene verenigingscultuur is dat er weinig verschil (nabijheid) is tussen de ouders van de spelende kinderen, jongeren die zichzelf organiseren en de leden/ouders die als vrijwilliger actief zijn. Daardoor heeft iedereen een homogeen normen- en waardenpatroon waardoor het makkelijk wordt om elkaar als co-opvoeders en co-opgroeiers te accepteren. Het is dus ook die veilige omgeving waarin net iets meer mag (geen formele hiërarchie) en kan (de eigen vaardigheden oprekken) dan in de bijbaan of op school! 

De vaak sterke hiërarchische verhoudingen tussen generaties (jong en oud) beletten jongeren om actief deel te nemen aan de civil society

Unieke rol 
Sport als positive youth development is niet alleen belangrijk in ons eigen land maar, in alle eerlijkheid, nog veel meer over de grens. ISA is een Nederlandse stichting die expliciet sport inzet voor positive youth development, onder ander in Oost- en West-Afrika en het Midden-Oosten. Net als in Nederland vormt sport een belangrijk onderdeel van de tijdbesteding van veel jeugd en jongeren, weliswaar minder in ‘traditionele’ sportverenigingen en meer in informele sportstructuren (zoals buurtclubs en informele sportgroepen) met lokaal eigenaarschap. Juist in deze landen kan sport een veilige omgeving bieden voor het aanleren van sport- en sociale vaardigheden, maar in het bijzonder kan sport een unieke rol vervullen bij het oefenen van burgerschap. 

De vaak sterke hiërarchische verhoudingen tussen generaties (jong en oud) beletten jongeren om actief deel te nemen aan de civil society. In en rondom het sportveld, een veilige omgeving gecreëerd door ISA in samenwerking met de jongeren, kan en mag net iets meer waardoor jongeren kunnen oefenen met actief burgerschap. En minstens zo belangrijk, hier kunnen jongeren hun buurt en de oudere generaties laten zien dat ze betrokken zijn. Sportverenigingen zijn daarmee een context waar jongeren veilig kunnen oefenen met fysieke (sport)vaardigheden maar ook met - niet onbelangrijk - allerlei sociale vaardigheden en bovenal burgerschap. 

Oefenen van burgerschap
Sport is dus (inter)nationaal een context waarin jongeren leren elkaar onderling te steunen (bonding sociaal kapitaal) om er dan zelf op uit te kunnen trekken in de ‘boze buitenwereld’ (bridging sociaal kapitaal). Het is echt oefenen van burgerschap op je eigen manier gebaseerd op gezag en autoriteit in plaats van macht. Daarom: de populaire uitspraak ‘it takes a village to raise a child’ kan in Nederland beter worden veranderd in ‘it takes sport associations to raise children’

Bronnen

  1. Biekart, K. & Fowler, A. (2012). Civic Driven Change: An Update on the Basics. Den Haag: International Institute of Social Sciences. 
  2. Bos, C. Van den. (2007). Nieuwe bronnen aanboren. Vrijwillige Inzet Onderzocht, 4 supplement over 'De Toekomst van Vrijwillige Inzet', p. 59-67.
  3. Kretzmann, J.P. & McKnight, J.L. (1993). Building Communities from the Inside Out: A Path Toward Finding and Mobilizing a Community's Assets.
  4. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2008). Versterking voor gezinnen. Den Haag, SDU.
  5. Winter, M. De (2011). Verbeter de wereld, begin bij de opvoeding. Van achter de voordeur naar democratie en verbinding. Amsterdam: SWP.

Prof. dr Lucas Meijs is als hoogleraar ‘Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk’ verbonden aan de vakgroep Business-Society Management van de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit.

Philine van Overbeeke is Junior Onderzoeker aan Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit. Zij behaalde in 2016 haar bachelor Bedrijfskunde aan RSM en voltooide daar in 2017 ook haar Master Global Business & Sustainability.

« terug

Reacties: 4

Paul Kok
16-10-2018

Wat een goed stuk over jeugd en de cruciale rol van de verenigingen in Nederland. Opnieuw bewijs dat we de infrastructuur van verenigingen maar beter kunnen koesteren. En als we dat allemaal zien en ook willen mag ook best een groter deel van de algemene middelen aan verenigingen worden besteed. 

Astrid Cevaal
22-10-2018

Heerlijk artikel! Vooral de duiding aan de hand van de paradigma's sprak me erg aan. En de strekking van het stuk bevestigt mijn opvatting dat de sportvereniging als verlengstuk kan dienen in de opvoeding van kinderen, complementair aan de opvoeding vanuit thuis en school. En niet onbelangrijk: ook de volwassen leden kunnen er zich blijven ontwikkelen. Sportvereniging = lerende omgeving, mits men over voldoende autonomie beschikt.

Annet Tiessen
30-10-2018

Dank voor dit heldere artikel, waarin relevante kennis uit aanpalende terreinen wordt gebruikt. In theorie kan ik me vinden in de conclusies die getrokken worden ten aanzien van de (potentiele) rol van sportverenigingen, maar ik vraag me wel af of dit in de praktijk ook zo is. Als alle bestuurders, vrijwillgers, trainers (en ouders) professionele opvoeders zouden zijn, die werken volgens deze methodes, ja dan..... Maar dat is niet het geval. Een vereniging kent geen homogene verenigingscultuur en bestaat uit een grote diversiteit van mensen met verschillende normen en waarden. Waar de sportvereniging ten opzichte van andere structuren in de samenleving zeker zijn voordelen heeft (minder strakke regels, meer ruimte voor eigen initiatief ten opzichte van een bijbaan of school), is het de vraag of de hoge verwachtingen reeel zijn. Het roept bij mij ook een aantal vragen op, zoals de vraag hoe maakbaar de samenleving is ten aanzien van sociale cohesie? Welke  vaardigheden (en wil!) hebben mensen nodig om dat te realiseren? En is het reeel dit te verwachten van veelal welwillende vrijwilligers op de sportvereniging? De ambities van het Sportakkoord op het gebied van Vitale verenigingen en Positieve sportcultuur vormen een grote uitdaging op dit gebied, waarbij ik me afvraag of de sport zich wel zo moet positioneren als een belangrijke speler op dit gebied. Ja, sport zou het kunnen, maar met de huidige middelen/organisatiestructuur vraag ik me dat af...

Wouter de Groot
30-10-2018

Ik zie ook de mogelijkheden, maar deel de zorgen van Annet Tiessen. Daarnaast vraag ik me af of de internationale context die wordt geschetst inderdaad verheffend werkt. Zo betwijfel ik of er positief wordt aangekeken tegen het verheffen van meisjes door middel van sport in het Midden-Oosten om burgerschap te bevorderen. Volgens mij zou dit door kwaadwillende regeringen kunnen worden uitgelegd als westerse inmenging. Zolang de NGO's taken voor hun rekening nemen waar de regeringen toch niet naar omkijken en die de status quo van de macht niet in gevaar brengen, is er niets aan de hand. Of zijn we stiekem toch bezig om "onze" manier van leven over te brengen op kinderen in andere landen door middel van sport en bewegen?

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst