Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Column XL-Item

Opleiden en toetsen van praktijksportpsychologen 31 mei 2016

door: dr Vana Hutter

Het prestatieniveau in de topsport stijgt en stijgt. Hoger, sneller, sterker moet het om de top te bereiken en te behouden. In de sport is er daarom veel oog voor talentherkenning en het ontwikkelen van sporters tot topsporters. Het stijgen van het niveau en de professionalisering van de sport stelt ook steeds hogere eisen aan de begeleiding van topsporters. Zou het dan niet logisch zijn om ook aandacht te besteden aan het opleiden van de mensen die topsporters faciliteren bij hun prestaties? Zoals bijvoorbeeld sportpsychologen?

De belangstelling voor sportpsychologie is al jaren groeiende. Meer en meer sporters doen hun voordeel met sportpsychologische begeleiding en er zijn steeds meer mensen geïnteresseerd om sportpsycholoog te worden. De hoogste tijd dus om kritisch te kijken hoe we er voor zorgen dat de sportpsychologen die het veld betreden vakbekwaam zijn en 'fit for practice'. In mijn proefschrift 'Training and assessment for sport psychology practice' beschrijf ik mijn onderzoek naar het opleiden en het toetsen van sportpsychologen.

Een vergelijking met Europa
In Nederland is er sinds 2004 een accreditatieregister voor sportpsychologen, opgericht door de Vereniging voor Sportpsychologie in Nederland (VSPN). Om het predicaat 'Praktijksportpsycholoog VSPN®' te verkrijgen kun je je aan diverse universiteiten bekwamen in de sportpsychologie (UvA, RUG, RU en VU) en de post-academische opleiding tot praktijksportpsycholoog (POPS) volgen bij het Universitair Centrum voor Gedrag en Bewegen van de VU Amsterdam. De POPS is een parttime opleiding die bestaat uit zestig studiepunten en afgestudeerde psychologen en bewegingswetenschappers opleidt voor de praktijk. Een groot deel van mijn onderzoek heeft plaats gevonden aan deze opleiding.

"In een aantal Europese landen is helemaal geen opleiding beschikbaar voor mensen die praktijksportpsycholoog willen worden"

Als we de Nederlandse situatie vergelijken met de rest van Europa (zoals beschreven in Hutter, Van der Zande, Rosier & Wylleman, 2016) dan valt een aantal zaken op. In de eerste plaats blijken de opleidingsmogelijkheden voor sportpsychologen sterk te verschillen van land tot land. In een aantal Europese landen is helemaal geen opleiding beschikbaar voor mensen die praktijksportpsycholoog willen worden. In een aantal landen zijn er losse vakken of een pakketje vakken beschikbaar, maar er zijn ook landen die, net als Nederland, een substantiële opleiding hebben. Dat geldt bijvoorbeeld (maar niet uitsluitend) voor het Verenigd Koninkrijk, Zweden, Zwitserland en België.

Het in- en uitstroomniveau van opleidingen varieert, maar de meeste opleidingen vereisen een bachelor-diploma om in te stromen en leiden op tot een master-titel. In de Nederlandse situatie is een master vereist om in te stromen in de POPS en de opleiding is daarmee van zogenoemd post-initieel niveau.

Het grootste deel van de opleidingen biedt, net als in de Nederlandse situatie, een praktijkstage aan, waarin sportpsychologen in opleiding werken onder begeleiding van een supervisor. Een aantal opleidingen biedt wel een praktijkstage, maar geen supervisie. Daarnaast is er een aantal opleidingen die geen praktijkervaring bieden in de vorm van een praktijkstage.

"Over heel Europa bezien leidt ongeveer veertig procent van de 35 onderzochte opleidingen tot accreditatie, licentie of registratie van afgestudeerden"

Een laatste belangrijk punt is de erkenning van sportpsychologen in de vorm van een register of accreditatie. In Nederland worden afgestudeerde sportpsychologen geaccrediteerd. Over heel Europa bezien leidt ongeveer veertig procent van de 35 onderzochte opleidingen tot accreditatie, licentie of registratie van afgestudeerden. Er worden op dit moment zowel door de wereldsportpsychologieorganisatie (ISSP), als de Europese federatie voor sportpsychologie (FEPSAC) en de Europese federatie voor psychologie (EFPA) initiatieven ondernomen die gericht zijn op internationale certificering van sportpsychologen.

XL20ColumnXLVanaHutter1Het opleiden van sportpsychologen: wat, hoe en of
In mijn proefschrift stel ik grofweg drie vragen die mijns inziens voor elke opleider, ongeacht vakgebied, van belang zijn. Wat moeten aanstaande professionals leren, hoe kunnen ze dat het beste leren, en hoe toetsen we of ze dat geleerd hebben.

Wat?
Om te starten met de vraag wat sportpsychologen moeten leren, hebben wij (Hutter, Oldenhof-Veldman & Oudejans, 2015) gekeken naar de vragen die sportpsychologen in opleiding stelden in supervisie. De sportpsychologen in opleiding van de POPS begeleiden een zevental sporters, coaches of teams en staan daarbij onder supervisie van ervaren sportpsychologen. Ter voorbereiding van hun supervisiesessies beschrijven zij de praktijksituaties die ze tegenkomen, reflecteren daar op, en formuleren vragen die ze willen stellen in de supervisie.

Wij hebben 369 van dergelijke supervisievragen verzameld en geanalyseerd. Deze supervisievragen bleken niet goed te passen in het enige bestaande model voor supervisie-issues (dat van Loganbill, Hardy, & Delworth, 1982). Daarom hebben wij op basis van de supervisievragen een eigen model ontwikkeld met 19 verschillende thema’s waar sportpsychologen zich op willen of moeten ontwikkelen.

De thema’s vallen in twee hoofdcategorieën uiteen, namelijk praktische knowhow-thema’s (bijvoorbeeld vragen over interventies of het bijstellen van een plan van aanpak) en thema’s die betrekking hebben op de professionele ontwikkeling van de sportpsycholoog (bijvoorbeeld het omgaan met eigen gedachten en gevoelens of dilemma’s met betrekking tot de sociale omgeving van de sporters). De thema’s en categorieën in het model geven ons inzicht in welke vragen en uitdagingen sportpsychologen tegenkomen bij hun eerste professionele schreden in het veld. Dit zijn thema’s waarop ze zich moeten ontwikkelen om zelfstandig en vakbekwaam aan de slag te kunnen.

"Er is recent in de sportpsychologische literatuur meer en meer belangstelling voor leerervaringen die bijdragen aan het leerproces van sportpsychologen"

Hoe?
De volgende vraag die we stelden was hoe sportpsychologen zich ontwikkelen op de thema’s uit het model (Hutter, Oldenhof-Veldman, Pijpers & Oudejans, in press). Oftewel: welke leerervaringen helpen sportpsychologen zich te ontwikkelen op elk thema. Er is recent in de sportpsychologische literatuur meer en meer belangstelling voor leerervaringen die bijdragen aan het leerproces van sportpsychologen. Wij wilden niet alleen weten welke leerervaringen in brede zin nuttig zijn voor sportpsychologen, maar wilden graag specifiek weten wat helpt bij wat? Welke leerervaringen helpen sportpsychologen in opleiding bijvoorbeeld om interventies beter onder de knie te krijgen? En welke dragen bij aan professionele ontwikkelingen zoals het omgaan met je eigen gedachten en gevoelens in begeleiding?

We hebben vijftien sportpsychologen geïnterviewd en met hen de thema’s uit ons supervisiemodel besproken. We vroegen hen per thema of ze zich op dat thema ontwikkeld hadden. Het antwoord was in het leeuwendeel van de gevallen (gelukkig) 'ja'. Vervolgens hebben we ze gevraagd welke leerervaringen hen geholpen hebben bij die ontwikkeling, wat maakte dat ze ergens beter in waren geworden? Uit de antwoorden bleek dat een breed scala aan leerervaringen nuttig is.

Er werden traditionele leerervaringen zoals modules, literatuur en docenten genoemd, maar ook het nut van het leren van anderen, zoals studiegenoten, collega’s of mensen uit andere vakgebieden. De meest genoemde leerervaringen kwamen neer op praktijkervaring en reflectie. De geïnterviewde sportpsychologen gaven bijvoorbeeld aan dat ze van het werken met de casussen in de opleiding veel geleerd hadden, of van de ervaring die ze na de opleiding op hadden gedaan. Ze waren bijvoorbeeld hun werkwijze in de praktijk meer gaan personaliseren of hadden andere werkwijzen uitgeprobeerd in de praktijk. De reactie van de sporters die ze begeleidden bleek ook zeer leerzaam. Praktijkervaring werd daarnaast vaak in één adem genoemd met het reflecteren op die ervaring, door zelfreflectie, supervisie of intervisie.

We hebben vervolgens de relatie tussen de leerervaringen en de thema’s waarbij ze genoemd werden nader geanalyseerd. Uit deze analyse bleek dat de traditionele leerervaringen volgens de geïnterviewden vooral nuttig waren voor het opdoen van praktische knowhow. Het leren van anderen bleek hen vooral geholpen te hebben bij de professionele ontwikkeling thema’s uit het model. De praktische ervaring en reflectie bleken waardevol voor zowel knowhow als professionele ontwikkeling. De relaties tussen de leerervaringen en de thema’s kunnen gebruikt worden om het onderwijs verder en specifieker vorm te geven.

XL20ColumnXLVanaHutter2Of?
Behalve het wat en hoe van het opleiden heb ik mij in mijn promotieonderzoek bezig gehouden met de vraag hoe we kunnen toetsen of sportpsychologen klaar zijn voor de praktijk. In de POPS ronden de sportpsychologen hun opleiding af met zeven casussen (sporters, coaches of teams die ze begeleiden). Tijdens deze casussen brengen ze het geleerde in de praktijk en dienen ze te laten zien dat ze bekwaam genoeg zijn om zelfstandig te praktiseren als sportpsycholoog. Het is de verantwoordelijkheid van de opleiding en de supervisoren om dit te toetsen en dat is bepaald geen sinecure. Het toetsen van competentie in een complex en contextafhankelijk vak als de sportpsychologie is in zichzelf al een grote uitdaging. Tel daarbij op dat er nog geen eenduidige overeenstemming is in de sportpsychologische literatuur over hoe competente beroepsuitoefening er uit ziet (zie o.a. Fletcher & Maher, 2013;2014) en dat de supervisierol voor veel sportpsychologen relatief nieuw is in Nederland (zie o.a., Hutter, 2014).

De afgelopen jaren voerden wij (Hutter, Pijpers & Oudejans, in press) een actie-onderzoek uit om de toetsing in de opleiding te verbeteren. Onze doelen waren om:

  • het kunnen van de sportpsychologen goed te kunnen toetsen (dat wil zeggen op valide, betrouwbare, objectieve en transparante wijze),
  • om de toetsers (examencommissie en supervisoren) goed te faciliteren in hun rol, en
  • om een positieve toetscultuur te ontwikkelen, waarin de verantwoordelijkheid voor, en acceptatie van, de toetsing hoog is.
"Oorspronkelijk werden de casussen van de sportpsychologen beoordeeld op basis van een verslag"

Als onderdeel van dit onderzoek vergeleken we twee verschillende manieren van toetsing (zie Hutter, Pijpers, & Oudejans, 2016). Oorspronkelijk werden de casussen van de sportpsychologen beoordeeld op basis van een verslag. We hebben die manier van toetsen vergeleken met zogenoemde Structured case presentations (o.a. Petti, 2005), waarin een verslag gecombineerd wordt met een gesprek met de sportpsycholoog in opleiding. Wij vonden dat, vooral voor toetsing door de examencommissie, de structured case presentations een betere werkwijze was dan het beoordelen van alleen verslagen. Met name de feedback-functie van de structured case presentations werd goed gewaardeerd door de sportpsychologen én de toetsers. Het is onze overtuiging dat toetsing niet alleen een evaluerende, maar ook een lerende functie zou moeten hebben, daarom is dit laatste een belangrijke bevinding voor ons. De structured case presentations zijn inmiddels ingevoerd voor de toetsing door de examencommissie van de POPS.

De sportpsychologie is volop in ontwikkeling en dat geldt overduidelijk ook voor het opleiden van sportpsychologen. Naar mijn mening kunnen opleidingen en opleiders veel van elkaar leren en is het onzinnig om overal het wiel opnieuw uit te willen vinden. Dit is de reden dat ik, als onderdeel van mijn promotieonderzoek en als (toenmalig) FEPSAC-bestuurslid, samen met Jesse van der Zande een netwerk heb opgezet voor opleiders in de sportpsychologie (het EASY-network, voor Educators in Applied Sport psychologY). De eerste EASY networking conference heeft afgelopen donderdag plaats gevonden. Het is ook de reden dat ik mijn persoonlijke ervaringen heb gedeeld in twee boekhoofdstukken die onderdeel uitmaken van het proefschrift.

In het bijzonder gaat het om de lessen die ik heb geleerd van het vanaf nul opzetten van een supervisiesysteem (Hutter, 2014) en de uitdagingen die Karin de Bruin en ik ervaren bij het opleiden van de nieuwe generatie sportpsychologen, de zogenoemde Millenials (Hutter & de Bruin, 2016).

Ben je nieuwsgierig naar deze lessen en reflecties of naar andere onderdelen van mijn proefschrift? Neem gerust contact op via v.hutter@vu.nl of download hier het proefschrift.

Referenties

  • Hutter, R.I. (V.) (2014). Sport psychology supervision in the Netherlands: Starting from scratch. In J. G. Cremades & L. S. Tashman (Eds.), Becoming a sport, exercise, and performance psychology professional: A global perspective (pp. 260-267). New York: Routledge, Taylor & Francis Group.
  • Hutter, R.I. (V.) & de Bruin, A.P. (K.) (2016). Supervising the Millennial. In J. G. Cremades & L. S. Tashman (Eds.), Global Practices and Training in Applied, Sport, Exercise, and Performance Psychology: a Case Study Approach (pp. 262-270). New York: Routledge, Taylor & Francis Group.
  • Hutter, R.I. (V.), Oldenhof-Veldman, T., & Oudejans, R.R.D. (2015). What trainee sport psychologists want to learn in supervision. Psychology of Sport & Exercise, 16, 101–109.
  • Hutter, R.I. (V.), Oldenhof-Veldman, T., Pijpers, J.R., & Oudejans, R.R.D. (in press). Professional development in sport psychology: Relating learning experiences to learning outcomes. Journal of Applied Sport Psychology.
  • Hutter, R.I. (V.), Pijpers, J.R. & Oudejans, R.R.D. (2016). Assessing competency of trainee sport psychologists: an examination of the ‘Structured Case Presentation’ assessment method. Psychology of Sport & Exercise, 23, 21-30.
  • Hutter, R.I. (V.), Pijpers, J.R. & Oudejans, R.R.D. (in press). Assessing Competence in Sport Psychology: An Action Research Account. Journal of Sport Psychology in Action.
  • Hutter, R.I. (V.), van der Zande, J.J., Rosier, N. & Wylleman, P. (2016). Educational pathways towards applied sport psychology expertise in Europe. International Journal of Sport and Exercise Psychology.
  • Fletcher, D., & Maher, J. (2013). Toward a competency-based understanding of the training and development of applied sport psychologists. Sport, Exercise, and Performance Psychology, 2, 265–280.
  • Fletcher, D., & Maher, J. (2014). Professional competence in sport psychology: Clarifying some misunderstandings and making future progress. Journal of Sport Psychology in Action, 5, 170–185.
  • Loganbill, C., Hardy, E., & Delworth, U. (1982). Supervision: A conceptual model. The Counseling Psychologist, 10, 3–42.
  • Petti, P. V. (2008). The use of a structured case presentation examination to evaluate clinical competencies of psychology doctoral students. Training and Education in Professional Psychology, 2, 145–150.

Dr Vana Hutter werkt als docent/adviseur/onderzoeker bij het Universitair Centrum voor Gedrag en Bewegen, faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam. Zij is sportpsycholoog VSPN® en inspanningsfysioloog en kent de sportpraktijk van binnen uit, door haar werk in de top- en breedtesport. Zij is één van de oprichters van de post-academische opleiding tot praktijksportpsycholoog en promoveerde op onderzoek naar het opleiden en toetsen voor de sportpsychologiepraktijk.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst