De sporter is een wandelaar, en het beleid wandelt mee
door: Eric Lagendijk
2032, het klinkt bijna abstract ver weg, omdat we nog maar net in de niet-zo-roaring twenties zitten. Maar hoe ouder je wordt, hoe sneller de tijd gaat. Het is slechts over tien jaar al zo ver. Wat in de sport zal er dan wezenlijk anders zijn dan nu het geval is? Is het niet zo dat de kern van de moderne sport (gereglementeerde wedijver) in 150 jaar de facto niet zo gek veel veranderd is? De relatief stabiele kenmerken van sport (koepels, clubs, teams, regels, wedstrijden, oefeningen, ruimte, handhaving) hebben vermoedelijk te maken met traditie en conservatisme die de sportwereld en het sportbestuur kenmerken. Het zijn instituten op leeftijd die de sport organiseren. Veranderingen in de sport, van binnenuit, zijn schaars, traag en nooit onomstreden. De sporter is een wandelaar, en het beleid wandelt mee. En daarmee krijg je wat je kreeg, omdat je ongeveer doet wat je deed.
Het zijn eerder externe, maatschappelijke ontwikkelingen waarop de sport moet anticiperen om de traditie, de kernwaarden, overeind te houden. Effectief sportbeleid speelt in op die maatschappelijke veranderingen. U kent ze vast: globalisering (waarlangs de sportwereld zich verbreidt), individualisering, gevolgen van klimaatverandering, toenemende tweedeling, digitalisering en informalisering, om een aantal te noemen. Belangrijkste kernmerk: ze zijn er al een tijdje, en gaan nog wel een tijdje mee. Het sportbeleid heeft zijn handen er vol aan, meer dan aan zichzelf. Hoe gaan we om met een veranderend sportlandschap dat hiermee samenhangt? En zal het sportbeleid, vormgegeven door sportorganisaties en overheden, er in 2032 wezenlijk anders uitzien in 2022? Er is weinig dat daarop wijst.
"De problematiek waarop het sportbeleid probeert vat te krijgen is hardnekkig, en hangt samen met genoemde maatschappelijke veranderingen"
Maatschappelijke meerwaarde
De inhoud van het sportbeleid heeft een aantal landelijke ankers die lokaal en regionaal stevig geworteld zijn. Dat zijn de ambities van het sportakkoord, zoals vitale sportaanbieders, inclusief sporten en bewegen en duurzame sportinfrastructuur. De sportsector laat zich beleidsmatig bovendien voorstaan op zijn maatschappelijke meerwaarde, en draagt vaak in woord, en zeker ook in daad, bij aan allerlei maatschappelijke opgaven. Niet voor niets bedraagt de social return of investment van sport 251%.
De problematiek waarop het sportbeleid probeert vat te krijgen is hardnekkig, en hangt samen met genoemde maatschappelijke veranderingen. Denk aan toenemend verloop bij sportverenigingen, minder vrijwilligers die zich langere tijd willen binden, afnemende motorische vaardigheden van jongeren en lage participatie bij lage SES-groepen. Instrumentarium dat hiertegen in de strijd wordt gegooid bestaat uit lokale sportakkoorden, verenigingsondersteuning, sportcampagnes, inzet van buurtsportcoaches en allerhande maatregelen om de kwaliteit van het sportaanbod te verhogen met opleidingen, cursussen en programma’s. Dit beleid en de problematiek die daarmee getackeld moet worden, houden elkaar inmiddels vele jaren ongeveer in evenwicht. De problematiek wordt niet groter, maar ook niet echt kleiner. De beoogde stijging in sport- en beweegdeelname halen we niet. NB: overbodig te zeggen dat corona ons hier ook niet echt geholpen heeft. Dat vraagt om een andere column.
"Een gezonde, actieve leefstijl met aandacht voor voldoende beweging en motorische vaardigheden - en van jong tot en met oud - behoort in het brandpunt van belangstelling van de komende kabinetten te staan"
Deltaplan voor de georganiseerde sport
Wat zouden we in 2032 anders, meer of beter moeten doen dan we nu doen? Nadrukkelijker dan ooit is er aandacht voor de relatie tussen bewegen, zorg en preventie. Een gezonde, actieve leefstijl met aandacht voor voldoende beweging en motorische vaardigheden - en van jong tot en met oud - behoort in het brandpunt van belangstelling van de komende kabinetten te staan. Een deltaplan voor de georganiseerde sport (NOC*NSF/bonden en POS) met een professionaliseringsimpuls moet het particuliere sportaanbod op kwalitatief hoog niveau brengen en houden zodat het een stabiele maatschappelijke partner wordt, is en blijft. Dit moet verder gaan dan tijdelijke ondersteuning hier en daar.
Gemeenten moeten zich blijven inzetten voor lokale samenwerking: de verbinding tussen de sport- en beweegsector met maatschappelijke partners. Buurtsportcoaches kunnen hun agenda’s alvast trekken. Jongeren op gezond gewicht, maar dan voor alle leeftijden. We moeten dat wat we al doen nog meer en nog beter doen. Niet wezenlijk anders, maar met een dwingender kwaliteitsimpuls, en met een veel forsere investering. Voor veel meer deskundige handjes, bij sportaanbieders, en bij maatschappelijke partners die een sport- en beweegopgave hebben.
Sportwet?
Hebben we hiervoor een sportwet nodig in 2032? Zal die er dan zijn? In het verleden hadden we geen sportwet en zijn we gekomen tot waar we de afgelopen decennia en nu zijn. In internationaal perspectief is die positie overigens prima, maar we zijn welvarend en we willen meer. Als een sportwet kan helpen om een professionaliseringsimpuls te faciliteren, en een bijdrage kan leveren bij het borgen van vitaliteitsbeleid voor alle Nederlanders, dan heb je mij mee. Hopelijk met inachtneming van de lessen die we kunnen trekken uit de implementatie van de Wmo, de mislukte participatiewet en de decentralisatie van de jeugdzorg. Zonder noemenswaardige toename van bureaucratie en verantwoordingsplichten.
"De inhoud van dit beleid, en het lokaal maatwerk dat dit veronderstelt, zijn op zijn minst net zo belangrijk als de vorm cq. het juridisch gehalte ervan"
Prikkel met die wet juist de zelfwerkzaamheid van de sector, bevorder de professionaliteit, focus op groepen die het extra nodig hebben. Speel in op de ontwikkeling die gaande is, de beweging van onderop. Van organisaties lokaal die elkaar inmiddels steeds vaker weten te vinden. De inhoud van dit beleid, en het lokaal maatwerk dat dit veronderstelt, zijn op zijn minst net zo belangrijk als de vorm cq. het juridisch gehalte ervan. Het mooiste is als die twee bewegingen elkaar gaan raken: het werken met een wat dwingender, juridisch geborgd stelsel voor sport en bewegen van bovenaf, en een hecht lokaal platform van sportaanbieders met hun samenwerkingspartners van onderop. Ja, dat zie ik wel voor me in 2032.
En o ja, in 2032 is zwerkbal olympisch:
Eric Lagendijk is consultant en projectleider, voor Vereniging Sport en Gemeenten begeleidt hij de lokale pijler van het sportakkoord. Voor meer informatie: e@dijklagen.nl.