door: Astrid Cevaal
Wat mijn verwachtingen zijn ten aanzien van clubkader in 2032? Vanuit de twee petten, die ik in de sport op heb, probeer ik er mijn licht op te laten schijnen. Enerzijds met de pet op van beleidsmaker in de sport, anderzijds met de pet op van bestuurslid jeugdzaken bij een Brabantse tennisvereniging. Maar even voor de helderheid: dit is mijn persoonlijke visie, niet die van mijn werkgever NOC*NSF.
De realist in mij zegt dat wie vooruit wil kijken, ook terug moet blikken. In die twintig jaar dat ik als professional in de sport werk vallen mij een aantal zaken op. De lidmaatschapscijfers waren tot aan begin 2020 tamelijk stabiel. Hoewel de sport het op dit moment, vanwege de coronacrisis, lastig heeft, bewijzen de honderdjarige jubilea van clubs dat er in het veld enorm veel veerkracht is. Kortom, ik heb goede hoop dat het te zijner tijd weer gaat aantrekken.
"Of onze tennisvereniging in de optiek van beleidsmakers vooruitstrevend bezig is en te zijner tijd toekomstbestendig zal zijn, wie zal het zeggen?"
Nooit genoeg vrijwilligers
De kurk waarop sportverenigingen drijven zijn de immer loyale vrijwilligers, hoewel daar non-stop een tekort aan lijkt te zijn. Bestuurders en scheidsrechters zijn en blijven altijd schaars om maar wat te noemen. De samenstelling van de kadergroepen zal wellicht veranderen, maar tot een overschot zal het nooit leiden. Het neerzetten van een gedegen organisatie blijft voor velen een struggle. Clubkaderleden kunnen sinds jaar en dag bij bonden en sportservicebureaus terecht voor kennis en (verenig)kunde, maar wat mij hierin triggert is dat het aanbod altijd groter lijkt te zijn dan de vraag.
Kijkend naar mijn privé-rol als bestuurslid word ik in vrijwel alles wat hierboven beschreven staat bevestigd. Getuige het feit dat er dit jaar op ons park twee padelbanen zijn aangelegd, lukt innoveren ons nog wel. We hebben gelukkig een gezonde financiële basis, maar ook bij mijn cluppie zijn we nu op zoek naar een nieuwe secretaris en krijgen we bepaalde commissiefuncties niet gevuld. En of onze tennisvereniging in de optiek van beleidsmakers vooruitstrevend bezig is en te zijner tijd toekomstbestendig zal zijn, wie zal het zeggen?
Geen regenboogvlag
Zo goed en zo kwaad als het kan proberen we ons aan (nieuwe) wet- en regelgeving te conformeren. Zo hangt ons paviljoen vol met de Nix18 campagne-uitingen en zijn er op mijn aandringen VOG’s aangevraagd. Maar hoe graag beleidsmakers ook willen, voor de regenboogvlag is de tijd nog niet rijp heb ik gemerkt. Van het lokaal sportakkoord had geen van mijn collega-bestuurders gehoord en bij extra navraag hierover bleef het angstvallig stil. Kwalijk kan ik het ons niet nemen, want wat moeten we er allemaal mee en waar halen we de tijd vandaan? Een warming-up verzorgen bij het Kruidnootjestoernooi vind ik prima, maar het komt er niet van me eens grondig te buigen over een jeugdbeleidsplan. Ons tennispark grenst aan een Brede school dus maatschappelijke kansen te over. Helaas, ik kom er niet aan toe. Iets met werk en gezin.
"De kwaliteitseisen ten aanzien van hardware, orgware en software in de sport moeten simpelweg omhoog"
Het kan dan ook geen toeval zijn dat ik als beleidsmaker nu betrokken ben bij onderzoeken naar verschillende vormen van professionalisering. Ook in de beoogde sportwet wordt hier aandacht voor gevraagd. Wat in het onderwijs en de kinderopvang kan, kan volgens mij ook in de sport. De kwaliteitseisen ten aanzien van hardware, orgware en software in de sport moeten simpelweg omhoog en daarvoor zijn er naar mijn idee structureel beroepskrachten ín verenigingen nodig. Uiteraard mét behoud van vrijwilligers. De urgentie hiervan moet gevoeld worden bij zowel clubs, sportbonden en overheid. En als een vereniging dit niet nodig acht, dan niet.
Continuïteit
Maar zijn we in 2032 al zover? Zal het aantal betaalde verenigingsmanagers, sportparkmanagers, technisch managers, clubkadercoaches en sportpedagogen bij clubs zijn toegenomen? Ik hoop het van harte! Maar waar halen we ze vandaan en welke eisen stellen we aan ze? Ik denk dat het voor de stabiliteit en continuïteit van clubs goed zal zijn als de beoogde (interne) professionals vanuit de clubs zelf gerekruteerd, opgeleid en begeleid zullen worden. Volgens mij is er potentie genoeg en is de kans op intern draagvlak voor deze hybride vorm van samenwerking een stuk groter.
Hoe de financiering en het werkgeverschap er dan uit ziet? Onderzoek moet dit nog uitwijzen maar buiten kijf staat dat er substantieel geld bij moet als we onze sector serieus willen nemen. Sportliefhebbers zelf moeten ook bereid zijn om voor meer kwaliteit meer te betalen. En die voorbeelden zijn er al, kijk maar naar de beweging in volleybal (supportclubs), voetbal (voetbalscholen) en fitness (personal coaching). Een gewaagd idee wat betreft financiering is om medewerkers die werkzaam zijn bij sportbonden, gemeenten en NOC*NSF - zoals ik - voor bijvoorbeeld één of twee dagen in de week te detacheren bij de eigen en omliggende verenigingen. De werkgever betaalt, maar de verenigingen dragen ook financieel een beetje bij. In mijn geval zou ik het bestuur dan moeten verlaten, maar kan ik als sportpedagoog verder en kom ik er wel aan toe om een jeugdbeleidsplan op te stellen. Op deze manier komen beleid en praktijk echt dichter tot elkaar. Hoe mooi zou dat zijn? Tja, in een glazen bol kijken blijft lastig, maar ik drink er vast een half vol glas op.
Astrid Cevaal is momenteel werkzaam bij NOC*NSF als projectleider clubkaderontwikkeling bij de afdeling Sportparticipatie. Daarvoor was zij actief als projectleider VOG bij Centrum Veilige Sport Nederland. In de periode 2016-2018 was Astrid vanuit de KNHB betrokken bij de uitvoering van het actieplan ‘Naar een veiliger sportklimaat’, nadat ze jarenlang voor het Mulier Instituut onderzoek had gedaan. Sinds 2018 vervult ze de functie van bestuurslid Jeugdzaken bij LTV Haaren. Na een lange voetbalcarrière is ze overgestapt op tennis en padel. Daarnaast houdt ze van snowboarden, mountainbiken en schaken.