door: Lucas Meijs
Het Nederlandse vrijwilligerswerk is de laatste decennia kwantitatief redelijk stabiel gebleven: als percentage van de bevolking licht gegroeid, in aantal uren per vrijwilliger licht gedaald. Maar kwalitatief, wat en hoe de vrijwilligers hun werk doen, is er veel veranderd. Zo is veel vrijwilligerswerk in uren minder geworden door technologische veranderingen - denk aan het maken van een verenigingsblad of het communiceren van een afgelaste wedstrijd - maar inhoudelijk zwaarder geworden door bijvoorbeeld wetgeving (AVG…) en toegenomen verwachtingen (niet alleen een online verenigingsblad maar ook Twitter, Facebook en Instagram). Dus, wat is er te zien in de glazen bol van het sportvrijwilligerswerk?
Wat blijft hetzelfde? De belangrijkste constante factor is dat vrijwilligerswerk dat de passie van de vrijwilliger zelf faciliteert, en niet te veronachtzamen ook goedkoper maakt, nog steeds dominant en belangrijk zal zijn. De sportvrijwilliger is ook in 2031 een (ex) sportbeoefenaar. Hobby-energie blijft de aanjager!
De in- en uitsluiting verandert helaas ook niet. Ook in 2031 zullen (kern)vrijwilligers mopperen over ‘de anderen’ die te weinig of niets bijdragen. Maar, positief: het ‘wel klagen, maar niet vragen’ wordt minder omdat de organisatoren steeds beter worden in het regelen van het vrijwilligerswerk.
"Er zullen bijna ongrijpbare vrijwilligers zijn die alles online doen op een plaats en tijd die hun uitkomt"
Welke trends zetten door?
De grootste doorgaande verschuiving is dat het vrijwilligerswerk-profiel van Nederlanders verder zal fragmenteren. Sommige Nederlanders geven heel veel uren en totale commitment in traditioneel vrijwilligerswerk aan één club. Andere Nederlanders zijn slechts af en toe eventjes actief voor verschillende organisaties, waaronder hun sport. Maar er zullen ook bijna ongrijpbare vrijwilligers zijn die alles online doen op een plaats en tijd die hun uitkomt. En natuurlijk de doorzettende trends van de burger-omnivoor die gewoon geen 'nee' kan zeggen tegen al die verzoeken. Maar de voorspelbaarheid dat bijvoorbeeld jongeren A willen en ouderen B, die neemt dramatisch af.
Voor sport betekent het enerzijds dat er helemaal niets verandert in de core van het organiseren: de totale sportvrijwilliger blijft. Maar aan de fringe wordt de concurrentie grimmiger met de andere gulzige tijdvreters zoals werk, vakantie, opleiding, sport, gezin en ook ander vrijwilligerswerk. Maar die fringe wordt wel toegankelijker en beter inzetbaar. Daar komen twee trends bij elkaar, die overigens grappig genoeg wel paradoxaal zijn.
De eerste trend is ‘van organisatie naar organiseren’. Door met name mobiele technologie is flexibel organiseren zoveel makkelijker geworden dat veel mensen de kosten - niet alleen geld maar ook in allerlei regels - van een vaste organisatie gewoon niet meer willen nemen. Ze kunnen hun activiteiten zelf wel organiseren, zonder dat iemand hun voorschrijft hoe dat te doen! Deze trend wordt versterkt doordat de technologie het ook mogelijk maakt om vrijwilligerswerk niet alleen meer in de vrije tijd (free time) te doen maar ook gebruik te maken van de restant-tijd (spare time) tussen twee wedstrijden in en zelfs van de lummel-tijd (idle time), wachtend op de bus. Plaats en tijd van het vrijwilligerswerk wordt dus bepaald door de vrijwilliger en niet door de organisatie. Concreet betekent dit dat de vaste vrijwilligers in de vrije tijd bij een atletiekorganisatie (vereniging) worden aangevuld of vervangen door min of meer toevallige organisatoren in de restant- of zelfs lummeltijd van een atletiek achterbak-groepje. Whatsapp neemt de functie van de ledenadministratie over. Maar ‘de organisatie’ blijft zeker bestaan zolang deze de toegang kan bewaken tot de accommodatie en de competitie.
"De werkgever bepaalt ineens dat medewerkers op een bepaalde zaterdag ergens vrijwilligerswerk kunnen doen"
De tweede grote trend is ‘van mono naar duo management’. Vrijwilligersmanagement kent drie belangrijke stappen: toegang tot de vrijwillige energie, vormgeven aan het vrijwilligerswerk en zorgen dat vrijwilligers blijven doorgaan, bij jou of ergens anders. De eerste stap is voor sportverenigingen veel makkelijker dan voor de meeste andere vrijwilligersorganisaties: verenigingen kennen de ‘rugnummers’ van hun potentiële vrijwilligers want die staan in hun ledenbestand. Maar de truc is om met dat vrijwilligerswerk in hun agenda te komen. En juist in ‘de toegang tot de agenda’ gaat sport op weg naar 2031 steeds meer concurrentie krijgen van organisaties die deze toegang organiseren en dan die vrijwilligers plaatsen bij een andere organisatie (vaak in zorg en welzijn).
Bekend voorbeeld is werknemersvrijwilligerswerk, wat kan beteken dat ineens de werkgever bepaalt dat medewerkers op een bepaalde zaterdag ergens vrijwilligerswerk kunnen doen. Maar er zijn ook andere kapers op de kust zoals single volunteering, waarbij een grote datingactiviteit wordt gekoppeld aan vrijwilligerswerk, of family volunteering, waarbij vrijwilligerswerk wordt aangeboden als onderdeel van quality time en opvoeden! Allemaal bekende trucs van sportverenigingen maar er zijn dus andere voorbeelden van een koppelteken tussen de agenda en het vrijwilligerswerk van de sportbeoefenaar kapers op de kust!
Wat wordt er fundamenteel anders? Niets :-)
Prof. dr. Lucas Meijs is als hoogleraar Strategische Filantropie en Vrijwilligerswerk verbonden aan de vakgroep Business-Society Management van de Rotterdam School of Management, Erasmus Universiteit.