door: Wouter de Groot
Als de overheid niet drastisch inzet op het verbeteren van de gezondheid van de Nederlanders met de krapste beurzen en de laagste opleidingen, dan zijn de gezondheidsverschillen tussen Nederlanders in 2029 nóg groter dan nu. De overheid dient het voortouw te nemen om de gezondheid van haar inwoners te bevorderen en de gezonde keuzes de makkelijkste te maken. Het individu blijkt onvoldoende in staat om te kiezen voor gezond en de markt is onvoldoende in staat om gezonde producten te produceren.
De tijd is aangebroken dat de overheid weer de regie neemt door normen te stellen voor producten (zout, vet en suiker), armoede te bestrijden en de fysieke omgeving in te richten. Kortom, door dingen te doen die mensen aantoonbaar gezonder maken. Het verhogen van de sportparticipatie van Nederlanders met een lage SES is hierbij een essentieel onderdeel. Het onlangs gesloten Preventieakkoord gaat hierin bij lange na niet ver genoeg.
In mijn ideale wereld zou het sportparticipatiecijfer ergens tussen de 90 en 95 procent liggen
Mijn ideale wereld
In 2029 kunnen we terugkijken op 2028: het jaar waarin de Olympische Spelen in Nederland plaats hadden kunnen vinden. 2029 was ook het jaar waarin de sportparticipatiecijfers ‘door het plafond’ hadden moeten gaan. In 2029 hadden we - als de inspanningen die nodig zijn om de sportparticipatie op topniveau te krijgen zich laten vergelijken met het trainen voor een topprestatie - hopelijk kunnen profiteren van de supercompensatie. Dan zouden we dat topniveau met relatief lichte inspanningen nog even vast kunnen houden.
In mijn ideale wereld zou dat sportparticipatiecijfer dan ergens tussen de 90 en 95 procent liggen. Een veel hogere sportdeelname dan nu het geval is en - nog fijner - een veel groter deel van de bevolking voldoet aan de beweegrichtlijnen. In het komende decennium kunnen stappen worden gezet om dit te realiseren. Een belangrijke bijdrage aan een hogere sportparticipatie kan worden geleverd door zwaar te investeren in de onderkant van de samenleving.
Grote verschillen in gezondheid
Waarom de nadruk op de onderkant van de samenleving? De belangrijkste reden is natuurlijk dat iedereen recht heeft op een leven in goede gezondheid. Er zijn echter grote verschillen in gezondheid waarneembaar in Nederland. Wat met name opvalt, zijn de gezondheidsverschillen tussen mensen met een lagere en die met een hogere opleiding1. Een lagere opleiding is een goede voorspeller van een lage sportdeelname en een slechtere gezondheid.
Opleiding, sportdeelname en gezondheid hangen samen. In 2017 heeft de Gezondheidsraad een nieuwe beweegrichtlijn ontwikkeld2. Hoe meer je doet, hoe meer gezondheidswinst er te behalen valt. Van het totale aantal mensen dat wekelijks sport, voldoet 75 procent aan de beweegrichtlijn3. Het aantal mensen dat wekelijks sport bedraagt 57,3 procent van de bevolking. In 2016 voldeed 44,2 procent van de Nederlandse bevolking van 4 jaar en ouder aan de beweegrichtlijn en in 2017 was dit 46,5 procent4.
Ik pleit voor het gezonder maken van de Nederlandse samenleving door zwaar in te zetten op mensen met de grootste gezondheidsachterstanden
Beweegrichtlijn
De overheid mikt volgens het Preventieakkoord op 75 procent van de Nederlandse bevolking die voldoet aan de beweegrichtlijn5. Van de lager opgeleiden voldeed in 2017 slechts 35 procent aan de beweegrichtlijn6. In de Sport Toekomstverkenning7 werd de verwachting uitgesproken dat de sportparticipatie bij ongewijzigd beleid in 2030 rond de 60 procent zal liggen. Dit zou betekenen dat het aantal Nederlanders dat aan de beweegrichtlijn voldoet langzaam richting de 50 procent zal kruipen8. Het aantal lager opgeleiden zal hier een stuk onder zitten. Er is dus nog heel veel werk te doen.
Op het verheffen van lager opgeleiden tot hoger opgeleiden ga ik in mijn bijdrage niet in. We zullen immers nooit alléén maar hoger opgeleiden in Nederland hebben. Het wegnemen van (financiële) belemmeringen om (verder) te gaan studeren is uiteraard altijd een goede zaak en mensen zullen om die eenvoudige reden al meer sporten en bewegen en dus gezonder worden. In deze bijdrage pleit ik voor het gezonder maken van de Nederlandse samenleving door zwaar in te zetten op mensen met de grootste gezondheidsachterstanden, zoals de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) ook adviseert1.Uit het advies van de WRR wil ik een paar zaken naar voren halen.
Aanpak overgewicht niet succesvol
De WRR constateert dat de aanpak van overgewicht tot nu toe niet succesvol is. Gezonde keuze maken is voor veel mensen té moeilijk en nog te veel producten bevatten te veel zout, vet en suiker. Informatie is moeilijk te begrijpen en veelal misleidend. Het 'prijsmechanisme voor het ontmoedigen van de consumptie van te veel vet, zout en suiker' dient nader te worden onderzocht en als het maken van vrijwillige afspraken tussen overheid en bedrijfsleven niet werkt, komt een verbod sterker in beeld. Daarnaast wordt geadviseerd ook structurele maatregelen te nemen om armoede te bestrijden en de fysieke omgeving te verbeteren. Landelijk dienen lijnen uit te worden gezet die lokaal uit worden gewerkt (monitoring en kennis zijn belangrijk, waardoor het wiel niet iedere keer hoeft te worden uitgevonden).
Het huidige Preventieakkoord ademt naar mijn mening nog te veel vrijblijvendheid
De WRR adviseert uitdrukkelijk om de keuze niet ‘aan het veld over te laten’. De nationale overheid kan met wetgeving en/of kaders schadelijke zaken verbieden, leeftijdsgrenzen instellen, reclame reguleren en geografische beperkingen instellen. Ook richting de andere departementen dient het ministerie van VWS haar rol te pakken. De WRR schrijft: ‘Een algemeen pleidooi dat andere beleidsterreinen relevant zijn voor gezondheid, is niet toereikend. Een mooi voorbeeld is de aanpak van schuldenproblematiek, om betere voorwaarden voor leefstijlverandering te scheppen, die loopt via het ministerie van SZW. Van het ministerie van VWS wordt actie verwacht als specifieke initiatieven niet zonder meer tot stand komen wanneer het alleen afhangt van het vakdepartement in kwestie. Zo gaan interventies in de bebouwde omgeving - zoals spreiding van fastfoodketens, coffeeshops of snackbars - via de band van de Omgevingswet die valt onder het ministerie van BZK.'
Te vrijblijvend
Ook de relatie met de private sector (bijvoorbeeld voedselfabrikanten, supermarkten en zorgverzekeraars) en de belofte van zelfregulering werpen onvoldoende vruchten af. Het is allemaal te vrijblijvend. Er dienen concrete ‘termijnen en getallen aan verbonden te worden’ en de optie van regulering moet veel prominenter op tafel liggen.
Dit pleit voor een actievere en vooral ook dwingendere rol van de overheid. Het huidige Preventieakkoord ademt naar mijn mening nog te veel vrijblijvendheid en bovendien wordt lage SES alleen genoemd in relatie tot roken en niet tot sport en bewegen. Om sport- en beweeggedrag te stimuleren onder mensen met een lage SES zal er door de centrale overheid uit een ander vaatje moeten worden getapt. Er staat helemaal niets in over de specifieke acties die men juist op de mensen met een lagere SES gaat richten. Men zegt het Preventieakkoord te baseren op de adviezen van de WRR, maar essentiële onderdelen, en dan met name die waar het wetgeving en verplichtingen betreft (kortom, het hebben van een eigen visie op gezondheid in relatie tot armoede) ontbreken.
De overheid dient weer meer de touwtjes in handen te nemen. De gemiddelde mens weet namelijk niet wat goed voor hem is en de markt al helemaal niet
Ingrijpen
Om een hogere sportparticipatie te krijgen, zullen we de onderkant van de samenleving in beweging moeten krijgen. Dat vereist een compleet andere aanpak dan tot op heden het geval is. De reden voor een lagere SES kan een opeenstapeling zijn van problemen, maar vaak beperkt een laag gezinsinkomen de keuzemogelijkheden. Het is dan zaak om ervoor te zorgen dat het sport- en beweeggedrag van het gehele gezin (dus niet alleen de kinderen) daar niet onder hoeft te leiden.
Naast een veel actiever armoedebeleid en een stimulerende fysieke omgeving zal in alle aspecten van het leven van huishoudens met lagere SES moeten worden ingegrepen om de sportdeelname van juist dát gedeelte van de bevolking omhoog te krijgen. De overheid dient weer meer de touwtjes in handen te nemen. De gemiddelde mens weet namelijk niet wat goed voor hem is en de markt al helemaal niet! Alleen als we drastische maatregelen durven te nemen zal de sportparticipatie er in 2029 veel beter uitzien dan nu het geval is.
Wouter de Groot adviseert en bestuurt in de sport. Hij is bereikbaar via ogvsportadvies@gmail.com.
Referenties
- Broeders, D.W.J., Das, H.D., Jennissen, R.P.W., Tiemeijer, W.L. en De Visser, M. (2018) Van verschil naar potentieel: een realistisch perspectief op de sociaaleconomische gezondheidsverschillen. WRR-Policy Brief 7, Den Haag: WRR.
- De beweegrichtlijn voor volwassenen en ouderen luidt als volgt: • Bewegen is goed, meer bewegen is beter. • Doe minstens 150 minuten per week aan matig intensieve inspanning, zoals wandelen en fietsen, verspreid over diverse dagen. Langer, vaker en/of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel. • Doe minstens tweemaal per week spier- en botversterkende activiteiten, voor ouderen gecombineerd met balansoefeningen. • En: voorkom veel stilzitten. Voor kinderen van 5 tot en 18 jaar geldt de volgende beweegrichtlijn: • Bewegen is goed, meer bewegen is beter. • Doe minstens elke dag een uur aan matig intensieve inspanning. Langer, vaker en/of intensiever bewegen geeft extra gezondheidsvoordeel. • Doe minstens driemaal per week spier- en botversterkende activiteiten. • En: voorkom veel stilzitten. De commissie benadrukt dat het verband tussen de hoeveelheid bewegen en gezondheid een continuüm is. De beweegrichtlijn voor volwassenen en ouderen is een minimumrichtlijn om mensen die weinig actief zijn te motiveren in beweging te komen. Mensen die aan deze richtlijn voldoen kunnen door meer te gaan bewegen verdere gezondheidswinst behalen. Klik hier voor de bron. Geraadpleegd op 13 december 2018.
- Zie dit artikel. Geraadpleegd op 13 december 2018.
- Zie dit artikel. Geraadpleegd op 13 december 2018.
- Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Nationaal Preventieakkoord, Naar een gezonder Nederland, november 2018, Den Haag, Ministerie van VWS.
- Zie dit artikel. Geraadpleegd op 14 december 2018.
- Visser, K., Tiessen-Raaphorst, A., Van Bakel, M. en De Vries, M. (2016). Sport Toekomst Verkenning: De drijvende krachten van sport en bewegen. Een inventarisatie van factoren die het brede veld van sport en bewegen in de toekomst beïnvloeden. Bilthoven/ Den Haag: RIVM/SCP.
- Ondanks het feit dat de STV zijn berekend met de “oude” beweegnormen, heeft navraag bij Annet-Tiessen-Raaphorst en Wanda Wendel-Vos opgeleverd dat de trend, namelijk een hele lichte stijging tot en met 2030 vermoedelijk niet zal wijzigen. Nieuwe berekeningen zijn nog niet uitgevoerd en kunnen eventueel alsnog wijzigingen opleveren.