Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Sportbesturen in de praktijk-Item

De beweegvriendelijke stad 17 mei 2022

door: Feike Tibben

Afgelopen week had ik het genoegen om bij een paar sportclubs op bezoek te zijn. Als sportbestuurder doe je dat nooit te veel en al gauw te weinig. Ik ging onder meer langs bij een roeivereniging en op een groot hockeycomplex. De één gelegen op een bedrijventerrein, de ander pal tegen een snelweg aan. Beide ver uit het centrum, ver van woonwijken, ver van de sporters. Helaas zijn deze situaties, met een groot parkeerterrein vol met auto’s en af en aan rijdende vaders en moeders als resultaat, niet uniek. 

Nog steeds en veel te vaak worden sportcomplexen aan randen van de stad geclusterd. Mocht u denken dat die trend gekeerd is: check de drie finalisten voor de titel van 'Sportaccommodatie van het jaar 2022', een initiatief van NOC*NSF en Kenniscentrum Sport & Bewegen. De kandidaten SDDL, Tempo en EGS’20 hebben alle stuk voor stuk prachtige accommodaties, maar wel: gelegen tussen de weilanden, op een bedrijventerrein of van een woonwijk afgesloten door een brede 80 km/uur-stadsweg. En terwijl we nog steeds sportaccommodaties ver weg stoppen klinkt ondertussen de oproep dat bewegen een onderdeel van ons dagelijks doen en laten hoort te zijn. Vorige week nog prof. Erik Scherder nog op dit podium.

"Om bewegen onderdeel te laten zijn van ons doen en laten moeten we verder gaan dan het plaatsen van wat workout-units"

XL17SportbesturenInDePraktijkFT-spullen-1Sportcultuur
In de strijd tegen beweegarmoede doen plannenmakers hun best om de openbare ruimte zo in te richten dat deze uitnodigt tot bewegen: er verschijnen kekke street workout-stations her en der in parken en op straat zie je soms een start- en een finishlijn op het wegdek om je maar te verleiden een sprintje te trekken. Hoe inspirerend en vrolijk ik dat nieuwe straatbeeld ook vind, vraag ik me wel af of dat genoeg is. Om bewegen onderdeel te laten zijn van ons doen en laten moeten we verder gaan dan het plaatsen van wat workout-units. De trimparcoursen uit de jaren zeventig zijn ook niet verdwenen omdat ze zo’n groot succes waren. Er is daarvoor ook een beweegvriendelijke sociale sportinfrastructuur nodig, een sportcultuur zo u wilt. Als jij de enige in je omgeving bent die gebruik maakt van die spullen, hoe flashy ook, houd je het niet lang vol. Een snerende opmerking van een voorbijganger of een druilerige dag te veel kunnen je goede voornemens breken. 

Als ik om me heen kijk in de openbare ruimte - dus buiten de sportcomplexen - zie ik vooral eenlingen sporten, af en toe vrienden- of burengroepjes, incidenteel wat bootcampers, dat was het. De grote sportaanbieders: verenigingen, sportscholen zie je er niet. Meer dan eens is aangetoond dat sporters die in hun eentje sporten dat gemiddeld maar een paar weken volhouden en sporters die lid zijn van verenigingen gemiddeld 7 à 10 jaar. Sporters in los/vast-verband en sportschoolsporters bewegen zich hiertussen: in gemiddelden variërend van enkele maanden tot 2 à 3 jaar. En wie door de oogharen kijkt naar twee kaarten over beweegnorm en verenigingslidmaatschappen dan valt op dat in gebieden met veel sportbondleden (=mensen die lid zijn van een sportvereniging) vaak beter voldaan wordt aan de beweegrichtlijn. Vergelijk bijvoorbeeld Overijssel, 't Gooi/noordelijke Randstad en Zuidoost-Brabant maar eens met Noordoost-Groningen, Zuid-Limburg en Zeeland/zuidelijke Randstad: lid zijn van een vereniging zou zo maar een factor van belang kunnen zijn voor het bereiken van een beweegrijke samenleving.

XL17SportbesturenInDePraktijkFT-spullen-2bron: www.sportenbewegenincijfers.nl

Twee werelden verweven
Ik krijg steeds meer eens de indruk dat we in twee werelden bewegen: aan de ene kant de klassieke sportaanbieders (verenigingen, sportscholen): druk bezig op hun eigen complex en met vooral aandacht voor de eigen leden. Aan de andere kant de sporters die in meer los/vast-verband sporten en vooral in de openbare ruimte actief zijn. Zou het niet mooi zijn als we dat meer verweven? Als de grote sportaanbieders ook de gelegenheid nemen/krijgen zich meer te begeven in de openbare ruimte, buiten de eigen sportvoorziening? Het zou wel eens heel veel voordelen kunnen hebben. Denk aan het sociale aspect van een sportende groep: nóg meer mensen dan nu die elkaar opjutten en helpen. Het park als beweegetalage. Het zal niet de eerste keer zijn dat iemand zich aansluit met: ‘ja ik zie jullie altijd sporten, dat moet ik ook maar eens gaan doen’. Zien sporten, doet sporten. 

XL17SportbesturenInDePraktijkFT-spullen-3Zou dat niet mooi zijn: als de sport weer terug in de wijk komt en bewegen integraal onderdeel wordt van een wijkcultuur en – structuur: linten van groene, sportieve ruimtes: parken met workoutunits afgewisseld met voorzieningen voor de klassieke sportaanbieders. Goed voor de sport en goed voor sportaanbieders. Jaren geleden constateerden we in de Amersfoortse Sportfederatie (de koepel van alle sportverenigingen in deze stad) dat de meest vitale sportparken - dus met de meest vitale verenigingen - die sportparken waren waarin meerdere sporten werden aangeboden en waar openbare en georganiseerde sportvoorzieningen vervlochten waren. Voetballers gebruiken voor het inlopen het parcours van de atletiekvereniging en lopen daar samen op met trimmers. Hockeyers doen workouts op het bootcampveldje en ontmoeten daar de fitboys en -girls. Degene die vanwege een blessure moet revalideren kan terecht op de spinningschool of het naastgelegen zwembad. De wandelaars worden uitgenodigd om een blik te werpen op de competitie, trappen de bal terug als die weer eens buiten de lijnen is en worden zo ook onderdeel van de beweegomgeving. 

"We moeten de sport- en beweeginfrastructuur en -cultuur, de sportcomplexen, de verenigingen, de sportscholen, open en zichtbaar terug in de stad en de wijk brengen"

En toch zie ik nog maar weinig beweging die kant op. De plannen over vitale sportparken gaan vooral over sportverenigingen die meer open moeten zijn voor anderen dan de leden en over sportparken die meer opengesteld zouden moeten worden voor sporters van buiten. Het gaat vooral over accommodatie-organisatie en maar bar weinig over locatie, inrichting en integratie. Als we sporten en bewegen echt onderdeel willen laten zijn van ons doen en laten moeten we ook de sport- en beweeginfrastructuur en -cultuur, de sportcomplexen, de verenigingen, de sportscholen, open en zichtbaar terug in de stad en de wijk brengen. Dat is pas duurzaam. Dat is pas toekomstbestendig. 

Feike Tibben is lid van het bestuur van de Koninklijke Nederlandse Roeibond. Hij heeft de portefeuille Infrastructuur en Innovatie. Samengevat betekent dat aandacht voor: nieuwe roeiverenigingen, nieuw roeiwater, nieuwe sportvormen, nieuwe doelgroepen en nieuwe samenwerkingen. In het dagelijks leven is Tibben zelfstandig interimmanager.  

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst