door: Joscha de Vries
Gelukkig, de sport is weer open. Ik heb alweer heerlijk op de tennisbaan gestaan. Kunnen sporten is belangrijk voor de fysieke en mentale gezondheid; sporten, juist nu! Waar sporten steeds vanzelfsprekender wordt, is de organisatie van die sport aan veel veranderingen onderhevig. De sportclub: cultureel erfgoed uit het verleden of de ontmoetings- en verbindingsplek van de toekomst?
Veel sportclubs hebben geen dag verloren, hun leden zijn zaterdag 15 januari gelijk weer volop gaan trainen en onderlinge wedstrijden gaan spelen. Vooralsnog tonen veel clubs zich dus opnieuw flexibel en vitaal, ondanks alles. Dat is iets om trots op te zijn voor al die vrijwilligers in de sport! Tegelijkertijd ligt er natuurlijk een enorme opgave voor de verenigingen. Allereerst op het praktische niveau van vandaag en morgen.
"Steeds minder mensen kiezen voor sporten in verenigingsverband (...) terwijl velen met mij het gevoel hebben dat diezelfde verenigingen juist in deze tijd zo veel te bieden hebben"
Uitdaging
Vrijwilligers draaien in veel dorpen en steden ontelbare uren om onze leden te houden, om voldoende inkomsten te blijven genereren zonder baromzet en om telkens binnen de maatregelen te zoeken naar wat wél mogelijk is om onze leden te laten sporten en om huidige en nieuwe leden te binden. Daarnaast ligt er juist ook op de langere termijn een enorme uitdaging. Steeds minder mensen kiezen voor sporten in verenigingsverband, zoals we in de visie van Jan Janssens op 11 januari konden lezen. En dat terwijl velen met mij het gevoel hebben dat diezelfde verenigingen juist in deze tijd zo veel te bieden hebben.
Ik heb een start gemaakt met mijn voornemen om in gesprek te gaan met mensen van buiten de sport. Om me te laten inspireren voor de manier waarop ik als sportbestuurder de weg naar de toekomst in kan slaan. Om te kijken of ik op nieuwe, andere, kansrijke ideeën kom, die helpend zijn om op weg te gaan naar de sportvereniging van de toekomst. Die van het jaar 2032; het jaar waarin de vereniging en de club hoogtijdagen viert. Ideeën die niet per se groots en meeslepend zijn, maar liever juist hanteerbaar en direct toepasbaar.
Architect
En ik ben begonnen met ‘het perspectief van de architect’. Deze keuze was ingegeven door een ervaring met mijn nicht, die architect is. Ik vroeg haar een aantal jaar geleden wat zij, redenerend vanuit haar professie, als eerste zou doen om de werkdruk van leraren te verlagen. ‘Het verhogen van de plafonds in de scholen’, was het eerste dat ze zonder aarzelen zei. Want meer fysieke ruimte voor dezelfde groep, geeft letterlijk meer ruimte, meer zuurstof en ook bijvoorbeeld minder beweging en geluid per vierkante meter. Sinds die ene zin kijk ik voor altijd anders naar schoolgebouwen en klaslokalen. Ik zie de drukte en soms ook de ruimte. En het heeft mij een breder perspectief op oplossingsmogelijkheden gegeven.
"Je moet je thuis voelen op de accommodatie, in het clubhuis of de kantine, op het terrein"
Ik hoop een dergelijk inzicht ook voor onze sportclubs op te doen. Ik ging op weg naar een architect met de vraag wat hij vanuit zijn vak zou adviseren om leden te binden, om vrijwilligers te vinden, om nieuwe leden te werven. Kortom, om je sportclub gezond te houden? Het werd een gesprek met twee eyeopeners voor mij, die ik graag hier zou willen delen.
Veilig en geborgd
Ons gesprek richtte zich direct op de fysieke ruimte. Met een statement erbij: ‘Om bij een club te willen horen, moet je je er thuis voelen.’ En daarmee bedoelde hij: je moet je thuis voelen op de accommodatie, in het clubhuis of de kantine, op het terrein. Het moet een plek zijn waar je je veilig en geborgd voelt. De sportclub dus als tweede huis. Ik moet denken aan het oude buurthuis, waar niet alleen een groot gedeelte van het sociale leven zich afspeelde, maar een groot gedeelte daarvan echt daar gecreëerd werd. Kortom: een sportvereniging als een plek waar je je thuis voelt.
Dat is een uitspraak die we goed herkennen in de sport. Veel clubs besteden er aandacht aan in hun communicatie. Ook NOC*NSF maakt er een belangrijk thema van: ‘Voel je thuis in de sport’. Ik heb nog maar een paar woorden gewisseld met de architect en ik ben er al. Nieuwe ideeën en inspiratie: onze accommodatie, wat doen wij eigenlijk met onze accommodatie en hoe zorgen we ervoor dat mensen zich er thuis voelen? Zodra ik zelf weer thuis ben, verdiep ik mij verder in de sportvereniging als een tweede thuis.
Gouden driehoek?
Als ik weer naar de site van NOC*NSF ga, lees ik – al een stuk abstracter – over ‘de gouden driehoek van aanbod – kader – accommodatie’. De uitwerking van de gouden driehoek gaat echter vooral over inclusie en diversiteit. Belangrijke thema’s, maar het gaat niet over de accommodatie zelf. Er zijn geen handvatten, onderzoeken of ideeën hoe je met je accommodatie aan de slag kunt gaan om mensen zich thuis te laten voelen. En om inzicht te krijgen: ‘welke groepen mensen voelen zich waar nu bij thuis’. Welke goede voorbeelden zijn er, wanneer voelt iets voor welke doelgroepen als ‘thuis’? Ik zoek verder op ledenbinding, werving van nieuwe leden en ik krijg veel hits. Maar ik vind niets over de inrichting, de vormgeving, de aankleding van de accommodatie zelf.
"Welk gedrag faciliteren wij eigenlijk in onze club? en is dat ook het gedrag waar we als vereniging voor staan?"
De tweede uitspraak die mij raakte in het gesprek was ‘mensen gedragen zich zoals je hun omgeving inricht'. Met andere woorden: welk gedrag faciliteer je door de inrichting van je accommodatie? Als je een afgescheiden rijbaan aanlegt, dan faciliteer je ‘snel verkeer’. Maak je een groot plein, waarop al het verkeer door elkaar loopt, dan faciliteer je ‘opletten en stapvoets rijden’.
Ook met dit tweede inzicht gaan mijn gedachten op de loop. Welk gedrag faciliteren wij eigenlijk in onze club: en is dat ook het gedrag waar we als vereniging voor staan? Faciliteren wij openheid, inclusiviteit, gelijkheid en veiligheid? Of faciliteren wij in de inrichting hiërarchie, waarin het ene clublid belangrijker is dan het andere? Hoe kunnen we verbinding faciliteren op onze club? Ik weet, uit eigen ervaring, dat de (ver)bouw van een clubhuis enorm bindend werkt voor de mensen die daaraan bijgedragen hebben. Dan lukt het zelfs te accepteren dat het oude, nostalgische clubhuis er niet meer is. Maar tegelijk kan dat nieuwe clubhuis en diezelfde verbouw, voor mensen die niet geholpen hebben en hun hart verpacht hadden aan het oude clubhuis, een reden voor vervreemding van de club zijn. En voor nieuwe leden zegt zo’n nieuw pand meestal niets. Het staat er en het is (nog) niet van hen. Wat kan je nu doen om al je leden – bestaande en nieuwe, jonge en oude – dat gevoel van thuis te geven.
Opstelling meubilair
Als ik terugdenk aan mijn rol als organisatieadviseur, realiseer ik me dat ik altijd aandacht had voor de opstelling van het meubilair in de ruimte waar de bijeenkomst plaats zou hebben. Waar zou ik zelf gaan zitten? Hoe zou ik de stoelen en tafels neerzetten? Hoe zat je hier het lekkerste en hoe creëerde je het gevoel ook echt ‘met elkaar te zijn’? En ook: hoe kunnen we ervoor zorgen dat onze gastspreker gedurende de dag goed binnenkomt? Al die losse vragen hielden verband met het vraagstuk wat het doel van die bijeenkomst was en wat dat zou betekenen voor de manier waarop we zouden gaan zitten (of staan)?
"Het is gelukt, de architect heeft me aan het denken gezet. En ik zie mogelijkheden. Die niet per se heel duur hoeven zijn en ook niet ingewikkeld"
Al die soort praktische vragen over opstelling en inrichting van de ruimte heb ik mezelf in zes jaar bestuurslidmaatschap nog nooit gesteld bij mijn sportclub. Wel wat we nodig hebben, met welke looproute we voldoen aan de corona-maatregelen, en hoe het er ‘zo gezellig mogelijk uit ziet’, maar niet vanuit de vraag: hoe kunnen we leden zich thuis laten voelen en nieuwe mensen via de ruimte al welkom heten. Een oud bankstel buiten onder de veranda zorgt voor een natuurlijke ontmoetingsplek van de jeugd, een groot scherm met goed beeld en leuke aankleding maakt een EK of WK kijken tot een clubactiviteit, de juiste Spotify-afspeellijsten aanzetten op zaterdagavond of zondagochtend, maakt dat zowel het JO17 team als de senioren zich thuis voelen.
Het is gelukt, de architect heeft me aan het denken gezet. En ik zie mogelijkheden. Die niet per se heel duur hoeven zijn en ook niet ingewikkeld. Ik moet anders kijken en juist ook over dit soort dingen in gesprek met mijn (potentiële) leden. En durven steeds een beetje te veranderen en te ontwikkelen, zodat ook nieuwe leden zich weer thuis kunnen voelen in ons huis.
Joscha de Vries is directeur-bestuurder bij SportUtrecht. Eerder was zij werkzaam als organisatieadviseur en verandermanager vanuit haar eigen bureaus Hiemstra & De Vries en later Assist4Sport. Vanuit die bureaus werkte zij aan opgaven in de publieke sector in het algemeen en vanuit Assist4Sport in de sport in het bijzonder. In nevenfuncties was en is zij al langer actief als bestuurder in de sport.