Over seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport
door: Jonathan van Dongen
Het zijn vaak de gruwelijke verhalen van sporters, meestal jaren nadat ze te maken hebben gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag, die een schokgolf tot gevolg hebben. Het was de geruchtmakende affaire-Ooms in 1996 die NOC*NSF aanzette tot het initiëren van een preventiebeleid. Echter, ook in de jaren na deze affaire bleef het vaak stil in de sportwereld. Naar aanleiding van wederom verontrustende berichten besloot NOC*NSF in 2017 een onafhankelijke commissie onderzoek te laten doen naar seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport.
In de afgelopen maand ben ik gedoken in de wetenschappelijke literatuur en het Nederlandse beleid omtrent seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. Mede aangezet doordat ik bij mijn vereniging Quick 1888 in de afgelopen jaren meerdere pogingen heb gedaan om het belang van een veilig sportklimaat hoger op de agenda te plaatsen. Vaak zonder bevredigend resultaat.
"Veel slachtoffers maken uit schaamte en angst nooit melding"
Resultaten onderzoek
Dat er in de sport sprake is van seksuele intimidatie, grooming, sexting, ongewenste aanrakingen en fysiek misbruik mag bekend zijn. Uit prevalentieonderzoek onder ruim 4.000 volwassenen in Nederland en Vlaanderen blijkt dat één op de zeven respondenten in de jeugdtijd binnen de georganiseerde sport te maken heeft gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag (Vertommen et al., 2017). Ook zeer actueel prevalentieonderzoek in Nederland onder meer dan 5.000 volwassenen die in de kindertijd actief waren in de georganiseerde sport, geeft eenzelfde beeld. 15,5% van de respondenten heeft te maken gehad met seksueel grensoverschrijdend gedrag, waarvan 6,9% met een ernstige vorm hiervan (Mulder, Cuelenaere, Elshout, Farzan & Zandvliet, 2020).
Deze cijfers zijn overigens veel hoger dan het aantal meldingen. Veel slachtoffers maken namelijk uit schaamte en angst nooit melding. Niettemin stijgt de hoeveelheid meldingen al jaren, waarschijnlijk mede doordat het Vertrouwenspunt Sport melden laagdrempeliger maakt.
Aanstellen van vrijwilligers
De prevalentiecijfers zouden aanleiding moeten zijn voor lokale verenigingsbestuurders om strikte regels te hanteren voor het aanstellen van vrijwilligers en het creëren van een veilig sportklimaat. In de weerbarstige praktijk gaat het er anders aan toe. In het verenigingslandschap zijn bestuurders vrijwilligers. Nadeel is dat veel van deze, vaak heren met een respectabele carrière achter hun naam, veel besturen op ervaring en intuïtie. Bijvoorbeeld bij het aanstellen van nieuwe vrijwilligers, maar ook betaalde krachten die met de jeugd werken. Hoe meer ervaring, hoe vaker op basis van intuïtie beslissingen genomen (kunnen) worden.
"Verenigingen zijn al blij als zich een nieuwe vrijwilliger meldt, waardoor er te makkelijk wordt omgegaan met het aanstellen van die nieuwe coach of kleedkamerbeheerder"
Die intuïtie kan heel goed zijn, maar is ook een gevaar. Onze intuïtie kan gedeeltelijk gestoeld zijn op impliciete associaties die niet kloppen. Toch zie ik bij veel verenigingen dat er van HRM-beleid geen sprake is en ervaring een sterke rol speelt. Een andere verklaring voor de lage toelatingsgrens bij verenigingen is het vrijwilligerstekort. Verenigingen zijn al blij als zich een nieuwe vrijwilliger meldt, waardoor er te makkelijk wordt omgegaan met het aanstellen van die nieuwe coach of kleedkamerbeheerder.
Misvattingen
Het besturen op intuïtie, zonder stringente preventiemaatregelen binnen de vereniging is een gevaar, omdat er nogal wat misvattingen bestaan over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Denk aan het beeld van de pleger. Dat zijn in tegenstelling tot wat velen denken vaker medespelers dan trainers of coaches. Plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag zijn daarnaast veelal van het mannelijk geslacht en hardwerkende vrijwilligers. Ze hebben een onmisbare plek binnen de vereniging en zijn vaak populair.
Andere misvattingen zijn dat vooral meisjes seksueel grensoverschrijdend gedrag ervaren. Bij ernstige vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag is dit tussen jongens en meisjes gelijk (Vertommen et al., 2017). Tot slot laten de cijfers zien dat seksueel grensoverschrijdend gedrag niet is voorbehouden aan enkele sporten, maar verspreid is in de gehele sportwereld, van recreatiesport tot topsport en van sportvereniging tot sportschool.
Loketten
In Nederland wordt inmiddels enkele decennia beleid geïmplementeerd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport. Dat beleid heeft al een hoop opgeleverd, daar wil ik niet aan voorbijgaan. Op dit moment is er een netwerk aan actoren betrokken dat best complex in elkaar zit. Als bestuurskundige in spe was het voor mij, zelfs na bestudering van alle organisaties, lastig te achterhalen waar ik als verenigingsbestuurder nu het beste terecht kan om ondersteuning te vragen voor het opstellen van een preventiebeleid. De eigen sportbond, NOC*NSF, Centrum Veilige Sport Nederland of toch de gemeente? Laat staan als er zich een incident voordoet. Bij wie moet je dan zijn voor ondersteuning?
Het is begrijpelijk dat er bij een wicked problem als seksueel grensoverschrijdend gedrag veel actoren betrokken zijn, met ieder eigen kwaliteiten. Alleen maakt de keten van betrokken organisaties het er niet eenvoudiger op voor de verenigingsbestuurder. De gemotiveerde vrijwilliger kan veel ondersteuningspakketten vinden, maar het is de vraag hoeveel vrijwilligers zo gemotiveerd zijn om door deze wirwar aan loketten de juiste te zoeken en te vinden.
"Iedereen kan vertrouwens(contact)persoon worden, dus er is geen enkele waarborging voor de kwaliteit van deze cruciale functie"
Op papier goed geregeld?
Steeds meer sportverenigingen zijn in de afgelopen jaren wel degelijk aan de slag gegaan met beleid voor een veiliger sportklimaat. Wat ik bemerkt heb in de omgeving is dat een aantal het vooral op papier goed geregeld heeft. Zoeken levert ergens in een hoekje van de website de contactgegevens van een vertrouwenscontactpersoon op. Vaak is het niet duidelijk of de vertrouwenscontactpersoon een cursus heeft gevolgd bij NOC*NSF en/of bijvoorbeeld enige professie heeft in het vakgebied. In een rondgang langs de diverse websites kwam ik ook vertrouwenscontactpersonen tegen die nota bene bestuurslid of coördinator zijn of nét ervoor waren bij dezelfde vereniging. Ook dan gaat het mis.
NOC*NSF ziet de vertrouwens(contact)personen als het belangrijkste middel in de strijd tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het aantal aangestelde vertrouwenscontactpersonen bij verenigingen stijgt ook al jaren en het aantal gegeven cursussen eveneens. Kanttekeningen hierbij zijn dat iedereen vertrouwens(contact)persoon kan worden en er dus geen enkele waarborging is voor de kwaliteit van deze cruciale functie. Bijscholing na de cursus is mogelijk, maar ook niet verplicht.
Bovendien zijn, voor zover mij bekend, er geen cijfers over de inzet van deze vertrouwenscontactpersonen bij de clubs. Wat de honderden aanstellingen dus betekend hebben in de praktijk wordt niet geheel duidelijk en dat is zonde, want mijn verwachting is dat NOC*NSF gelijk heeft: de vertrouwenscontactpersoon is cruciaal voor een veilig sportklimaat op de vereniging.
Géén uitvoering beleidsvoornemens
De aanstelling van een vertrouwenscontactpersoon is net zoals het hebben van een preventiebeleid een harde eis om gratis Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG) te kunnen aanvragen voor vrijwilligers. Het aanstellen van een vertrouwenscontactpersoon en opstellen van het beleid lijkt in de amateursportwereld helaas af en toe meer weg te hebben van een beleidsmaatregel voor de gratis VOG dan iets anders. Het jaarlijks bespreken van de gedragscode, het doornemen van het preventiebeleid, het bekendmaken van de vertrouwenscontactpersoon, het gebeurt zelden in verenigingsland en dat is juist noodzakelijk.
"De VOG stelt in de praktijk minder voor dan het lijkt"
Het telkens bespreken van het onderwerp wordt vaak achterwege gelaten, terwijl er daardoor juist eigenaarschap ontstaat bij kader en leden. De VOG wordt daarentegen gezien als een ultiem middel, maar stelt in de praktijk minder voor dan het lijkt. Wetende dat de helft van de plegers in de sport first offenders zijn en dat ongeveer 90% van de slachtoffers nooit melding maakt is de kans dat de persoon een gerechtelijke veroordeling heeft opgelopen in het verleden waardoor de VOG niet wordt toegekend zeer minimaal. De VOG is een eerste manier van toetsing, maar dus bovenal een statement.
Bewustwording
De sport is de grootste kinderopvang van Nederland en dat zonder enige verplichting een veilig sportklimaat na te streven. Dat op het niveau van de sportverenigingen meer aandacht moet worden gegeven aan een veilig sportklimaat, dat is inmiddels duidelijk. Verenigingen die al goed op weg zijn, kunnen een best practice vormen voor andere. Verenigingen waar de urgentie er niet is, moeten wakker geschud worden voordat het te laat is.
In het huidige beleid, dat een legio betrokken actoren en beleidsinstrumenten kent: communicatieve- en educatieve, preventieve en repressieve, valt mij bovenal op dat de bal uiteindelijk ligt bij de lokale bestuurders. Daar moet de actie vandaan komen. Uiteraard aangespoord door de eerdergenoemde actoren en beleidsinstrumenten. Op die manier is er al een hoop bereikt, maar voor de volgende fase, de verdere implementatie op lokaal niveau is er denk ik meer nodig. Leden vragen immers nooit aan verenigingsbestuurders of er preventiebeleid is voor seksueel grensoverschrijdend gedrag en verenigingsbestuurders maken zich meestal pas druk als het te laat is. De verenigingsbestuurders voeren bovendien vaak al onder hoge werkdruk het steeds complexer wordende vrijwilligerswerk uit. Verenigingen die het wel lukken, tellen vaak veel leden en zijn goed, bijna professioneel, opgezet. Bij een hoop andere verenigingen stijgt waarschijnlijk wel de bewustwording, maar zijn die laatste stappen naar een goed preventiebeleid lastig of weten ze geen geschikte vertrouwenscontactpersoon te vinden.
Voor structureel resultaat op lokaal niveau is eigenaarschap nodig binnen de verenigingen en eigenaarschap begint bij bewustwording. Geef verenigingsbestuurders overzichtelijke, concrete en laagdrempelige ondersteuning. In een ideale situatie zou iedere vereniging bezocht worden om ze bewust te maken van het probleem en ze handreikingen te bieden die direct gedeeld kunnen worden met de leden. Bij voorkeur ook via de digitale (sociale)mediakanalen. Een andere mogelijkheid is het om via de lokale sportakkoorden dit thema op de agenda te plaatsen bij de verenigingsbestuurders. Daarnaast zou het thema behandeld kunnen worden in trainers- en scheidsrechtersopleidingen.
"Het onderwerp is volgens mij té belangrijk om te wachten op actie van de verenigingsbestuurder"
Keurmerk
Tot slot is een veel terugkomend beleidsinstrument het initiëren van een keurmerk voor sportverenigingen die aan vastgestelde eisen voldoen. Eén of enkele bonden zouden dit al uitvoeren, maar het keurmerk neemt toe in waarde als het sport overstijgend wordt toegepast. Het keurmerk veilig sportklimaat dat dan door NOC*NSF in samenwerking met de overheid telkens voor één jaar wordt toegekend. Op deze manier wordt het inzichtelijk welke verenigingen daadwerkelijk bezig zijn met het nastreven van een veilig sportklimaat en wordt het voor achterblijvende verenigingen urgenter om hiermee aan de slag te gaan. Verenigingen willen dan niet achterblijven. Ouders en verzorgers van jeugdige sporters kunnen de keuze voor een sportvereniging dan mede maken op basis van de veiligheid. Garanties zijn er overigens ook dan niet, maar de kans op een incident is wel geminimaliseerd.
Het onderwerp is volgens mij dus té belangrijk om te wachten op actie van de verenigingsbestuurder. Andere actoren zullen hen nog meer moeten helpen en verenigingsbestuurders kunnen natuurlijk ook elkaar helpen. Pas dan zal het de intrinsieke verantwoordelijkheid worden van verenigingsbestuurders, kader en leden om preventiemaatregelen te nemen tegen seksueel grensoverschrijdend gedrag en een veilig sportklimaat na te streven.
De onderste tekening is gemaakt door John Körver van Kurf Cartoons, zie zijn website voor meer werk van zijn hand.
Geraadpleegde literatuur
- Mulder, J., Cuelenaere, B., Elshout, M., Farzan, K., & Zandvliet, R. (2020). Grensoverschrijdend gedrag in de Nederlandse sport. Tilburg: CentERdata.
- Olfers, M., Wijk, A. van, Hardeman, M., & Scholten, L. (2017). Over grenzen in de sport: de rol van de politie in de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport in samenwerking met relevante partners. Apeldoorn: Politie & Wetenschap; Arnhem: Bureau Beke.
- Vertommen, T., Kampen, J., Schipper-van Veldhoven, N., Wouters, K., Uzieblo, K., & Van Den E Cuelenaere ede, F. (2017). Profiling perpetrators of interpersonal violence against children in sport based on a victim survey. Child Abuse & Neglect, 63, 172–182.
- Vries, K. de, Ross, D. C. van, Myjer, E. (2016). Rapport van de Onderzoekscommissie Seksuele Intimidatie en Misbruik in de Sport. Eindhoven: PreVision.
Jonathan van Dongen (1997) is student Bestuurskunde aan de Radboud Universiteit, jeugdvoorzitter bij Quick 1888, scheidsrechter in het Talententraject Betaald Voetbal bij de KNVB en betrokken bij de organisatie van de COVS, de Centrale Organisatie van Voetbal Scheidsrechters.