door: Corné van de Wiel
Grensoverschrijdend gedrag kan met recht een ‘hot topic’ worden genoemd. De aandacht die media aan dit onderwerp geven is de afgelopen periode erg groot. Terecht (!) wordt integriteit van betrokkenen in de sport, waaronder sportbestuurders en trainer-coaches, geëist. De breed uitgemeten verhalen over ‘grensoverschrijdend gedrag’ in de sport zijn hartverscheurend, en voor mij staat vast dat grensoverschrijdend of ongewenst gedrag en intimidatie uit de sport moet worden uitgebannen. In een eerder artikel gaf ik sportbestuurders handvatten om hiermee aan de slag te gaan. In dit artikel zal ik kort ingaan op de rol van de beklaagde bij een (tucht)melding. Deze vormt namelijk vaak een ondergeschoven kindje bij het belang dat we allemaal nastreven bij een gezonde sport. Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan de belangen van slachtoffers, maar veeleer een lans gebroken voor adequate ondersteuning van de beklaagden. Hierbij is namelijk niet alleen de beklaagde, maar zijn ook het slachtoffer én de betrokken instanties gebaat.
Uit cijfers van het Centrum Veilige Sport Nederland (CVSN) en het Instituut Sportrechtspraak (ISR) blijkt dat er steeds meer meldingen van grensoverschrijdend gedrag worden gedaan. Omdat ‘grensoverschrijdend gedrag’ een brede en veelomvattende term is, verschillen ook de meldingen van pesten en intimidatie tot het moeten doortrainen bij blessures en seksueel grensoverschrijdend gedrag.
"Op het moment dat een beklaagde bekend wordt met een melding tegen zijn persoon is het niet duidelijk wat hij moet en kan doen"
Onduidelijk
Uit het onderzoek van CVSN blijkt dat slachtoffers vaak niet goed weten bij welke instantie zij kunnen aankloppen voor ondersteuning bij deze vaak heftige en emotionele gebeurtenissen. Onze ervaring leert dat hetzelfde geldt voor beklaagden. Op het moment dat een beklaagde bekend wordt met een melding tegen zijn persoon – vaak door het op de mat vallen van een bericht van het ISR waarin het onderzoek wordt aangekondigd – is het niet duidelijk wat hij moet en kan doen. Hoewel het ISR vaak een algemene informatiefolder meestuurt, blijft het lange tijd onduidelijk wat de klacht precies inhoudt, wie de klager is en wat van de beklaagde wordt verwacht.
Dit is grotendeels te verklaren door de begrijpelijke vertrouwelijkheid waarin het onderzoek moet plaatsvinden, maar zorgt voor een onzekere periode voor beklaagden. Deze onzekerheid wordt versterkt door de – in ieder geval voor de betrokkenen, juristen zijn daarentegen wel wat gewend – vaak lange looptijd van de onderzoeken en procedures. Tel hierbij een veelheid aan niet helemaal op elkaar aansluitende tuchtreglementen en een handvol betrokken instanties op en u zult zich de bezorgdheid en paniek bij beklaagden kunnen voorstellen.
Adequate ondersteuning
Ook moet niet uit het oog worden verloren dat een melding van grensoverschrijdend gedrag en de aankondiging dat men wordt betrokken in een tuchtonderzoek of tuchtprocedure een grote impact heeft op beklaagden. Dit geldt voor zowel vrijwilligers als betaalde krachten. Een adequate ondersteuning is onmiskenbaar van groot belang voor de beklaagde. De beklaagde heeft namelijk vaak iemand nodig die zijn verhaal aanhoort en begrijpt, wegwijs is in het woud van de tuchtprocedures, en kan opkomen voor zijn of haar belangen. Het CVSN speelt hierin als coördinerende en verwijzende instantie een belangrijke, maar niet altijd heldere rol. Het CVSN biedt namelijk onder andere ondersteuning door vertrouwenspersonen. Deze vertrouwenspersonen zijn echter (vaak) geen jurist en geen belangenbehartiger. Een welkome aanvulling op de vertrouwenspersoon vormt een gespecialiseerde jurist of advocaat die de beklaagde kan begeleiden bij het proces. Vaak zien we dat beklaagden pas juridische bijstand inschakelen als de tuchtprocedure goed en wel is gestart of een tuchtcommissie zich zelfs al over de zaak heeft gebogen. Dit terwijl juist in de eerste fase van een melding of tuchtzaak – de onderzoeksfase – adequate bijstand en uitleg over de procedure veel rust kan brengen bij de beklaagde en de angel uit de kwestie kan halen.
"Een goede bijstand zorgt voor scherpte en kwaliteit bij klachtenbehandeling en tuchtrechtspraak"
Het belang van juridisch advies
Goede (juridische) bijstand van de beklaagde in een vroeg stadium van de procedure, is niet alleen van belang voor de beklaagde, maar ook voor het slachtoffer, de sportbond én het ISR. Niemand is namelijk gebaat bij een onzorgvuldige tuchtprocedure of een onterechte sanctie. Een goede bijstand zorgt voor scherpte en kwaliteit bij klachtenbehandeling en tuchtrechtspraak. Het is dan ook van groot belang voor de beklaagde om in een zo vroeg mogelijk stadium juridisch advies of bijstand in te winnen.
In veel gevallen van meldingen van grensoverschrijdend gedrag wordt de kwestie onnodig in de tuchtrechtsfeer gebracht, terwijl alternatieve oplossingen voor zowel het slachtoffer, de beklaagde als de sportvereniging of -bond tot een beter en meer bevredigend resultaat leiden. Hierbij kan worden gedacht aan mediation, maar ook ondersteuning, training of advies van verenigingen, bestuurders of trainers bij de bejegening van (vaak jonge) sporters. Een dergelijke mogelijkheid kan door een juridisch adviseur worden gesignaleerd en ook worden aangedragen. Hierdoor wordt niet zelden een voor álle partijen ingrijpende tuchtprocedure voorkomen en het doel – een veilige en gezonde sport – een stukje dichterbij gebracht.
Mr. Corné van de Wiel is jurist bij het Juridisch Sportloket. Hij zorgt samen met zijn collega’s dat sporters, trainers en sportverenigingen laagdrempelig toegang hebben tot gespecialiseerde juridische hulp. Het verenigingsrecht en tuchtrecht hebben hierbij zijn bijzondere aandacht. Voor meer informatie: info@juridischsportloket.nl.