Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Sport & Recht-Item

Wel of niet sporten op zondag in juridisch perspectief 7 juni 2016

door: Arthur van der Hoeff

Op verzoek van een lid van de Koninklijke Nederlandse Biljartbond heeft het College voor de Rechten van de Mens recent geoordeeld over de vraag of de biljartbond een verboden onderscheid op grond van godsdienst heeft gemaakt door biljartwedstrijden op zondag te organiseren. Het College overweegt dat de biljartbond voldoende duidelijk moet kunnen maken waarom een verzoek om een uitzondering (in het wedstrijdschema) op grond van godsdienstige bezwaren niet kan worden ingewilligd. Naar het oordeel van het College had de biljartbond moeten onderbouwen dat het niet mogelijk is de wedstrijden waaraan het lid deelnam op een andere dag dan de zondag te laten plaatsvinden. Het College is in deze zaak van oordeel dat de biljartbond onvoldoende heeft onderbouwd dat het noodzakelijk is om ook de zondag te benutten als wedstrijddag. Naar het oordeel van het College heeft de biljartbond daarmee een verboden onderscheid op grond van godsdienst gemaakt bij het organiseren van wedstrijden op zondag.  

Omdat vrijwel alle sportbonden en verenigingen te maken hebben met de organisatie van wedstrijden in het weekend, kan de uitspraak van het College verstrekkende gevolgen hebben. De uitspraak van het College is op zijn zachts gezegd opmerkelijk te noemen. Het College gaat namelijk voorbij aan diverse juridisch zeer relevante argumenten om het besluit van de biljartbond wel te legitimeren.

"Een verzoeker die zijn bezwaren tegen sporten op zondag baseert op zijn geloofsovertuiging, kan een beroep doen op de grond godsdienst"

Het College voor de Rechten van de Mens en de wetgeving gelijke behandeling
De Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) verbiedt kort gezegd een direct of indirect onderscheid op gebied van onder meer godsdienst en is daarmee een directe uitwerking van artikel 1 van de Grondwet dat ongelijke behandeling verbiedt. Het College ziet toe op de naleving van de gelijkebehandelingswetgeving en oordeelt in individuele gevallen of er sprake is van een overtreding.

Eerder al oordeelde het College dat een verzoeker, die zijn bezwaren tegen sporten op zondag baseert op zijn geloofsovertuiging, een beroep kan doen op de grond godsdienst zoals neergelegd in de AWGB. In dat geval is er sprake van zogenaamd indirect onderscheid op grond van geloofsovertuiging.

Ingevolge artikel 2, eerste lid, AWGB is indirect onderscheid niet verboden als het objectief gerechtvaardigd is. Of in een concreet geval sprake is van een objectieve rechtvaardiging moet worden nagegaan aan de hand van een beoordeling van het doel van het onderscheid en het middel dat is ingezet om dit doel te bereiken. Het middel dat wordt gehanteerd moet passend en noodzakelijk zijn. Een middel is passend indien het geschikt is om het beoogde doel te bereiken. Het middel is noodzakelijk indien het doel niet kan worden bereikt met een middel dat niet leidt tot onderscheid, althans minder bezwaarlijk is, en het middel in evenredige verhouding staat tot het doel. Als aan deze voorwaarden is voldaan, levert het indirecte onderscheid geen strijd op met de gelijkebehandelingswetgeving.

"De biljartbond moet voldoende duidelijk maken waarom een verzoek om niet op zondag te hoeven spelen op grond van godsdienstige bezwaren niet kan worden ingewilligd"

De beoordeling van het College in de biljartkwestie
Het College is van oordeel dat het doel om zoveel mogelijk spelers in staat te stellen deel te nemen aan de wedstrijden voldoende zwaarwegend is en geen discriminerend oogmerk heeft. Het doel is dan ook legitiem.

Het middel dat wordt gehanteerd om deze doelen te bereiken, is het ook benutten van de zondag als wedstrijddag. Het College is van oordeel dat dit middel kan bijdragen aan het bereiken van het doel en dus passend is.

Tot zover dus nog geen vuiltje aan de lucht voor alle sportorganisaties in Nederland.
Het College overweegt echter dat de noodzakelijkheidstoets meebrengt dat de biljartbond voldoende duidelijk moet kunnen maken waarom een verzoek om niet op zondag te hoeven spelen op grond van godsdienstige bezwaren niet kan worden ingewilligd. Naar het oordeel van het College had de biljartbond dan ook moeten onderbouwen dat het niet mogelijk is de wedstrijden waaraan verzoeker of het team van verzoeker deelneemt, op een andere dag dan de zondag te laten plaatsvinden.

Met andere woorden, van de sportorganisator wordt gevraagd te bewijzen dat het verplaatsen naar een andere speeldag niet mogelijk is en het spelen op zondag noodzakelijk is. Slaagt de sportorganisatie daar niet in, dan is volgens het College sprake van verboden onderscheid op grond van godsdienst bij het organiseren van wedstrijden.

"Door het College wordt voorbij gegaan aan het speciale karakter van de sport en in het bijzonder de gebruikelijke gang van zaken rondom de organisatie van sportwedstrijden"

De Biljartkwestie vanuit breder perspectief
Het College gaat in haar oordeel nogal scherp door de bocht en in elk geval voorbij aan belangrijke argumenten die ondersteunen dat hier geenszins sprake is van een overtreding van het discriminatieverbod op grond van godsdienst. In elk geval wordt door het College voorbij gegaan aan het speciale karakter van de sport en in het bijzonder de gebruikelijke gang van zaken rondom de organisatie van sportwedstrijden.

Een sportorganisatie wil een zo groot mogelijke groep sporters in staat stellen om deel te nemen aan wedstrijden. Bij de organisatie van competities en toernooien zal een wedstrijdkalender in de praktijk altijd wedstrijddagen op zaterdag en/of zondag moeten kunnen bevatten, omdat dit nu eenmaal bij uitstek dagen zijn waarop mensen hun vrije tijd kunnen en willen besteden aan sportactiviteiten. Daarbij is er per definitie ook sprake van botsing van individuele belangen tussen leden onderling.

Zo is er godsdienstvrijheid van bijvoorbeeld een gereformeerd lid dat niet op zondag wil spelen, maar ook de godsdienstvrijheid van andere leden (met of zonder geloofsovertuiging) die misschien juist niet op zaterdag willen of kunnen spelen. Het mooie is juist dat een verenigingsorganisatie vanuit haar democratische principe zoveel mogelijk rekening kan houden met de wens c.q. de vraag van de individuele leden, maar dat uiteindelijk de meerderheid van de leden bepaalt hoe het aanbod (lees: wedstrijdkalender) vanuit de sportorganisatie zal luiden.

"Iedereen heeft de vrijheid om met anderen een vereniging op te richten die (meer) beantwoordt aan de eigen wensen"

Vervolgens kan elk individueel lid bepalen om wel of niet deel te nemen aan een wedstrijd. En in het uiterste geval om nog wel of niet lid te blijven van de sportbond of de vereniging of voor een andere sport te kiezen of voor een andere vorm van vrije tijdsbesteding. Daarnaast heeft iedereen de vrijheid om met anderen een vereniging op te richten die (meer) beantwoordt aan de eigen wensen.

De gevolgen van de uitspraak van het College
Tegen de uitspraak van het College staat geen beroep open. Het College vraagt in de regel aan een organisatie welke maatregelen zij neemt indien het oordeel is dat een organisatie de regels heeft overtreden. De organisatie in kwestie hoeft geen gevolg te geven aan de uitspraak van het College. Degene die de zaak aanhangig heeft gemaakt kan de uitspraak eventueel wel gebruiken voor een civiele zaak. De biljartbond heeft inmiddels laten weten dat zij het aan de uitspraak en het daaraan verbonden advies van het College niet zal opvolgen. De komende weken wordt duidelijk of de kwestie hiermee is afgedaan.

Het zou in elk geval mooi zijn als het College een sportkwestie in de toekomst in een breder perspectief zou bekijken dan zij nu heeft gedaan. Dan kan zij mijns inziens ook met een beter gewogen oordeel komen.       

De uitspraak en de reactie van de KNBB (biljartbond)
Op de website van de KNBB en het College voor de Rechten van de Mens is het hele dossier na te lezen:

Mr. Arthur van der Hoeff is specialist op het gebied van verenigingsrecht en voorzitter van de Nederlandse Stichting voor Vereniging en Recht, het Nationaal kennisinstituut voor verenigingsorganisaties. In die functie bedient hij een groot aantal verenigingsorganisaties, zowel binnen als buiten de sport. Voor meer informatie kunt u mailen naar info@verenigingenrecht of direct bellen naar de juridische infolijn voor verenigingen en stichtingen 010-458 8431.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst