door: Adri Broeke
Lange tijd zagen wetenschappelijk geschoolde historici de biografie niet zitten als een volwaardige vorm van geschiedschrijving. Pas aan het eind van de vorige eeuw vond aan de universiteiten een radicale 'biografical turn' plaats. Sedertdien krijgen ook de kleinere verhalen over de levens van mensen een betekenisvolle plaats in de cultuurhistorische onderzoeksliteratuur.
Vandaag de dag gaan de levensverhalen van vermaarde personen in ons land als warme broodjes over de (digitale) toonbank. Het genre van de sportbiografie is inmiddels zelfs uitgegroeid tot een miljoenenindustrie. Naast een domein van concrete praktijken, personen en organisaties is sport nu eenmaal ook een geheel van ideeën, waarden en betekenissen die via verschillende media gecommuniceerd worden. Over de kwaliteit van de populaire 'sportboeken' valt evenwel te twisten. Welke opvattingen en beelden over de kracht van sport(helden) liggen aan de vele in boekvorm verschenen biografieën ten grondslag?
Het grote (ideologisch gekleurde) verhaal stond niet langer voorop maar de kleine verhalen van de (zelfverantwoordelijke) hoofdpersonen
De kracht van kleine verhalen
Biografie is de verzamelnaam voor alle - al dan niet in boekvorm verschenen - publicaties over de levensgeschiedenis van personen. Tot voor kort hadden we bij ons geen rijke traditie in dit genre. Daar is sinds een aantal jaren verandering in gekomen. Tegenwoordig verschijnt er jaarlijks een groot aantal oorspronkelijk in het Nederlands geschreven biografische werken. In haar Huizinga-lezing 'Leve het leven' staat Jolande Withuis uitgebreid stil bij deze opvallende ontwikkeling.
Volgens haar groeide de belangstelling voor de biografie als 'kleine geschiedenis' met name onder invloed van de mentale revolutie die zich in de zestiger jaren voltrok. De omslag naar individualisering en ontkerkelijking werd toentertijd ingezet. De biografie onderstreepte de waarde van het individuele leven in een gestaag ontzuilende samenleving. Het grote (ideologisch gekleurde) verhaal stond niet langer voorop maar de kleine verhalen van de (zelfverantwoordelijke) hoofdpersonen.
Langzaam maar zeker werd de biografie als genre volwassen. Er verscheen een tijdschrift voor biografie; er kwamen speciale prijzen en in Groningen werd een universitair biografie-instituut opgericht. De afgelopen tien jaar werden er zelfs vele honderden titels ingezonden die meedongen naar de officiële Nederlandse Biografieprijs.
Levensverhalen in soorten en maten
Onder al die publicaties zitten ook nogal wat life stories. Hieronder vallen de in feite aan ghostwriters uitbestede autobiografische verhalen. Meestal gaan ze over Bekende Nederlanders: artiesten, tv-sterren, politici en steeds vaker ook over (top)sporters. De gebiografeerden zijn nog in leven. Met veel vermakelijke anekdotes worden deze stories smeuïg of aangrijpend aan de man gebracht. Getuige de verkoopcijfers blijkt er een behoorlijk groot publiek voor te bestaan. De auteurs baseren hun verhalen veelal op niet meer dan wat krantenknipsels en een rondje gesprekken met de hoofdpersoon en diens vrienden of bekenden.
Het uiteindelijke boekwerk leest als een fraai in taal en compositie samengestelde roman, maar is dat zeker niet
Deze life stories dienen een ander doel dan de kritische biografie die iemands hele leven overziet en op een samenhangende wijze weergeeft. Goede biografieën verstaan de kunst om vanuit het perspectief van iemands persoonlijke levensverhaal grotere historische gebeurtenissen en verbanden begrijpbaar te maken. Een professionele biograaf werkt vaak jarenlang intensief aan een levensverhaal van zijn - reeds overleden - protagonist. Er wordt daarbij kritisch onderzocht hoe de op microniveau afspelende persoonlijke geschiedenis zich verhoudt tot de omstandigheden en ontwikkelingen op macroniveau. Het uiteindelijke boekwerk leest als een fraai in taal en compositie samengestelde roman, maar is dat zeker niet.
Volgens kenners ontleent een klassieke biografie haar kracht met name aan 'de onverbiddelijke verplichting tot waarheid'. De hier en daar aangedikte levensverhalen van 'de groten der sport' voldoen lang niet altijd aan deze eis. Toch zijn ze het kritisch bestuderen waard.
Sportbiografieën door de jaren heen
Voor zijn proefschrift 'Biografieën in beweging' deed Aad Haverkamp cultuurhistorisch onderzoek naar de levensverhalen van Nederlandse topsporters. Uit alle in de periode 1928-2014 verschenen biografische publicaties analyseerde hij er een kleine honderd. Niet de feitelijke levensloop van de sporters maar de weergave daarvan (representatie) in de door biografen geschreven teksten stond daarbij centraal.
Welke karaktereigenschappen werden toegeschreven aan de betreffende sporthelden? Wat voor verhaallijnen (narratieve structuren) hanteerde men? Inzichten in de (veranderende?) representaties van sportlevens werden vervolgens in verband gebracht met de heersende tijdgeest en ontwikkelingen in de maatschappelijke rol van sport.
'A biography is a story about and an interpretation of a life'. Biografen construeren hun verhalen onder invloed van tijd- en cultuurgebonden zienswijzen en opvattingen. De bestudeerde verzameling sportbiografieën bleek qua verschijningsvorm behoorlijk divers. Het bestond zowel uit chronologische levensbeschrijvingen als uit thematisch opgebouwde verhalen met anekdotische intermezzo's.
Slechts 9% van de onderzochte publicaties ging over een sportvrouw als hoofdpersoon, slechts 3% van alle verhalen is door een vrouw geschreven
De gebiografeerden vertegenwoordigden in totaal 26 sporten. Voetballers spanden de kroon. Wielrenners en schaatsers volgden. Slechts 9% van de onderzochte publicaties ging over een sportvrouw als hoofdpersoon. Slechts 3% van alle verhalen is door een vrouw geschreven. Veruit het grootste deel van de (mannelijke) sportbiografen bleek ook werkzaam binnen de Nederlandse sportjournalistiek en/of media. In veel gevallen waren auteurs en hoofdpersonen zeker geen vreemden voor elkaar. Soms maakten ze zelfs deel uit van elkaars intieme kring. Ondanks het daardoor mogelijk problematische waarheidsgehalte van de verschillende levensbeschrijvingen vormde dit geen belemmering voor Haverkamps cultuurhistorische analyse.
De kracht en kwetsbaarheid van onze sporthelden
Sport ontwikkelde zich de afgelopen eeuw tot een gewaardeerd en relevant maatschappelijk verschijnsel. De media-aandacht voor (uitzonderlijke) sportprestaties en topsporters namen zienderogen toe. In de bestudeerde sportbiografieën werden - vanaf het eerste levensverhaal van Jaap Eden in 1928 - de betreffende sporthelden voortdurend geportretteerd als rolmodellen. Zowel in positieve als in negatieve zin. Kracht en kwetsbaarheid vormden daarbij de twee kanten van de bekende Januskop-medaille. Haverkamps cultuurhistorische analyse leverde vier te onderscheiden - door mij enigszins bewerkte - 'beelden' van sporthelden op.
1. De gewone 'Hollandse' held (vanaf dertiger jaren)
Biografen benadrukten lange tijd vooral de eenvoud en nuchterheid van grote sportmannen als Jaap Eden of Wim van Est en grote sportvrouwen als Fanny Blankers-Koen of Stien Kaiser. Ondanks hun uitzonderlijke prestaties en (inter)nationale successen liepen ze niet naast hun schoenen. Integendeel. Passend bij de toenmalige 'brave burger' samenleving bleven ze gewoon: sober levend en vaderlandslievend. Net als onze eerste naoorlogse premier Willem Drees.
In het streven naar een zelfbepaalde luxe leefstijl gingen profvoetballers als Johan Cruijff en Willem van Hanegem voorop
2. De 'zelfbewuste' profsporter (vanaf zeventiger jaren)
Begin jaren zeventig brak het ik-tijdperk aan. Door de toegenomen welvaart van de bevolking nam de behoefte en de aanschaf aan luxe goederen (televisies, huishoudelijke apparaten, auto's) aanzienlijk toe. In het streven naar een zelfbepaalde luxe leefstijl gingen profvoetballers als Johan Cruijff en Willem van Hanegem voorop. Maar ook goed betaalde sporters als bokser Rudy Koopmans en wielrenner Jan Raas lieten het breed hangen. Steeds vaker gingen eigenzinnige topsporters - passend bij de antiautoritaire tijdgeest - openlijk de strijd aan met sportbestuurders (de bobo's). Het gewoonheids- ideaal van de naoorlogse periode werd ingeruild voor het assertiviteitsideaal.
3. De sportster als 'kwetsbaar mens' (vanaf negentiger jaren)
Het ik-tijdperk bleek de voorbode voor de verdere emotionalisering van de samenleving. De ontwikkeling van een 'schaamteloze' emocultuur werd ingezet. Het taboe op het tonen van kwetsbaarheid werd doorbroken. Het was geen schande meer om - ook in het openbaar - (heftige) emoties te uiten. Reality televisieprogramma's als Big Brother en therapeutisch getinte commerciële programma's van tv-hosts als Oprah Winfrey en Dr. Phil versnelden de psychologisering van de populaire cultuur en de sport.
Het 'slachtofferschap' van sporters kregen in hun biografieën op een openhartige wijze veel aandacht
De sportbiografen richtten zich steeds minder op behaalde sportsuccessen en steeds meer op het privéleven van de sportmensen. Het 'slachtofferschap' van sporters als Marcel Wouda in de zwemmerij; de traumatische ervaringen van Bettine Vriesekoop in de tafeltenniswereld en de anorexiaproblemen van Leontien van Moorsel in de wielrennerij kregen in hun biografieën op een openhartige wijze veel aandacht. Net als de beroemdheden uit de wereld van het entertainment gebruikten de sportsterren een aansprekend 'emotioneel script' om hun gevoelens en psychische problemen met de -vaak persoonlijk bevriende - sportjournalisten te delen in boekvorm, in praat- of amusementsprogramma's op radio en tv.
4. De sportheld als 'celebrity' (vanaf begin 21ste eeuw)
De 'rise and fall' van de held is van oudsher een bron voor vele narratieven. Ook op het gebied van sport. In de recente hausse aan 21ste eeuwse sportbiografieën - 45% van alle publicaties zijn na 2005 verschenen - gaat het steeds vaker over het turbulente leven van de sportheld in plaats van de behaalde sportsuccessen. De verhalen worden steeds sensationeler en gaan vooral over zaken als overspel, criminaliteit, verslavingen, relatieproblemen en niet te vergeten een moeilijke jeugd. Ook niet-uitzonderlijk goede sporters (waaronder voetballer Wim Kieft en wielrenner Thomas Dekker) krijgen dankzij hun 'opmerkelijke' sportlevens in de media een bepaalde celebrity-status toegeschreven. Evenals de 'helden' uit nieuwe sportdisciplines als kickbokser Badr Hari of darter Raymond van Barneveld.
Dankzij de promotie en producties van uitgeverijen als Voetbal International promoveerden zowel sommige biografen als een aantal door hen gebiografeerden tot heuse BN'ers. De grenzen tussen sport en amusement vervaagden. Het persoonlijke leven en het optreden in het publieke domein liepen steeds meer in elkaar over. Niet alleen bij de media(geile) sportsterren, ook de teksten over gedreven maar wel rustig en gedisciplineerd levende sportmensen als schaatser Sven Kramer en voetballer Ruud van Nistelrooy worden steeds persoonlijker. Sommigen van hen - evenals de atleten Lornah Kiplagat en Churandy Martina - bleken tevens als weldoener voorbeeldig gedrag te vertonen. Over dubbele rolmodellen gesproken.
Onder invloed van de commercie en marketing wordt sport meer en meer een (voor)geprogrammeerde werkelijkheid
Storytelling in sport: feit en fictie ineen
Met haar theatrale decor, de nodige emotionele spanning en de onvoorspelbaarheid van het plot is sport altijd al een verhalenmachine geweest. In 'Fictie moet de sport redden' stelt Bert Wagendorp dat de wedstrijdsport binnenkort niet meer zal zijn dan een mooie aanleiding tot storytelling die velen aanspreekt. De sterren van de sport krijgen nu al meer aandacht dan de sportwedstrijden. In het Amerikaanse honkbal wordt volgens hem allang geselecteerd op kwaliteiten die met sport zelf niks te maken hebben. Zonder goed verhaal doe je als topsporter niet meer mee.
Onder invloed van de commercie en marketing wordt sport meer en meer een (voor)geprogrammeerde werkelijkheid. Gebeurtenissen in en rondom de sport schuiven daardoor op richting fictie. Fictie creëert betekenis en waarde. Het maakt het voor de fans/kijkers mogelijk om zich met de atleten te identificeren. Zonder op waarheid of op verbeelding berustende verhalen is de sport ten dode opgeschreven. Leve de verhalenvertellers.
Leestips:
- Haverkamp, Aad (2019). Biografieën in beweging. Hilversum: Uitgeverij Verloren bv.
- Wagendorp, Bert (2019). Fictie moet de sport redden. Amsterdam: Atheneum- Polak & Van Gennep.
- Withuis, Jolande (2018). Leve het leven. Diemen: Uitgeverij EW.
Adri Broeke (1946) verdiende de kost als bollenpeller, bakkersknecht, gymleraar, beroepsopleider, consultant, lector en als onderzoeker. Op 25 maart 2010 is hij gepromoveerd. De titel van zijn proefschrift: Professioneel Sportmanagement Vernieuwen. Zijn favoriete boek is: De A.F.C.’ers van J.B. Schuil.