door: Vana Hutter
In de sport is veel aandacht voor talentherkenning en talentontwikkeling. Voor een klein land als Nederland - met grootse topsportambities - is talentherkenning een must. Onze talentenpool is relatief klein. We kunnen het ons daarom niet veroorloven talenten te missen, of onderweg onnodig te verliezen. Los daarvan gun je elk talent natuurlijk een optimale ontwikkeling en maximale kansen op succes. Maar hoe herkennen we een talent, en hoe accuraat zijn we in het herkennen, en vervolgens optimaal laten ontwikkelen van talenten?
In de sportpraktijk zien we vrij veel sporters die het op juniorenniveau uitstekend doen, soms zelfs met kop en schouders boven leeftijdgenoten uitsteken, maar het op het hoogste seniorenpodium toch niet waar maken. Is dit nu eenmaal onontkoombaar of kan de talentherkenning en -ontwikkeling nog verder gefinetuned worden?
Het artikel dat centraal staat in deze werkende wetenschap gaat uit van het laatste. Auteurs Aine Macnamara en Dave Collins stellen dat succesvolle sportprestaties bij junioren voor een groot deel te danken zijn aan relatief vroege rijping van de talenten en/of aan voordelen zoals een goede coach of andere hulpbronnen. Dit maakt talenten op jonge leeftijd beter dan leeftijdsgenoten, maar die voorsprong kan makkelijk verdwijnen wanneer andere sporters - die deze voordelen in een vroeg stadium niet hadden - een inhaalslag maken. Er blijkt inderdaad slechts een zeer magere relatie te bestaan tussen ‘succes in competitie met leeftijdsgenoten’ en ‘succes in de top van de sport’.
We moeten bij talentherkenning dus niet uitgaan van momentopnamen, en verder kijken dan de prestatie van een talent ten opzichte van leeftijdgenoten. Die boodschap is verre van nieuw. Toch constateren Macnamara en Collins dat in veel talentherkennings- en talentontwikkelingsprogramma’s een belangrijke schakel nog over het hoofd wordt gezien. Volgens hen wordt er te weinig gekeken naar de mate waarin talenten psychologische vaardigheden ontwikkelen, toepassen en internaliseren. Deze vaardigheden bepalen volgens hen in belangrijke mate of een sporter optimaal gebruik kan maken van de leerervaringen die geboden worden en of de sporter zijn potentieel maximaal zal ontwikkelen. Psychologische vaardigheden bepalen daarmee in belangrijke mate of de potentiële ontwikkeling van een sporter ook tot stand komt.
Psychologische ontwikkeling en sportsucces in de top
Bekend is dat toppers in de sport consequent psychologische vaardigheden aanwenden die hen in staat stellen om optimaal te leren, te focussen en om te gaan met uitdagingen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan zaken als doelen stellen, uitdagingen planmatig en actief aanpakken en bewust evalueren van prestaties. Desondanks - en tot frustratie van de auteurs - blijkt in talentprogramma’s nauwelijks aandacht te worden besteed aan het ontwikkelen van de juiste psychologische vaardigheden, waarmee ontwikkeling tot een topper gefaciliteerd kan worden. In eerder onderzoek identificeerden Macnamara en Collins zogenoemde ‘Psychological Characteristics of Developing Excellence’ (PCDE), oftewel psychologische karakteristieken voor het ontwikkelen van uitmuntendheid. Het gaat volgens hen deels om persoonskenmerken, hoe iemand is, maar ook zeker om de mate waarin iemand de vereiste karakteristieken ontwikkelt en aanwendt wanneer de situatie daarom vraagt.
Succesvolle talentontwikkeling vraagt dat psychologische karakteristieken en vaardigheden die op jonge leeftijd nog door anderen (coaches, ouders, etc) worden aangewakkerd, meer en meer door het talent zelf worden ingevuld. Alleen zo kunnen sporters minder afhankelijk worden van externe aanmoediging en beloning en kan zelf-regulatie ontstaan.
Wat moeten talenten ontwikkelen? en hoe bepalen we dit?
In het artikel presenteren de auteurs de PCDEQ-vragenlijst. Deze vragenlijst is bedoeld om de karakteristieken te meten die succesvolle ontwikkeling in de sport faciliteren. De vragenlijst bestaat uit zes factoren, die van belang zijn bij optimale ontwikkeling in de sport:
• ‘Support for long-term success’: steun voor lange termijn succes. Voorbeelden van vragen in deze categorie zijn: 'Mijn coach moedigt mij aan om advies in te winnen bij deskundigen' en 'Samen met mijn coach plan ik de basis voor duurzaam succes, niet alleen succes voor vandaag';
• ‘Imagery use during practice and competition’: gebruik van verbeelding tijdens training en wedstrijden. Voorbeelden van vragen uit deze categorie: 'ik maak gebruik van visualisatie om verbeteringen aan te brengen in mijn prestatie' en 'ik verbeeld me hoe ik deal met de spanning omtrent een wedstrijd';
• ‘Coping with performance and developmental pressure’: omgaan met prestatiedruk en druk om te ontwikkelen. Voorbeeldvragen: 'Wanneer ik een fout maak vind ik het moeilijk om me weer te focussen op mijn taak' en 'Mijn coach pusht mij niet om moeilijkheden te overwinnen';
• ‘Ability to organise and engage in quality practice’: organiseren van, en committeren aan kwalitatief goede training. Voorbeeldvragen: 'Tijdens training denk ik bewust na over wat ik moet doen in die training' en 'Ik stel mezelf uitdagende doelen waar ik hard voor moet werken om ze te bereiken';
• ‘Evaluating performance and working on weaknesses’: evalueren van prestatie en werken aan zwakke punten. Voorbeeldvragen: 'Ik analyseer mijn prestaties om er achter te omen wat goed ging en wat slecht' en 'Ik overdenk mijn zwakke punten en werk hier hard aan in trainingen';
• ‘Support from others to compete to my potential’: steun van anderen om naar beste kunnen te presteren. Voorbeeldvragen: 'De mensen om me heen helpen me om de eisen die mijn sport stelt het hoofd te bieden' en 'Ik luister naar, en leer van, de mensen om me heen'.
In het onderzoek blijkt dat de PCDEQ-vragenlijst redelijk succesvol onderscheid maakt tussen talenten die zich goed ontwikkelen en talenten die zich slecht ontwikkelen. Respectievelijk 75% (teamsporters) en 67% (individuele sporters) van de proefpersonen werden op basis van hun antwoorden op de PCDEQ-vragenlijst correct ingedeeld in de groepen ‘goede ontwikkelaars’ en ‘slechte ontwikkelaars.
Wat kunnen we hiermee?
Macnamara en Collins waarschuwen voor het gebruik van de vragenlijst als selectiemethode bij talentherkenning. Zij pleiten voor het gebruik van de vragenlijst als ‘formatief’ instrument, oftewel een feedback- en monitoringsinstrument. Door de psychologische karakteristieken voor uitmuntendheid van talenten in kaart te brengen wordt duidelijk aan welke karakteristieken gewerkt moet worden, en hoe dit werk vordert. Deze aanbeveling sluit uitstekend aan bij mijn persoonlijke langgekoesterde wens voor een evidence-based, doorlopende mentale leerlijn voor jonge sporters, die hen in staat stelt om hun sportdeelname maximaal uit te buiten.
Vooralsnog is er (voor zover mij bekend) nog geen Nederlandstalige versie van de PCDEQ beschikbaar. Ik hoop echter dat de onderdelen uit de vragenlijst inspireren om eens kritisch te kijken naar de inbedding van psychologische karakteristieken en de (actieve) ontwikkeling daarvan in talentprogramma’s.
Bron:
Macnamara, A. & Colins, D. (2013). Do mental skills make champions? Examining the discriminant function of the psychological characteristics of developing excellence questionnaire. Journal of sport sciences, 31(7), 736-744.
Vana Hutter werkt als docent/adviseur/onderzoeker bij EXPOSZ, faculteit der Bewegingswetenschappen, Vrije Universiteit Amsterdam. Zij is sportpsycholoog VSPN® en inspanningsfysioloog en kent de sportpraktijk van binnen uit, door haar werk in de top- en breedtesport. Zij is één van de oprichters van de post-academische opleiding tot praktijksportpsycholoog en bestuurslid van de Europese federatie voor sportpsychologie (FEPSAC).