Bram Hermelink
Geboortejaar: 1986 +
Vooropleiding:
VWO +
Begonnen aan studie sportmanagement in het jaar: 2005 +
Opmerkelijk: “De mooiste uitdaging lijkt mij om de eerste minister van
Sport te worden!”
1. Waarom heb je gekozen voor een sportgerelateerde
managementopleiding?
“De sportwereld heeft mij altijd getrokken. In
eerste instantie dacht ik de ALO te gaan doen en sportleraar te worden, maar
juist ook het organiseren, het werken achter de schermen en de manier waarop de
sportwereld in elkaar steekt vind ik erg interessant. Sport is voor mij veel
breder dan het sporten zelf. Sport is een zeer krachtig medium om doelen te
bereiken. Sport brengt mensen samen, sport is gezond en ga zo maar door.
Sportmensen zijn bijna per definitie erg enthousiaste en gemotiveerde mensen.
Wat is er nou leuker dan met zulke mensen samen te mogen werken? Sport is voor
veel mensen een passie, zo ook voor mij. Ik wil daar graag mijn werk van maken.”
2. Waarom zou je deze opleiding/studie aanraden bij aankomende
studenten? Welke toegevoegde waarde heeft deze
opleiding/studie?
“Zoals ik al eerder zei is sport een enorm
krachtig medium. Via sport zijn erg veel verschillende doelen te bereiken. De
opleiding sportmanagement lijkt misschien een smalle opleiding waar weinig werk
in te vinden is, maar ik denk dat de opleiding breder is dan de meeste andere
managementopleidingen. Een sportmanager heeft kennis van management, maar ook
van de sportwereld en -cultuur. Dit geeft je een sterke basis en zeker ook een
voorsprong ten opzichte van mensen die een gewone management opleiding hebben
gevolgd. De passie en gedrevenheid van sporters kom je telkens weer tegen in de
opleiding. Het is niet alleen heel erg motiverend, maar vooral ook erg leuk om
daar een deel van te zijn!”
3. Welk onderdeel mis je ofwel: wat zou volgens jou aan je opleiding
toegevoegd mogen worden?
“Om heel eerlijk te zijn mis ik niet echt
een onderdeel binnen de Hanzehogeschool Groningen - Instituut voor
Sportstudies. Zolang je zelf in staat bent keuzes te maken en initiatieven te
nemen, krijg je veel ruimte om je eigen loopbaan te plannen. Als je achteraf een
onderdeel mist, heb je dus verkeerde keuzes gemaakt. Hier ben je dan zelf
verantwoordelijk voor geweest. Achteraf had ik zelf meer willen doen in het
beleidsvormende gedeelte van sportmanagement. Ik hoop dit gat op te vullen in
mijn laatste half jaar. Verder zou een masteropleiding in de sportmanagement en
een speciale groep voor studenten die meer willen doen dan alleen het standaard
programma een leuke toevoeging kunnen zijn. Nu wordt dit wel gestimuleerd en
krijgen studenten die meer willen wel de kans in speciale projecten in te
stappen, maar is dit nog geen ‘officiële’ groep.”
4. Waar hoop je later na je studie te kunnen gaan werken, welk soort
baan ambieer je?
“Het moeilijkste aan sportmanagement vind ik dat ik
alles leuk vind. Een mix van allerlei verschillende takken van sportmanagement
lijkt mij dan ook ideaal. Op dit moment ben ik betrokken bij de organisatie van
het EASM 2009 student seminar in Amsterdam. Dit is het grootste sportmanagement
congres van Europa waarbij studenten de kans krijgen samen een project uit te
voeren in een seminar en zodoende meer van elkaar en elkaars culturen kunnen
leren kennen. De organisatie van een dergelijk evenement is erg leuk en ik wil
dan ook graag nog eens betrokken zijn bij de organisatie van een mega-sport
evenement. Het organiseren van de Olympische Spelen van 2028 is dan ook een
droom. Verder zou ik ooit nog eens aan de slag willen als consultant om zodoende
in een betrekkelijk korte tijd veel verschillende mensen en organisaties te
leren kennen. Met andere woorden, ik hoop na mijn opleidingen alle verschillende
facetten van sportmanagement nog eens te ervaren. De mooiste uitdaging lijkt mij
om de eerste minister van Sport te worden!”
5. Wat zou er volgens jou in de Nederlandse top- of breedtesport
geheel anders geregeld of georganiseerd moeten worden en waarom? Hoe zou je het
aanpakken?
“In Nederland werken erg veel verschillende organisaties
en belanghebbenden in de sport. Dit zegt niet alleen hoe belangrijk sport is in
onze samenleving, maar zorgt ook een ondoorzichtig krachtenveld in de sport.
Door de expertise die in al deze organisaties aanwezig is (VWS, NOC*NSF, NSA,
bonden, verenigingen etc.) te bundelen kan er denk ik een heel sterk
ondersteuningsnetwerk voor verenigingen ontstaan. Door dit netwerk op
verschillende niveaus in te voeren kunnen veel bestuurlijke problemen worden
opgelost of voorkomen.”
“Op regionaal niveau kan dit ondersteuningsnetwerk administratieve taken van
verenigingen overnemen of vereenvoudigen. Als verenigingen gebundeld kunnen
worden in regio's, wordt het voor het bedrijfsleven gemakkelijker om
ondersteuning te bieden en kan er efficiënter gewerkt worden. Problemen met het
krijgen van goed gekwalificeerd kader kan zo gemakkelijker worden opgelost. Daar
komt bij dat verschillende sporten veel van elkaar kunnen leren en problemen
gemakkelijker samen op te lossen zijn.”
“Nationaal kan er beter samen worden gewerkt door samen doelen op te stellen
en elkaar te ondersteunen bij allerlei taken, dit geldt vooral voor kleinere
bonden (waar het gelukkig ook al op kleine schaal gebeurd). Ook de verdeling van
de gelden kan dan transparanter georganiseerd worden. Nu heeft NOC*NSF een rare
dubbelrol die niet goed is voor de transparantie.”
“Een mooie derde stap zou kunnen zijn om de talentontwikkelingscentra van
voetbalclubs en andere sportverenigingen samen te voegen in regionale
talentencentra. Dit kan kosten voor talentontwikkeling verlagen en opbrengsten
verhogen door ook met andere sporten te combineren. Elke sport kan iets van
andere sporten leren en zo kan ook de begeleiding van talenten professioneler.
Dit zou dan nationaal gecoördineerd en regionaal georganiseerd moeten
worden.”
“Door samen te werken kunnen bestaande problemen worden opgelost en kan er
efficiënt gewerkt worden, waar de gehele Nederlandse sportwereld profijt van kan
hebben...”