Jochem Uytdehaage (in 2002 tweevoudig Olympisch kampioen
én wereldkampioen schaatsen)Geboortejaar: 1976 +
Vooropleiding:
vwo + propedeuse HTS werktuigbouwkunde + Begonnen aan studie Master of
Sport
Management in het jaar: 2008 +
Opmerkelijk: “De nazorg van mensen
die met topsport stoppen, moet beter. Topsporters moeten een jaar lang
financiële steun krijgen van de overheid”
1. Waarom heb je gekozen voor een sportgerelateerde
managementopleiding?
“Ik ben nu anderhalf jaar geleden gestopt met
topsport, maar sport is nog steeds mijn grootste motor. Toen ik mijn schaatsen
aan de wilgen hing, moest ik een andere manier vinden om ritme in mijn leven op
te doen. Daarom heb ik gekozen om weer aan een opleiding te beginnen en mezelf
zodoende verder te ontwikkelen en mijn vaardigheden uit te breiden. Bovendien
ervaar ik ook dat ik mijn kennis, die ik heb verworven in de topsport, meer kan
kaderen. Zo ondervind ik nu de theoretische kant van het verhaal waar ik vroeger
zelf altijd mee te maken had en dat bevalt me zeer goed.”
2. Waarom zou je deze studie aanraden bij aankomende studenten? Welke
toegevoegde waarde heeft deze opleiding?
“Het is een zeer
praktijkgerichte opleiding waarin alle zaken gericht zijn op sport en
sportorganisaties. Ofwel, het is allemaal erg concreet en toepasbaar en dat
maakt de studie levendig en interessant. Als je alleen maar met je neus in de
boeken wilt zitten dan heb je hier niets te zoeken. De studie duurt in totaal
negen maanden en wordt tweemaal in de week gegeven in de avonduren. Het is
daardoor ideaal voor mensen die al een baan hebben of (top)sport bedrijven, maar
zich toch verder willen ontwikkelen. De opleiding zelf bestaat uit zes modules
en een wisselcase. Ik vind het daarnaast ook prettig dat niet alle cases die we
behandelen over voetbal gaan – daar ben ik toevallig zelf niet al te grote fan
van – maar dat ook andere sporten aan bod komen.”
3. Welk onderdeel mis je ofwel: wat zou volgens jou aan je opleiding
toegevoegd mogen worden?
“In ben op dit moment pas vijf maanden
bezig, dus ik vind niet dat ik in de positie verkeer dat ik daar over kan
oordelen. Eerlijk gezegd, mis ik op dit moment ook nog niets. Het spreekt me
vooral aan dat de studie zo praktijkgericht is en dat het maar negen maanden
duurt. De tijdsduur is voor mij echt een groot voordeel, omdat ik geen studie
zou willen doen die langer dan een jaar duurt. ”
4. Waar hoop je later na je studie te kunnen gaan werken? Welk soort
baan ambieer je?
“Op dit moment ben ik overdag druk bezig met de
organisatie van mijn eigen stichting Sporttop. Daar werk ik aan de
ontwikkeling van Nederlands sporttalent; ofwel de sportambassadeurs van de
toekomst. Het liefst ben ik over een paar jaar nog steeds zelfstandig werkzaam.
Ook zou ik graag werken in het gebied van gezondheidsmanagement en
sportmarketing, zodat ik me met het welzijn van mensen bezig kan houden. Ik wil
mensen graag aanzetten tot regelmatig bewegen. Uit eigen ervaring weet ik wat
voor invloed sporten heeft op iemands leven. Sport zorgt er voor dat je
lekkerder in je vel zit. Ik ben er dan ook van overtuigd dat iedereen, jong of
oud, regelmatig moet bewegen.”
5. Wat zou er volgens jou in de Nederlandse top- of breedtesport
geheel anders geregeld of georganiseerd moeten worden en waarom? Hoe zou je het
aanpakken?
“De nazorg van mensen die met topsport stoppen, moet
echt beter. Topsporters hebben zich jarenlang, dag in dag uit, ingezet voor hun
land en krijgen na hun afscheid maar weinig (financiële) ondersteuning. Ze
worden dus eigenlijk niet gewaardeerd voor hun prestaties. De meeste van deze
sporters hebben zodoende, zodra ze stoppen, per direct geen inkomen meer. Ik
vind daarom dat een sporter een jaar nazorg zou moeten krijgen van de overheid.
Zo kan de ex-topsporter in het eerste helft van dat jaar zijn leven weer op een
rijtje zetten en in de andere helft op zoek gaan naar werk en zich daarnaast in
zetten als sportambassadeur.”
“Dat lost ook gelijk een ander probleem op. In Nederland is het nu zo dat er
te veel kennis, kwaliteiten en vaardigheden die worden opgedaan met het
bedrijven van topsport verloren gaan als een topsporter besluit te stoppen. Ik
meen dat veel bedrijven er baat bij zouden hebben als ze een topsporter in
dienst nemen. Daarnaast is het ook spijtig voor de sport zelf als ze een
topsporter laten gaan. Denk bijvoorbeeld eens aan Pieter van den Hoogenband die
begin december afscheid nam van zijn zwemcarrière. Nu Van den Hoogenband is
gestopt, hoor je iedereen roepen: ‘we moeten hem houden in de sport, want hij
weet zo veel’. Negen van de tien keer wordt er echter niets gedaan om een
ex-topsporter ook daadwerkelijk actief te laten zijn in de sport waar hij of zij
zoveel van af weet. Dat is uitaard ontzettend zonde.”