Nicole Bekkers
Geboortejaar: 1987 + +
Vooropleiding: VWO + +
Begonnen aan studie SPECO in het jaar:
2006 + +
Opmerkelijk: “Ik ga vanaf januari 2009 afstuderen in
Zuid-Afrika tijdens de wereldbeker MTB en BMX”
1. Waarom heb je gekozen voor een sportgerelateerde
managementopleiding?
“Sport is voor mij altijd mijn grote passie
geweest. Van judo tot wielrennen en voetbal, bijna elke sport vind ik geweldig
om te doen en om naar te kijken. Daarnaast was ik op de middelbare school altijd
erg goed in economie. Ik hoorde via een vriend van mij over de opleiding Sport,
Economie en Communicatie. Toen ik wat meer informatie over deze opleiding had
opgezocht, leek het voor mij de ideale opleiding. Bezig zijn met de economische
kant van sport. Twee vliegen in één klap dus. Deze beslissing had ik voor
mijzelf al genomen toen ik ongeveer vijftien jaar was en dus nog drie jaar
middelbare school voor de boeg had. Maar ik heb nooit getwijfeld aan mijn keuze
en vanaf de eerste colleges wist ik dat ik de juiste opleiding had gekozen.”
2. Waarom zou je deze opleiding/studie aanraden bij aankomende
studenten? Welke toegevoegde waarde heeft deze
opleiding/studie?
“Sport wordt alsmaar professioneler en
commerciëler. Er is dus behoefte aan mensen met een commerciële achtergrond op
het gebied van sport. Daarnaast is de marketing kant bij veel sportbedrijven nog
erg onderontwikkeld. De SPECO-student heeft in principe een erg goed
toekomstperspectief. Daarnaast is het grote voordeel van SPECO dat je ook nog
aan de slag kunt als commercieel marketeer. Hoewel de opleiding op sport gericht
is, is dit in feite alleen een hulpmiddel om de opleiding interessanter te
maken. Bijna iedereen op de opleiding wil natuurlijk het liefst bij een
sportmarketingbureau, sportbond of sportclub aan de slag. Maar het merendeel van
de afgestudeerden komt te werken buiten de sport. Dit moet men wel in de
gedachten houden. Het is erg lastig om ook daadwerkelijk bij een grote sportclub
aan de slag te gaan nadat je SPECO hebt afgerond.”
3. Welk onderdeel mis je ofwel: wat zou volgens jou aan je opleiding
toegevoegd mogen worden?
“Sport is een internationale bezigheid. In
mijn ogen is SPECO nog te nationaal georiënteerd. Dat merk je aan de casussen
die je voorgeschoteld krijgt, maar ook aan de begeleiding bij internationale
stages. Ikzelf ga vanaf januari 2009 afstuderen in Zuid-Afrika tijdens de
wereldbeker MTB en BMX. Vanuit de opleiding is er weinig begeleiding in het
traject om een internationale stage te vinden. Ze stimuleren dit wel, maar aan
de andere kant is er te weinig begeleiding waardoor veel studenten afhaken.
Omdat ze zelf dus alles uit moeten zoeken en dit vaak een lastige taak is. Ook
internationale sprekers zouden geweldig zijn. Als laatste moet de mogelijkheid
terugkomen op SPECO om als minor Duits, Frans of Spaans bij te spijkeren. Voor
toekomstige sportmarketeers is Frans eigenlijk, naast Engels, ook onmisbaar. De
grote sportbonden zitten veelal in Geneve of andere Franstalige gebieden. Ik heb
dit zelf met mijn derdejaars stage gemerkt. Toen liep ik stage bij een Protour
wielerploeg en zij hadden natuurlijk veel te maken met de UCI. Frans was daar de
voertaal. Dit zou ik graag terugzien op SPECO in de toekomst.”
4. Waar hoop je later na je studie te kunnen gaan werken, welk soort
baan ambieer je?
“In mijn ideaalbeeld werk ik vanaf september 2009
bij een grote sportbond, sportclub of sportmarketingbureau. Natuurlijk wil ik
graag in de sport terechtkomen. Dat is een van de redenen waarom ik SPECO ben
gaan doen. De tak van sport is niet zo belangrijk voor mij, als er maar
uitdagingen zijn om nieuwe dingen te introduceren of plannen te implementeren.
Ik zie graag vooruitgang en ik denk met de frisse kijk op sportmarketing en
–management die je meekrijgt op SPECO dat de gemiddelde SPECO-student een
absolute toegevoegde waarde kan zijn voor de sportmarkt. Mijn twee grootste
interesses zijn sportsponsoring en sportmarketing. Gedurende mijn opleiding en
in januari ook tijdens mijn afstudeerstage ben ik met deze twee vakgebieden veel
in aanraking geweest. Ik weet dat ik hierin mijn ei het beste kwijt kan,
aangezien je creatief bezig kunt zijn met sport en nieuwe manieren kunt bedenken
om de sportliefhebber te bereiken.”
5. Wat zou er volgens jou in de Nederlandse top- of breedtesport
geheel anders geregeld of georganiseerd moeten worden en waarom? Hoe zou je het
aanpakken?
“In mijn optiek is de stap van amateur naar
semi-topsporter nog steeds de grootste stap voor de sporter om te maken. In
bepaalde takken van sport is dit uitermate goed en professioneel geregeld. Maar
juist de kleinere sporten ondervinden hierin vaak nog problemen bij. Begeleiding
van de toekomstige toppers is van groot belang hierbij.”
“Daarnaast wordt er in de topsport vaak nog te weinig gekeken naar de
individuele sporter. Als een toptalent enkele keren niet goed presteert, wordt
dit vaak geweten aan inzet, houding of instelling. Ik denk dat men juist moet
gaan kijken naar de grote druk waaronder jonge sporters vaak staan. Hier is -
naar mijn mening - een rol weggelegd voor een sportpsychiater. Op mijn opleiding
worden we steeds vaker getoetst aan de hand van assessments. Dit zou ook
toegepast kunnen worden in de sportwereld. Door assessments kunnen trainers en
coaches inzicht krijgen in denkwijze en/of handelingswijze van de sporter.
Bijvoorbeeld: sporter X heeft afgelopen weekend niet goed gepresenteerd. Tijdens
de evaluatie van de wedstrijd met de sporter komt naar voren dat de sporter
onder grote druk niet zo goed kan presteren. Een punt om aan te werken komt zo
goed naar voren en het trainingsschema kan precies aangepast worden op de
individuele sporter. Men moet de mentale druk waaronder sporters staan en druk
van de buitenwereld niet onderschatten. Het ontwikkelen van een
assessment-systeem zou een geweldige impuls voor de talentenontwikkeling kunnen
betekenen en zou Nederland een voorsprong kunnen geven op andere sportlanden.”
“Alleen als we onze toekomstige toppers de juiste begeleiding geven, kunnen
zij zich ontwikkelen tot de toptalenten die Nederland nodig heeft om in de
toekomst te kunnen blijven concurreren met de grootmachten in de sportwereld.”