Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-Sporvereniging en Passie-Item

Red de sportvereniging, stop de professionalisering 9 februari 2010

door: Jan Boessenkool

“Als een sportvereniging er de financiële middelen voor heeft, is het juist een uitstekend idee een professionele manager aan te trekken. Die kan met een goed, vernieuwend beleid het voortbestaan van een vereniging waarborgen. Continuïteit en groei zijn immers alleen mogelijk als een club professionaliseert. De ‘verenigingsmanager’ heeft toegevoegde waarde bij het vinden van voldoende vrijwilligers – een traditioneel probleem bij clubs. Hij of zij kan ook zorgen voor een betere aansturing van die vrijwilligers en indien nodig hun werkdruk verminderen. Een goede manager besteedt daarnaast aandacht aan relaties met bestaande of potentiële sponsors, waardoor er meer geld in het laatje komt. Zo verdient hij of zij zichzelf na verloop van tijd terug. Belangrijk is bovendien dat de manager klantgericht denkt. Want zoals Frank van den Wall Bake zegt: ‘Leden zijn klanten, die goed behandeld moeten worden. Anders zeggen ze hun abonnement op, zeker in tijden van financiële crisis.’ Voor een vereniging is het een goed idee om niet alleen managers aan te trekken, maar ze ook in staat te stellen via cursussen of opleidingen hun klantgerichtheid te verbeteren.”

Zie hier de winnende reactie in Supporter (nr.36 december 2009), het kwartaalblad van de NCDO (Nationale Commissie voor internationale samenwerking en Duurzame Ontwikkeling), op de vraag of een sportvereniging een professionele manager nodig heeft. Aanleiding was een uitspraak van sportmarketeer Van den Wall Bake die het “absurd vond dat de meeste sportverenigingen wel honderden leden, maar geen professionele manager hebben.”

Als dit de winnende reactie was, dan is de vraag wat de andere reacties zijn geweest. Het zegt veel over de winnaar, veel over zijn inspirator goeroe Van den Wall Bake en nog meer over de reactie van Supporter. Wat zij gemeen hebben, is dat ze weinig tot niets van het sportverenigingsleven in Nederland kennen. In ieder geval niet als betrokken vrijwilliger. Anders zouden ze deze onzin niet uitkramen. Het is managerspraat dat iedere sportclub tegenwoordig aan beleid moet doen. Vraag de eerste beste bestuurder of kaderlid wat het beleid van zijn club is. Hoogstwaarschijnlijk heeft hij geen idee, “maar onze secretaris heeft het keurig in zijn archief”. Een sportclub draait niet op fraai geformuleerde beleidsstukken. Het is economenpraat dat een vereniging moet groeien. En waarom zou zonder professionalisering de continuïteit op het spel staan als het al honderd jaar zonder verenigingsmanager is gelukt?

Ik ken heel goede verenigingsmanagers die inderdaad toegevoegde waarde hebben, maar ik ken er ook die meer vrijwilligers hebben weggejaagd dan geworven. En het laatste dat managers moeten doen, is vrijwilligers aansturen. Sportverenigingen zijn vrijwilligersorganisaties. Dat moeten ze blijven, want juist dat is hun kracht. De lol en de passie zullen snel verdwijnen als een betaalde kracht jou gaat vertellen wat je anders (met meer beleid?) moet doen terwijl je het al jarenlang met succes hebt gedaan. Waarom noemen we die betaalde krachten eigenlijk ‘managers’? Zou verenigingsondersteuner niet een betere term zijn?

Ja hoor, de goede manager verdient zichzelf wel terug omdat hij goede relaties zou hebben met sponsors. Praat eens met een willekeurige penningmeester, dan kan die illusie ook op de grote hoop fabeltjes die het toverwoord ‘professionalisering’ oproept. En dat geldt ook voor de bedrijfskundigenpraat dat leden klanten zouden zijn die weglopen als de club niet klantgericht genoeg is. Leden hebben geen abonnement, maar zijn lid. Omdat ze met vrienden en bekenden samen willen sporten, zich thuis voelen in hun club en erbij willen horen. Klanten komen een product kopen. Gelukkig zit het sportverenigingsleven echt anders in elkaar!

Wat is er ‘absurd’ aan een sportvereniging te zijn met wel honderden leden, zonder een betaalde manager? Verreweg de meeste verenigingen doen het nog steeds (goed) zonder. Het is een grove belediging te suggereren dat zij ‘absurd’ bezig zijn. Waar ze vaak wel last van hebben, is dat ze door commercialisering en overheidswensen opgezadeld worden met talloze andere klussen en regelgeving die weinig of niets van doen hebben met het sporten zelf. Daarin ligt de echte professionalisering: ervoor zorgen dat sportverenigingen vooral kunnen doen waarvoor ze ‘op aard’ zijn! En te erkennen dat dit al een geweldige maatschappelijke waarde heeft.

‘Supporter’ wordt wakker: red de sportvereniging, stop de professionalisering!

Voor een reactie van Clemens Vollebergh op dit artikel klik hier

Jan Boessenkool is werkzaam als hoofddocent/onderzoeker aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst