Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-Sporvereniging en Passie-Item

Vrijwilligers hebben vooral last van regels! 23 maart 2010

door: Jan Boessenkool

Het is al vaker betoogd: de passie van veel vrijwilligers zit vooral in het plezier dat ze aan hun vrijwilligerswerk beleven. En dat plezier komt het sterkst tot uiting als zij zoveel mogelijk ruimte krijgen dat werk naar eigen inzichten te verrichten. Regelgeving beperkt doorgaans die ruimte en staat daarmee het plezier vaak in de weg.

Hebben we dan helemaal geen wetten en regels nodig om onze samenleving in het algemeen en de sportwereld in het bijzonder ordentelijk in te richten? Natuurlijk wel, maar mijn stelling is dat het de laatste decennia is doorgeschoten, waardoor betutteling en verstikking het nemen van eigen verantwoordelijkheid en creativiteit hebben verdrongen.

De gemeente Utrecht heeft dit begrepen en is een aantal jaren geleden begonnen met het project Utrecht Prettig Geregeld! Op een drietal terreinen – subsidiebeleid, vrijwilligersloket en vergunningenbeleid - heeft een aantal ambtenaren zich mogen buigen over knelpunten en mogelijkheden voor vereenvoudiging van regels en procedures. Een te prijzen initiatief en Utrecht is hiermee landelijk zelfs een voorbeeldfunctie toegedacht.

Onlangs is vanuit genoemd project een bijeenkomst van de Klankbordgroep Deregulering van de gemeenteraad georganiseerd. Samen met de verantwoordelijk wethouder, betrokken ambtenaren, een aantal gemeenteraadsleden en vertegenwoordigers van vrijwilligersorganisaties mocht ik als voorzitter van de VSU (Vereniging Sport Utrecht – waar 240 Utrechtse sportverenigingen bij zijn aangesloten) aanschuiven.
In de presentatie over wat tot nu toe allemaal is gerealiseerd, ligt de nadruk op vereenvoudiging van procedures en formulieren, betere toegankelijkheid van websites, minder ambtelijk taalgebruik, betere uitleg van bestaande wet- en regelgeving, meer en vraag gerichter vrijwilligerstrainingen, et cetera. Op zichzelf zeer te waarderen maatregelen. Het is in ieder geval een streven kwaliteit voor kwantiteit te zetten.

In de reacties op de presentatie mochten de vrijwilligersorganisaties aangeven of ze de verbeteringen ook als zodanig ervaren en met welke knelpunten de gemeente verder nog aan de slag zou kunnen. Een groot gevaar bij zo’n aanpak is dat voortdurend uitzonderingen worden gemeld waarvoor dan eigenlijk weer een nieuwe (sub)regel van toepassing zou moeten zijn. Dat betekent niet minder, maar juist meer regels. Het uitgangspunt in deze gedachtegang is dat de complexiteit en dynamiek van onze samenleving uiteindelijk te vangen is door een rechtvaardige en risico’s vermijdende wet- en regelgeving waar iedereen mee zou kunnen leven. Dit is echter niet het geval en dat zal ook nooit lukken, simpelweg omdat mensen hun leven slechts beperkt laten sturen door wetten en regels.

In de praktijk van sportverenigingen zijn talloze voorbeelden te noemen waarin vrijwilligers de regels ontduiken of er een creatieve invulling aan geven. In een vorige column in deze serie heb ik al eens stilgestaan bij het rookverbod van Klink en ‘de asbakken die gewoon op tafel staan’. Ook op lokaal niveau is het niet moeilijk voorbeelden te bedenken: zo is met betrekking tot ingewikkelde vergunningen nog heel veel winst te behalen, al was het alleen maar door vermindering van het aantal verschillende diensten en loketten.

Er zijn twee werelden te onderscheiden, met ieder een andere werkelijkheid: ten eerste die van beleid, regels en procedures, van buiten- en bovenaf opgelegd met de verwachting menselijk gedrag te kunnen sturen en beheersen; ten tweede de alledaagse werkelijkheid van vrijwilligers om bijvoorbeeld een sportvereniging in leven te houden. In het laatste geval is er behoefte aan zo weinig mogelijk regels, formulieren, websites en beperkingen om een activiteit te mogen organiseren.

Opvallend tijdens de bijeenkomst is dat niet die alledaagse werkelijkheid als uitgangspunt wordt genomen, maar juist de bestaande wet- en regelgeving. De vrijwilligers mogen daar iets van vinden en aangeven waar ze last van hebben. Ik heb er tijdens de bijeenkomst voor gepleit deze denkwijze precies om te draaien: laten we eens beginnen bij nul wetten en regels, zodat de vrijwilligers de ruimte hebben naar eigen inzichten hun organisatie of vereniging in te richten en hun kernactiviteit te organiseren. De primaire taak van de (lokale) overheid is daarbij zoveel mogelijk te ondersteunen en te faciliteren. Dat stimuleert de werking van de civil society en daarmee het democratisch vermogen van mensen om de samenleving zo leefbaar mogelijk te houden. Het verkleint bovendien het gapende gat tussen burger en politiek/overheid. En het levert ook nog wat op omdat er minder geld naar handhavende ambtenaren hoeft te gaan.

Natuurlijk zijn er vervolgens wel weer een aantal wetten en regels nodig om niet helemaal in anarchie te vervallen. Maar als we wat meer vanuit vertrouwen en wat minder vanuit angst durven te leven en te redeneren, kunnen we het hoogstwaarschijnlijk, met wat meer gevoel voor realiteit, met heel wat minder regels af. Zo’n professionaliseringsslag zou pas echt ten goede komen aan de passie van vrijwilligers en daarmee het unieke Nederlandse sportverenigingsleven.

Jan Boessenkool is werkzaam als hoofddocent/onderzoeker aan de Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap (USBO) van de Universiteit Utrecht.
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst