door: Paul Kok
Eind juni 2018 is het nieuwe sportakkoord getekend. Een doekje voor het bloeden? Duidelijk is dat de unieke sportstructuur van Nederland (bonden en verenigingen) onder druk staat. Zeker de bonden hebben de grootste moeite de touwtjes aan elkaar te knopen vanwege een gebrek aan geld. Er is meer nodig.
Die druk bestaat uit het feit dat enerzijds een enorme verenigings- en bondsstructuur succesvol is en voor miljoenen Nederlanders wekelijks afleiding biedt. Succes is er ook voor de vele sporten op het internationale niveau, veel meer dan van een klein land verwacht kan worden. Anderzijds verlangen de leden aanpassingen in aanbod, communicatie en service (liever de bardienst afkopen dan zelf achter de bar staan; waar is de trainer?; de website moet beter) en dienen zich steeds meer maatschappelijke onderwerpen aan die ook van de vereniging een antwoord vragen (avg/privacy, energietransitie, voeding, niet roken, alcoholhoudende dranken, duurzame faciliteiten, belastingen, integratie). Bij sommige bonden loopt het ledental terug en daarnaast is een enorme waslijst aan nieuwe sporten of nieuwe varianten van bestaande sporten ontstaan. Juist in deze tijd van druk moet de duurzaamheid van de instituties gegarandeerd worden.
Moeilijke verhouding
Het valt ook op dat de sportwereld in Nederland met de rug naar maatschappelijke ontwikkelingen lijkt te staan. Of met de rug naar de politiek en de overheid. De sport is een wereld op zich die op gezette tijden de overheid nodig heeft en dan aanklopt (sportfaciliteiten, internationale sportevents) als noodzakelijk kwaad. Tegelijkertijd lijkt de politiek dat zo prima te vinden. Sport is een private zaak en die regelt zichzelf. Overheids- en politieke bemoeienis wordt verafschuwd.
De omvang van de wekelijkse spel- en sportactiviteiten van de burgers in Nederland is dusdanig dat gesproken kan worden van een sector die belangrijk is voor onze goede samenleving
In deze druk en de moeilijke verhouding tussen sport en overheid c.q. samenleving moet echt verandering komen, want dit duurt al te lang. De verbinding tussen overheid, samenleving en sport verdient verbetering. Die verandering moet bewerkstelligd worden met een sportwet of een kaderwet sport, zoals ook andere sectoren met wetgeving op orde gebracht zijn. Dat biedt een heldere structuur voor de overheid, sector en samenleving voor de omgang met de sport en de verdeling van middelen. Andere sectoren die voorgingen zijn met name onderwijs en zorg. Ook daar had de overheid kunnen stellen: een private zaak, zoek het uit. Maar dat is lang geleden niet gebeurd. Er is wetgeving gekomen omdat onderwijs en zorg beschouwd werden en worden als cruciale sectoren voor een goede samenleving.
Sportsector belangrijk
Welnu: we hebben er in Nederland nog zo’n sector bij: sport. De omvang van de wekelijkse spel- en sportactiviteiten van de burgers in Nederland is dusdanig dat gesproken kan worden van een sector die belangrijk is voor onze goede samenleving. De verenigings- en bondsstructuur in Nederland is bovendien uniek in de wereld, draagt bij aan een unieke samenleving en vormt ook nog eens de basis voor de vele internationale sportsuccessen van Nederland.
De relevantie van een sportwet neemt echter toe nu er via het sportakkoord 400 miljoen euro extra beschikbaar komt voor de sport
Een sportwet dus. Een tijd geleden was het de toenmalige staatssecretaris Ross-van Dorp van het CDA die plots in een kameroverleg meedeelde dat er geen sportwet ging komen, terwijl socioloog sportontwikkeling Van Bottenburg, sporteconoom Koning, jurist internationaal sportrecht Siekmann en jurist sport en recht Van Staveren al ver waren in hun onderzoek naar en de uitwerking van de wet. Het staat niet in het regeerakkoord, zei ze nog. Eén van de aanleidingen voor het onderzoek was het verdwijnen van de bestaande bekostigingswet voor het sportbeleid, waarmee de rol van het ministerie in de verdeling van gelden over de bonden werd teruggedraaid.
Relevantie sportwet neemt toe
Wat daar aan de hand was, is nog steeds een raadsel. Vervolgens is er daarna geen enkel initiatief is genomen om te komen tot een broodnodige sportwet. In de woordvoering over sport lijkt een sportwet een taboe. De relevantie van een sportwet neemt echter toe nu er via het sportakkoord 400 miljoen euro extra beschikbaar komt voor de sport. Dit programma onderstreept waar het in de sport om moet gaan:
- inclusief sport en bewegen: iedere Nederlander moet een leven lang kunnen sporten en bewegen, belemmeringen worden daarom weggenomen. Er komen meer buurtsportcoaches die sporters kunnen bijstaan;
- van jongs af aan vaardig in bewegen: spelen en bewegen is minder vanzelfsprekend geworden in het dagelijks leven van kinderen. De motorische vaardigheden van kinderen worden daarom verbeterd. Beweegprogramma’s voor kinderen onder de 6 jaar dragen daaraan bij;
- duurzame sportinfrastructuur: we willen in Nederland kunnen beschikken over een goed werkende en duurzame sportinfrastructuur. Daarom komt er een subsidieregeling voor verenigingen;
- vitale aanbieders: we willen aanbieders van sport en bewegen toekomstbestendig maken. Verenigingen krijgen ondersteuning bij het opzetten van hun integriteitbeleid, zodat sport leuk en veilig is en blijft op en om de sportvelden;
- positieve sportcultuur: sporten moet leuk zijn, veilig, eerlijk en zorgeloos. Daar zorgen we met elkaar voor. Om het vrijwilligerswerk aantrekkelijker te maken in de sport gaat de onbelaste vrijwilligersvergoeding omhoog van 1500 naar 1700 euro).
Voor de lange termijn hebben we duurzame sportbonden nodig die in staat worden gesteld om datgene wat in de sportwet is vastgelegd uit te voeren
Lange termijn
Positieve actie vanuit de politiek naar de sport wordt zeer gewaardeerd, maar het is oppassen omdat het een akkoord is van partijen. Dat is handig om snel tot actie te komen, maar riskant voor de lange termijn. Voor die lange termijn hebben we duurzame sportbonden nodig die in staat worden gesteld om datgene wat in de sportwet is vastgelegd uit te voeren.
Er is vanuit Europa eveneens initiatief om de sport beter te reguleren. Ook op het punt van de mededingingswetgeving die grote invloed heeft op de financiering van de sport (btw, ongeoorloofde staatssteun, misbruik machtspositie internationale bonden). De Europese commissie is daarin al ver gevorderd met een witboek sport, de aanloop naar een richtlijn die door de landen wordt geïmplementeerd. Daar gaan we meer van horen.
Veel geld, nu doen
Als we concluderen dat geld uit de algemene middelen aan sport wordt uitgegeven (bijdragen van gemeenten, met name in faciliteiten, topsportbijdrage via NOC*NSF, subsidies voor internationale evenementen en nu ook het budget in het kader van het sportakkoord) dan komen we tot enige miljarden euro’s. Het is een publieke taak geworden en dat moet je bij wet regelen.
Een goede verankering in een sportwet van de rol van bonden en verenigingen zal de gewenste impact hebben
Kortom, sport is een bijzonder serieuze zaak geworden voor de overheid. Dat was het al voor de samenleving. Daarbij kan wetgeving niet ontbreken. Subsidie aan de verenigingen via dit akkoord wordt toegejuicht, maar een goede verankering in een sportwet van de rol van bonden en verenigingen zal de impact hebben die we willen, namelijk handhaving van de bestaande succesvolle structuren. Dat is wat we nodig hebben.
Paul Kok (1956) is associate director bij Hill+Knowlton Strategies en directeur van Communications Strategies. Motief voor de sportsector is verbetering van de woordvoering, die over het algemeen heel slecht is. Motto: Je moet schieten, anders kan je niet scoren. Voor meer informatie: paul.kok@hkstrategies.com of communicationsstrategies@kpnmail.nl.