In de aflevering van Sport & Fiscus van 2-10-2007 ('Kan de 30%-regeling
worden toegepast op ontslagvergoedingen?') is een conclusie van de
advocaat-generaal bij de Hoge Raad, mr. Van Ballegooijen, inzake
ontslagvergoedingen aan buitenlandse werknemers die gebruik maken van de
30%-regeling, opgenomen. In tegenstelling tot Hof ‘s-Gravenhage, dat medio 2006
oordeelde dat de 30%-regeling (voor 2001 de 35%-regeling) wel van toepassing was
op ontslagvergoedingen, kwam de advocaat-generaal juist tot de slotsom dat de
ontslagvergoeding buiten de regeling viel. Op 25 januari 2008 heeft de Hoge Raad
de advocaat-generaal gevolgd en geoordeeld dat de 30%-regeling niet van
toepassing is op ontslagvergoedingen.
In de Wet op de Loonbelasting 1964 (hierna: Wet LB) wordt het begrip loon
omschreven als ‘al hetgeen uit een (tegenwoordige) dienstbetrekking of een
vroegere dienstbetrekking wordt genoten’. Ontslagvergoedingen vormen in beginsel
loon uit vroegere dienstbetrekking. In het Uitvoeringsbesluit Loonbelasting
(hierna: UB) is bepaald dat de 30%-regeling alleen van toepassing is op loon uit
tegenwoordige dienstbetrekking. Volgens Hof ‘s-Gravenhage is de desbetreffende
bepaling van het UB onverbindend aangezien het wettelijke loonbegrip dat ziet op
de 30%-regeling hierdoor wordt ingeperkt. De 30%-regeling kan daarom volgens het
Hof worden toegepast op al het loon in de zin van de Wet LB zoals hiervoor
beschreven. De Staatssecretaris heeft tegen deze uitspraak beroep in cassatie
ingesteld.
De Hoge Raad geeft aan dat de 30%-regeling niet over het loon uit vroegere
dienstbetrekking, en derhalve ook niet over ontslagvergoedingen, mag worden
toegepast. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetsgeschiedenis van de
30%-regeling namelijk dat bij de vaststelling van de grondslag van deze bepaling
geen rekening zou worden gehouden met pensioenuitkeringen en gouden handdrukken.
Bovendien vindt de Hoge Raad dat de besluitgever zijn delegatiebevoegdheid niet
heeft overschreden door de toepassing van de 30%-regeling in het UB te beperken
tot loon uit tegenwoordige dienstbetrekking .
Voor het betaalde voetbal betekent dit arrest dat afkoopsommen, die BVO’s
betalen aan spelers voor het voortijdig beëindigen van de arbeidsovereenkomst,
niet onder de 30%-regeling vallen. Hetzelfde geldt voor percentages van
afkoopsommen.