Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-Ondernemen in de sport-Item

29 mei 2012

Het boek ‘Ondernemen in de sport. Verhalen van pioniers en vernieuwers’ bevat 32 biografische vertellingen van ondernemers in de sport. Ze zijn afkomstig uit de meest uiteenlopende hoeken en niches van de sportmarkt. Van fitnessondernemer en zwembadenexploitant tot touroperator van sportreizen, van sportschoenenfabrikant en spelersmakelaar tot sportapp-ontwikkelaar.

Sport Knowhow XL geeft een inkijkje in het boek door een aantal van de verhalen in samenvatting te publiceren. Aan bod komen ‘de startende ondernemer’, ‘de groeiende ondernemer’, ‘de ondernemer die tegen problemen aanloopt’, ‘de succesvolle ondernemer op zoek naar nieuwe uitdagingen’, 'de ondernemers die droomden van een carrière in de sport' en 'de ondernemer die tegen de stroom ingaat'.


'De ondernemer die tegen de stroom ingaat' | Rob Jansen

Ondernemen is initiatieven nemen en doorzetten, dat geldt ook voor de ondernemers in de sport. Soms zijn ze heel eigenwijs en tegendraads, gaan ze tegen de stroom in. Spelersmakelaar Rob Jansen, is daar een mooi voorbeeld van. Zijn ondernemerschap kende een bijzondere aanloop en een even bijzonder vervolg. Na de middelbare school wilde hij dolgraag aan de slag in de sport. Hij haalde zijn trainersdiploma en bekwaamde zich in sportmassage. Een droomwens ging in vervulling toen hij werd aangenomen op de Haagse Academie voor Lichamelijke Opvoeding. Maar zijn vader had andere plannen. Hij moest hem komen helpen bij de VVCS, de vakbond voor voetballers. Jansen junior ging bij de VVCS spelers individueel begeleiden en bleek daarin zeer bedreven. Hij bond de strijd aan met de voetbalmakelaars. Een achterhoedegevecht. Na een ruzie verliet hij de vakbond en werd hij zelf voetbalmakelaar. Toch schudde Rob Jansen daarmee niet alle ideologische veren van zich af. Vanuit zijn bureau Sport-Promotion legde hij de basis voor een nieuwe vakbond voor profvoetballers en voor een belangenorganisatie van voetbalmakelaars. Hij knokt voor meer professionalisering en transparantie in de voetbalwereld, maar vooral ook voor zijn spelers.

“Mijn droom leek te worden verwezenlijkt, totdat mijn vader het idee had dat ik bij hem moest komen werken. De VVCS (Vereniging van Contractspelers, vakbond voor voetballers opgericht door Karel Jansen, red.) had problemen met het personeel en ze hadden geen geld, dus mijn vader vond dat ik daar moest komen werken zodat hij me kon opleiden. Dat heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Ik vond het niet zo spannend, maar uit respect voor mijn familie deed ik het. De VVCS was bij ons aan huis en dat was natuurlijk wennen. Ik bedoel maar, daar zat ik met mijn vader en moeder. Mijn moeder deed de administratie, mijn vader zat aan zijn bureau en daar werd nog een bureautje bijgeschoven en daar zat ik.”

“Mijn vader was een idealist, een echte PvdA-man die de voetballer als werknemer zag. Hij vocht tegen het regentenstelsel, een echte social battle. Een heuse vakbondsman die niet in dure auto’s reed. Dat is hij gebleven tot aan zijn dood. Dankzij hem zijn de cao’s voor voetballers er gekomen en ook het pensioenfonds CFK (Contractspelersfonds KNVB, red). Ik werd dus opgeleid om te helpen. Uiteindelijk heb ik mijn draai toch gevonden in het bijstaan van individuele sporters. Hoewel een vakbond eigenlijk een collectieve instantie is – je loopt bijvoorbeeld niet met elke metaalarbeider naar zijn baas – werkten wij juist individueel. Dat vond ik geweldig. In die tijd had je slechts een paar makelaars, persoonlijkheden als Cor Koster – de schoonvader van Johan Cruijff – en Apollonius Konijnenburg.”

“Een makelaar riep eens tegen mijn vader: ‘Gaan jullie maar lekker zaaien. Wij zullen wel oogsten.’ Ze bedoelden natuurlijk: ‘Begeleid die voetballers maar goed, verzorg ze en regel mooie zaken. Wij transfereren ze en gaan gewoon geld verdienen.’ Dat waren dus de mensen die de grote spelers van Nederland, zoals Van Basten en Gullit, ergens naartoe mochten brengen. Dat waren een beetje cowboy-achtige types, dat had zijn charme. ‘Dat kunnen wij ook’, zei ik toen. Om een lang verhaal kort te maken: we hebben toen Sport-Promotion van de plank gehaald. Sport-Promotion was een lege bv in handen van de VVCS, die ik vervolgens geïnjecteerd heb.”

“Dus onder de vlag van de VVCS ben ik spelers gaan begeleiden. Dat werd een megasucces, de ene na de andere speler kwam bij de vakbond. Ongelooflijk! De vakbond werd groter en sterker, Sport-Promotion was een powerinstrument waar uiteindelijk bijna alle topspelers in zaten. Ik groeide toen op met een hele nieuwe Ajax-generatie, onder wie Bergkamp, de Witschges, Seedorf, Davids, Blind, Jonk, Wouters en Kluivert. Negentig procent van het Nederlands elftal werd toen door ons begeleid.”

“Er was in die tijd eigenlijk weinig concurrentie. Er waren wel wat zaakwaarnemers, maar wij waren de schone vakbond die het voor niets deed. Alles binnen de principes van de vakbond. Het paste precies in het Nederlandse stelsel, zeker in die tijd. Want geld verdienen was slecht, het was not done. Wij geloofden daar ook heilig in en knokten tegen de makelaars die aan de andere kant opkwamen. Wij vonden dat vreselijk. Dat waren slechte mensen, dus wij bestreden hen ter land, ter zee en in de lucht, zoals Churchill gezegd zou hebben.”

“We zijn daar heel lang in blijven geloven. Totdat Sport-Promotion binnen de vakbond een rare groepering werd. We zaten allemaal in hetzelfde gebouw in Gouda, maar jaloezie begon een rol te spelen als het ging om mijn naamsbekendheid en die van de mensen die voor mij werkten. Onze salarissen werden nog opgekrikt omdat we heel wat bewerkstelligd hadden voor de vakbond. Daar waren we natuurlijk niet ontevreden mee, maar de irritatie steeg. Uiteindelijk klapte het na de transfers van Jonk en Bergkamp naar Inter Milan.”

“Vooral voorzitter Theo van Seggelen en zijn mensen, onder wie de directeur van het Pensioenfonds, raakten geïrriteerd. Onze zienswijzen kwamen niet meer overeen, en dus ontstond er wrijving en ruzie. Eerder waren Van Seggelen en ik trouwens hartsvrienden die samen ten strijde trokken, maar toen werd het meer Kaïn en Abel. Een totale verwijdering die er nog steeds is. Aan de ene kant jammer, maar aan de andere kant,  c’est la vie. Mijn vader was nog op de achtergrond aanwezig. Als éminence grise ging hij de strijd niet meer aan. Hij steunde mij, omdat hij inzag dat het oude systeem niet meer werkte. Laat Rob de VVCS maar verlaten en voor zichzelf beginnen, dacht hij. Dat gebeurde ook. Ik betaalde veertigduizend gulden, geloof ik, voor de aandelen Sport-Promotion en ik vertrok. Dat geld kwam terecht bij de VVCS en bij het pensioenfonds CFK die samen de eigenaar waren van de bv.”

“Met het uitstappen van Sport-Promotion trokken veel begeleiders weg. Zij begonnen voor zichzelf en ze namen spelers mee, net zoals ik dat zelf deed. De VVCS-mensen bleven achter met het idee dat ze dat commerciële niet meer in hun vakbond wilden hebben. Enige hypocrisie was hen niet vreemd, want even later hebben ze het alsnog opgestart onder een andere naam. Iedereen ging dus zijn eigen weg en alles stortte in. De Oranjeraad kreeg een klap, de Centrale Spelers Raad werd minder. Uiteindelijk heeft iedereen zijn weg weer gevonden en is er ook weer veel opgebouwd.”

“Toen de Flexwet werd ingevoerd en dat ongewenste bijeffecten zou hebben voor de voetballerij en de VVCS daarvoor de ogen sloot, heb ik in 1999 een tweede spelersvakbond opgericht: ProProf. Hoewel velen zeiden dat het me nooit zou lukken in zo’n kleine bedrijfstak, had ik binnen een mum van tijd 250 topspelers op de lijst staan. ProProf is niet aangesloten bij de FNV, zoals de VVCS, maar bij De Unie. Het draait goed, en samen met de VVCS worden nu de cao-onderhandelingen gedaan.”

(…)

“Om de goede agenten – want die zijn er ook – uit de grijze massa te halen, heb ik de agentenvakbond Pro Agent opgericht. Daarboven staat European Football Agents Association (EFAA), dat nu een wereldbond is geworden waar ik president van ben. Bijna alle grote landen ter wereld zijn hierbij aangesloten. De EFAA praat met de Europese Commissie, met de ECA (European Clubs Association, red.), de FIFA, de UEFA, noem maar op. Als het noodzakelijk is, wordt er ook met de Tweede Kamer gepraat over het reguleren.”

“Ik heb op die manier mijn bijdrage willen leveren aan een beter imago van de spelersmakelaars. Sommige media zijn erin getraind om de mensen in onze beroepsgroep weg te zetten als slechte en stoute mensen. Soms is dat misschien terecht, maar lang niet altijd. Dus het beroep waar ik vroeger tegen heb gevochten, wil ik transparant hebben. Ik wil laten zien dat het ook op een fatsoenlijke manier kan. Het managen van atleten is wereldwijd een professie, en dus zijn wij er voorstander van - zelfs meer dan de clubs en bonden - om daar ook een keurmerk voor in te stellen.”

“De FIFA wil echter de licenties om makelaar te kunnen worden afschaffen. Dat bevechten wij natuurlijk sterk. Juist de agenten die een licentie niet meer nodig hebben, omdat ze al sterk genoeg zijn, vechten het hardst. Als er niet naar ons wordt geluisterd, kan ik fel worden. Mij persoonlijk maakt het niet uit wat er gebeurt, wij overleven toch wel, maar met de bedrijfstak zal het niet goed aflopen. De criminaliteit, de kinderhandel, de wanorde, de tarieven, de fraude, alles zal stijgen.”

De bundel Ondernemen in de sport; verhalen van pioniers en vernieuwers is samengesteld en geredigeerd door Jan Janssens, Jan Luitzen en Rem Pronk. Zij zijn respectievelijk als lector en docenten verbonden aan de opleiding Sport, Management en Ondernemen van de Hogeschool van Amsterdam. Het boek is in eigen beheer uitgegeven, bij Janssens’ onderneming Chionis in ’s-Hertogenbosch. Het boek telt 240 pagina’s, is geheel in full colour vormgegeven, genaaid, hardcover en voorzien van een leeslintje. De winkelprijs van het boek bedraagt € 34,95. ISBN 978-90-819028-0-9.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst