door: Leo Aquina | 13 juni 2013
Joop Alberda werd vorige week aangesteld als technisch directeur ad interim bij de Atletiekunie. De komende vijf maanden vervangt hij de zieke Peter Verlooy. Bij de roeibond zorgde Alberda de afgelopen maanden als topsportadviseur voor een revolutie. “Dat is bij de Atletiekunie niet aan de orde”, zegt hij zelf. Maar Alberda gaat echt niet alleen op de winkel passen. “Er is hier heel wat te doen geweest rondom de topsportplannen. Alles moet weer goed worden neergezet en daar is aandacht en scherpte voor nodig”, aldus Jan Willem Landré, die met ingang van 1 april jl. in dienst trad als directeur van de Atletiekunie.
De Atletiekunie ving het gemis van de zieke Verlooy in eerste instantie op met interim-directeur John Bos en topsportmanager Willem van de Worp. Dat was echter geen ideale situatie. Landré: “Mensen moesten een aantal functies combineren. Dat gaat ten koste van de tijd en de scherpte. Bovendien staan we aan het begin van een nieuwe olympische cyclus en dan wil je zorgen dat alles vanaf het begin goed in de steigers staat.”
De Atletiekunie hoefde niet lang na te denken over kandidaten. “We zijn eigenlijk direct bij Joop Alberda terechtgekomen en hebben hem via NOC* NSF benaderd. We hadden al veel atletiekkennis en -ervaring in huis met Van der Worp en de coaches. Wat Alberda toe kan voegen is een overkoepelende blik. Wat kunnen de technische mensen buiten het directe coachen zelf om doen? Hoe zit het met de structuur, de samenwerking en de randvoorwaarden? Dan heb je niet direct iemand nodig met specifieke atletiekkennis, maar iemand die alles weet van een topsportklimaat. Iemand die ervaring heeft en iemand die de autoriteit heeft om met ervaren coaches aan de slag te gaan”, aldus Landré, die zelf als voormalig manager bij de KNVB ook een relatieve nieuwkomer is in de atletieksport.
Bijsturen
Alberda is in eerste instantie aangesteld voor een periode van vijf maanden. Landré: “Daarna gaan we evalueren en wellicht gaan we langer door, maar de initiële opdracht loopt tot 1 november.” Alberda’s opdracht is tweeledig: “Het eerst deel loopt tot en met het WK in augustus in Moskou. Maar we hebben er bewust voor gekozen om het contract daarna twee maanden door te laten lopen om te kunnen evalueren en om daarna te adviseren bij de beleidslijn en de invulling van de technische staf voor de komende jaren.”
In de aanloop naar het WK vallen er geen grote aardverschuivingen te verwachten. “Alberda gebruikte zelf een roeimetafoor: je moet twee maanden voor de Olympische Spelen niet opeens een nieuwe boot het water insturen.” Zelf beaamt Alberda die woorden: “Op het laatste moment nog van alles gaan veranderen, dat is gedoemd te mislukken. Dat straalt paniek uit en atleten voelen zoiets meteen. Het is een kwestie van een beetje bijsturen als dat nodig is en misschien wat kleine zaken aanpassen. Wat er precies moet gebeuren, bekijk ik de komende dagen in gesprekken met de atleten en de coaches.” Alberda heeft daarnaast ook nauw contact met atletiekcoryfeeën als Charles van Commenée en Henk Kraaijenhof en ook met Peter Verlooy.
Lopen cruciaal voor Nederlandse atletiek
NOC*NSF besloot bij de nieuwe verdeling van de topsportgelden om de topsportprogramma’s midden- en lange afstand en hordenlopen/springen van de atletiekunie niet langer te subsidiëren. De bond was ook voordat Alberda aantrad al bezig met een heroriëntatie op deze programma’s en Alberda zal daarin meedenken. “Lopen is een cruciaal onderdeel van de Nederlandse atletiek”, aldus Alberda. “In het verleden is dat vooral gedragen door toevallige combinaties van individuele atleten met een bijzondere coach en dat was voor NOC*NSF niet genoeg voor een topsportsubsidie. Maar dat wil niet zeggen dat je als bond niet over creatieve concepten kan nadenken om meer talenten voort te brengen. We gaan samen met de coaches en met name Honoré Hoedt kijken welke initiatieven er al zijn en waar we op kunnen aansluiten. Je kunt dit ook zien als een kans om op die onderdelen weer eens helemaal fris te beginnen.”
Geen revolutie
Hoewel een advies over het toekomstige beleid nadrukkelijk tot Alberda’s opdracht behoort, zal zijn aanstelling bij de atletiekbond niet leiden tot een revolutie zoals bij de roeibond het geval was. “Wij hebben Alberda binnengehaald als vervanger en we hebben hem niet gevraagd omdat er een cultuurverandering nodig was”, aldus Landré. Alberda: “Bij het roeien moest er een ander speelveld komen. Hier zal ik op de korte termijn beheren wat Peter Verlooy al heeft neergezet en daarna zal ik helpen een lange termijnvisie te ontwikkelen. Hoe die eruit komt te zien hangt in grote mate af van de gesprekken die ik zal voeren met coaches en atleten.”
De functie bij de Atletiekunie is Alberda’s tweede interim-klus op rij. Is een dergelijke rol hem op het lijf geschreven? “Nee, eigenlijk niet”, zegt hij zelf. “Tot nu toe was ik juist altijd iemand die de lange termijnvisie bewaakte en probeerde focus te houden, of dat nu bij het volleybalteam was of bij de olympische ploeg. Dit kwam toevallig op mijn pad en als dergelijke klussen zich voordoen, dan ben ik daarvoor beschikbaar.”