door: Peter Hopstaken
Erica Terpstra neemt vandaag - 18 mei 2010 - na zes-en-een-half
jaar afscheid als voorzitter van NOC*NSF. Hoe heeft zij het er in die periode in
die functie eigenlijk vanaf gebracht? Om dat te achterhalen is Sport Knowhow XL
op 26 april 2010 gestart met een on line enquête. Tot 10 mei 2010 kon daaraan
worden deelgenomen. Bijna 300 mensen hebben dat gedaan.
De deelnemers aan de enquête vormen een gezelschap met een zeer gevarieerde
achtergrond. De grootste groep respondenten bestaat uit medewerkers of
bestuursleden van sportbonden (21% van de respondenten), naast medewerkers of
bestuursleden van ‘overige sportorganisaties’ (15%), mensen werkzaam in het
bedrijfsleven (15%), bij de overheid (10%) en in het onderwijs (9%) alsmede
medewerkers of bestuursleden van sportverenigingen (10%). Ook 16 medewerkers of
bestuursleden van NOC*NSF hebben meegedaan aan de enquête.
De groep respondenten is in samenstelling niet alleen rijk gevarieerd, zij
bleek ook erg betrokken bij het onderwerp getuige de mate waarin de respondenten
uitgebreide antwoorden hebben gegeven op de zogeheten ‘open vragen’. Alleen een
studie daarvan geeft al een uniek en zeer waardevol inkijkje in de visie van
veel nauw betrokken medewerkers en bestuursleden op de toekomst van de
georganiseerde sport in Nederland in het algemeen en die van NOC*NSF in het
bijzonder.
Dit enquêteverslag heeft de volgende vier onderdelen:
1. een
beschrijving van de antwoorden op de vragen met gesloten
antwoordcategorieën;
2. een beschrijving van de antwoorden op de ‘open
vragen’;
3. een beschrijving van enkele interessante kruisverbanden
(antwoorden van categorieën respondenten op de vragen);
4. een korte
samenvatting met conclusies gevolgd door een uitgebreide slotbeschouwing van
Sport Knowhow XL met daarin aandacht voor 'actuele kwesties'.
1. Antwoorden op vragen met ‘gesloten’
antwoordcategorieën
Erica als ambassadrice
De eerste vraag luidde hoe Erica Terpstra
de algemene belangen van de sport in Nederland verdedigd en uitgedragen heeft,
in de vraagstelling samenvattend aangeduid als de ‘ambassadeursfunctie’. Ruim de
helft van de respondenten vindt dat zij dat ‘heel goed’ heeft gedaan, ruim een
derde deel beoordeelde dit als ‘goed’. Iets meer dan tien procent kwam uit op de
antwoordcategorie ‘niet goed en niet slecht’. Slechts zeven respondenten vond
dat Terpstra de ambassadeursfunctie ‘slecht’ had uitgedragen en drie van hen
vond zelfs dat zij dat ‘heel slecht’ had gedaan.
Erica als belangenbehartiger van de leden
Daarna werd gevraagd
hoe Erica Terpstra de belangen van de leden van NOC*NSF (ofwel de sportbonden)
behartigd had. 7,5% van de respondenten had hier ‘geen mening’ over of ‘wist het
niet’. Van de overige respondenten vond iets minder dan de helft dat Terpstra de
belangen van de leden goed (41%) of ‘heel goed’ (6%) had behartigd. Een derde
van de respondenten was van oordeel dat zij dat ‘niet goed en niet slecht’ had
gedaan. En één op de vijf respondenten met een mening hierover vond dat Terpstra
de belangen van de bonden ‘slecht’ (16%) of zelfs ‘heel slecht’ (3%) had
behartigd.
Erica als bestuurlijk leidinggevende en toezichthouder
Vervolgens
is aan de respondenten gevraagd hoe Erica Terpstra leiding heeft gegeven aan
en/of toezicht heeft gehouden op de werkorganisatie NOC*NSF. Bijna 18% van de
respondenten had hier ‘geen mening’ over of ‘wist het niet’. Van de overige
respondenten vond ruim een derde dat Terpstra dat ‘slecht’ had gedaan en 8% koos
zelfs voor de kwalificatie ‘heel slecht’. Iets minder dan een derde deel van de
respondenten was neutraal in het oordeel over de vraag hoe Terpstra leiding gaf
aan en/of toezicht hield op de werkorganisatie NOC*NSF (‘niet goed en niet
slecht’). Tot slot vond 23% dat zij dat ‘goed’ gedaan had en 3% zelfs ‘zeer
goed’.
Erica’s rapportcijfer
Daarna hebben de respondenten de beschreven
drie aspecten van het functioneren van Erica Terpstra als voorzitter van NOC*NSF
naar eigen inzichten gewogen naar belangrijkheid. Vervolgens hebben zij op grond
daarvan een gemiddeld rapportcijfer aan haar gegeven. Bijna tweederde deel van
de respondenten gaf Terpstra een 7 (30%) of een 8 (33%). Doordat verder
beduidend meer respondenten uitkwamen op een 6 (12%), 5 (7%) of lager (8%) dan
op het cijfer 9 (10%) of 10 (1%) bedroeg het uiteindelijke gemiddelde oordeel
van de respondenten over het algehele functioneren van Erica Terpstra in de vorm
van een rapportcijfer krap boven de 7 (om precies te zijn 7,06).
Beoordeling
Aantal respondenten
Erica’s ranking ten opzichte van haar voorgangers
Aan de
respondenten is ook gevraagd aan te geven welke van de laatste vier voorzitters
van NOC*NSF het volgens hen het beste gedaan had. De keuze bestond uit Wouter
Huijbregtsen (vanaf 1990 voorzitter NOC; van 1993-1998 van NOC*NSF), Joop van
der Reijden (interim-voorzitter van medio 1998 t/m eind 1999; overleden in
februari 2006), Hans Blankert (voorzitter van eind 1999 tot eind 2003) en –
uiteraard – Erica Terpstra zelf (voorzitter van eind 2003 tot medio 2010).
Liefst een derde deel van de respondenten heeft zich niet aan deze – misschien
wel ‘onmogelijke’ - vergelijking willen wagen. De respondenten die dat wel deden
kozen in overgrote mate (62%) voor Erica Terpstra. Op de tweede plaats eindigde
Wouter Huijbregtsen (19%), gevolgd door respectievelijk Hans Blankert (11%) en
Joop van der Reijden (8%).
2. Antwoorden op ‘open
vragen’
Erica’s ambassadeurschap nader beschouwd
De vragenlijst bevatte
ook een aantal zogeheten ‘open vragen’ waarop in grote getale is geantwoord. Zo
gaven liefst 240 van de 283 respondenten antwoord op de vraag wat Erica Terpstra
als voorzitter van NOC*NSF in het bijzonder uitstekend gedaan heeft. Bij deze
antwoorden voert één term de absolute boventoon: ‘enthousiasme’ of varianten op
deze kwalificatie. Door liefst 75 respondenten werd deze eigenschap van Erica
Terpstra in positieve zin genoemd. Een andere term die in die zin veel (36 keer)
gebruikt is: ‘ambassadeurschap’. Kennelijk om het antwoord op de eerste
(gesloten) vraag van de enquête kracht bij te zetten werd bij deze open vraag
nog eens door veel mensen benadrukt dat Erica Terpstra als voorzitter van
NOC*NSF de sport in het algemeen in hun ogen goed vertegenwoordigd heeft. Voor
wie alle antwoorden op deze vraag wil bekijken, klik hier.
Wat had Erica anders (of niet) moeten doen?
Een volgende ‘open
vraag’ luidde: ‘Wat had Erica Terpstra als voorzitter van NOC*NSF in uw ogen
daarentegen vooral anders (of niet) moeten doen?’ Op deze vraag gaven 221
respondenten antwoord. Een groot deel daarvan betrof een toelichting op de
vragen over het tweede en derde aspect van haar functioneren als voorzitter (de
belangenbehartiging van de leden (bonden) en het toezicht houden op en leiding
geven aan de werkorganisatie NOC*NSF). Vooral kleinere, niet-olympische bonden
bleken ontevreden over de wijze waarop Erica Terpstra met hun belangen is
omgegaan. Daarnaast zijn de nodige opmerkingen gemaakt over de kerntaken waartoe
NOC*NSF zich meer zou moeten beperken. Verder werden interne strubbelingen bij
NOC*NSF haar door sommige respondenten aangerekend. Zoals iemand het verwoordde:
‘interne organisatie is niet haar sterke punt. Zij had het door anderen beter
moeten laten regelen.’ En iemand anders merkte op: ‘Erica is een groot
inspirator, maar geen groot organisator. Daar had het hele bestuur en directie
meer rekening mee moeten houden en Erica had dat zelf beter moeten inzien.’ Tot
slot waren er nogal wat respondenten – een kleine tien – die het radio-interview
afkeurden dat Erica Terpstra tijdens de Winterspelen in Vancouver aan Edwin
Evers van radio 538 gaf terwijl zij hoorbaar te veel alcohol had gedronken. Voor
wie alle antwoorden op deze vraag wil bekijken, klik hier.
Wat moet André’s topprioriteit worden?
Min of meer als positieve
variant op de vorige vraag (wat had Erica Terpstra anders (of niet) moeten doen)
was de volgende vraag van de enquête: ‘Waar moet André Bolhuis als nieuwe
voorzitter van NOC*NSF zich volgens u vooral sterk voor maken? Wat moet zijn
topprioriteit worden?’ Ook op deze vraag is door het overgrote deel van de
respondenten (238 van de 283) geantwoord, soms zelfs zeer uitgebreid. Opvallend
veel respondenten – meer dan dertig – noemden (o.m.) de uitvoering van het
Olympisch Plan 2028 als topprioriteit voor André Bolhuis. Daarnaast waren er
tientallen pleidooien in allerlei varianten om NOC*NSF anders te organiseren en
te laten functioneren. Veel respondenten willen sowieso dat NOC*NSF kleiner
wordt, mede om daarmee de ongewenste overmacht van de sportkoepel ten opzichte
van de sportbonden te verkleinen of zelfs op te heffen. Maar ook om de
activiteiten van NOC*NSF te beperken tot waar die volgens veel respondenten
primair voor bedoeld zijn: diensten verlenen aan de sportbonden. Om dat te
realiseren zou het volgens sommige respondenten helpen als NOC en NSF ontkoppeld
zouden worden. Voor wie alle antwoorden op deze vraag wil bekijken, klik hier.
3. Interessante
kruisverbanden
In dit kader is het meest interessant om te
zien wat de verschillende categorieën respondenten hebben geantwoord op de
verschillende vragen. Mensen werkzaam bij de overheid bleken relatief het meest
enthousiast over de wijze waarop Erica Terpstra de algemene belangen van de
sport in Nederland verdedigd en uitgedragen heeft (de ‘ambassadeursfunctie’);
bijna 61% van deze groep respondenten vond dat zij dat ‘heel goed’ gedaan had.
Ook 56% van de bestuursleden of medewerkers van bonden was die mening toegedaan.
De helft van de bestuursleden of medewerkers van NOC*NSF antwoordde neutraal
(‘niet goed en niet slecht’) op de vraag hoe Erica Terpstra de belangen van de
leden van NOC*NSF behartigd had. Vertegenwoordigers van de bonden zelf waren
daar verdeeld over; 39% van hen vond dat zij die belangen ‘goed’ behartigd had,
een derde deel antwoordde neutraal (‘niet goed en niet slecht’) en 17% vond dat
zij dat ‘slecht’ gedaan had.
De respondenten waren ongeacht hun achtergrond tamelijk eensluidend in hun
oordeel over de wijze hoe Erica Terpstra leiding heeft gegeven aan en/of
toezicht heeft gehouden op de werkorganisatie NOC*NSF; de antwoordcategorie
‘slecht’ is door bijna alle groepen respondenten het vaakst aangekruist. Alleen
mensen werkzaam in het bedrijfsleven hebben iets vaker gekozen voor de
kwalificatie ‘niet goed en niet slecht’.
Interessant is uiteraard ook om te zien welk rapportcijfer de onderscheiden
categorieën respondenten hebben gegeven aan Erica Terpstra, waarbij zij de
beschreven drie aspecten van haar functioneren naar eigen inzichten hebben
gewogen naar belangrijkheid. Bestuursleden of medewerkers van de sportbonden
kwamen uit op een 6,8; zij worden gevolgd door vertegenwoordigers van ‘overige
sportorganisaties’ (6,9), mensen werkzaam in het bedrijfsleven (7,0) en
bestuursleden of medewerkers van NOC*NSF (7,2). Respondenten werkzaam bij de
overheid gaven het hoogste cijfer: een 7,4.
4. Samenvatting, conclusies en
slotbeschouwing
Feitelijk neemt de
sportwereld afscheid van een NOC*NSF-voorzitter met twee gezichten. Ten eerste
van Erica Terpstra als enthousiast en in veler ogen eminent ambassadrice van de
sport. Ten tweede van Erica Terpstra die het met dat ambassadeurschap zo druk
had dat zij minder tijd leek te hebben voor de belangen van de sportbonden en
nog minder voor de interne verhoudingen en werkstructuur binnen de
nationale sportkoepel. Als zij alleen beoordeeld zou worden op het
ambassadeurschap, dan zou zij onomstotelijk de geschiedenis in gaan als de beste
voorzitter van NOC*NSF ooit, een prestatie die door misschien wel door niemand
daarna geëvenaard zou worden.
Saillant is dat zij aan de ene kant door de meeste
respondenten echter sowieso hoger wordt aangeslagen dan haar meest
recente voorgangers, maar dat dit aan de andere kant niet zo duidelijk tot
uitdrukking komt in het gemiddelde rapportcijfer dat zij krijgt van de
respondenten: net aan een 7, een ruime voldoende maar meer ook niet. De vraag is
dan ook gerechtvaardigd waarom de sportwereld kennelijk (nog) minder tevreden
was over het functioneren van haar voorgangers. In lijn daarmee bieden de
resultaten van de enquête genoeg voedsel voor het antwoord op de vraag
hoe het voorzitterschap van NOC*NSF in de toekomst ingevuld zou moeten
worden. De enquêteresultaten – met name de antwoorden op de open vragen - geven
sowieso heel veel suggesties daarvoor.
Hoewel het voorzitterschap van NOC*NSF officieel geen
full time job is, bleek dat niet uit de manier waarop Erica Terpstra er op haar
kenmerkende wijze invulling aan gaf: letterlijk van ’s morgens vroeg tot ’s
avonds laat. Zij werd op die manier hét gezicht van NOC*NSF en daarmee dat van
de Nederlandse sportwereld. Maar hoort de voorzitter die functie op
zo’n manier te vervullen? En zou het voor een groot deel beperkt moeten blijven
tot een ambassadeurschap of zou de voorzitter ook alle macht in handen moeten
hebben? Wat is er precies weggelegd voor de directeur, die niet alleen in
theorie maar ook in de praktijk zijn functie full time vervult (en daarvoor
navenant beloond wordt)? Hoe moeten we gezien de regelmatig terugkerende interne
strubbelingen bij NOC*NSF de functionele relatie tussen de voorzitter en de
directie van de sportkoepel duiden? In eenvoudige taal: wie was nu eigenlijk de
baas? Was dat de voorzitter en voerde de directie vooral bestuurlijke orders
uit? Of bepaalt de directie in grote lijnen (mede) het beleid en wordt dat
slechts gecontroleerd door het bestuur? Of was er sprake van een mengvorm, al
naar gelang het onderwerp verschilt?
Mogelijk dat de antwoorden op deze vragen één van de
oorzaken is geweest van de interne problemen bij NOC*NSF, we kunnen er voor een
deel slechts naar gissen. Hoewel, een reactie van een ingewijde van de
sportkoepel op vraag 6 ('Wat had Erica Terpstra anders (of niet) moeten
doen?') luidde letterlijk: ‘binnen N*N dominant en ad hoc overgaan tot
acties binnen haar eigen plannenlijn. Lang niet altijd in lijn met bestaande
route of inzichten, eerder gemaakte afspraken binnen organisatie. Kortom
onmogelijk om als collega te hebben’. Bovendien, de harde feiten liggen er. In
de periode dat Erica Terpstra voorzitter was van NOC*NSF zijn er drie
directeuren op uiteenlopende wijzen ‘gesneuveld’. Eerst in 2004 Ronald Kramer
als directeur ‘breedtesport’. Zijn opvolger Theo Joosten maakte als hoofd van
deze afdeling geen deel meer uit van de directie. Zou die functiedegradatie de
directe aanleiding geweest zijn van de ogenschijnlijk mindere betekenis die
NOC*NSF aan de breedtesport gaf en daarmee aan de belangen van de
niet-olympische bonden? Of kwam dat mede doordat na het vertrek van Joosten de
functie door verschillende ‘interims’ vervuld werd in plaats van door een
directielid met stevige bevoegdheden?
We maken een sprongetje naar 2008. Toen werd ook voor de
buitenwereld pijnlijk duidelijk dat de persoonlijke verhoudingen tussen de twee
overgebleven directeuren Theo Fledderus en Marcel Sturkenboom al jaren veel te
wensen over had gelaten. Het personeel van NOC*NSF bleek zelfs interne memo’s
aan het bestuur te hebben gestuurd waarin het klaagde over de gevolgen die de
slechte verstandhouding voor het functioneren van de organisatie in het algemeen
en de medewerkers in het bijzonder had. Die noodkreet aan het bestuur sorteerde
kennelijk geen effect. Want vervolgens stuurde het personeel een brief naar
toenmalig staatssecretaris Jet Bussemaker (!) met het verzoek om bij NOC*NSF
eens ‘polshoogte’ te komen nemen…
Of zij dat inderdaad gedaan heeft, weten we niet. Wel dat
in het najaar van 2008 Marcel Sturkenboom plotseling op staande voet werd
ontslagen. Kort daarop trok NOC*NSF een interim-directeur aan: Ton van de Wiel.
Hij zou een jaar en drie maanden – wat nogal lang is voor een interim – op zijn
post blijven; begin 2010 is Van de Wiel vertrokken.
Rond die tijd werd eindelijk ook naar buiten gebracht wat
al heel lang in de lucht hing, mogelijk zelfs sinds het ontslag van Sturkenboom:
het vertrek van Theo Fledderus. De officiële lezing van NOC*NSF is dat Fledderus
zelf ontslag nam, maar achter de schermen is door een groot aantal doorgaans
goed geïnformeerde mensen – bondsdirecteuren, bondsvoorzitters, journalisten van
landelijke dagbladen, vakbondsvertegenwoordigers, zelfs door sportmarketeers –
de afgelopen weken druk gespeculeerd en gediscussieerd over de exorbitante
afkoopsom (naar verluidt van 600.000 tot 800.000 euro) die met het vertrek van
Fledderus gepaard schijnt te zijn gegaan. Uiteindelijk besloten De Telegraaf en
het Algemeen Dagblad er afgelopen zaterdag (15 mei) een nieuwsbericht aan te
wijden.
Enkele dagen eerder – zo rond 10 mei jl. - hebben
sportbonden bij het bestuur van NOC*NSF per e-mail om opheldering over deze
kwestie gevraagd. Zij stellen dat zij kennelijk verkeerd zijn voorgelicht over
het vertrek van Fledderus en ook dat zo’n afkoopsom onacceptabel is. Het laat
zich aanzien dat de bonden pas vandaag - dinsdag 18 mei - tijdens of voorafgaand
aan de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF hun vragen beantwoord zullen zien
worden.
Als de hardnekkige geruchten over de afkoopsom in een
later stadium waar blijken te zijn, is interessant hoe dit in de
jaarrekening van NOC*NSF verwerkt zal worden. Een indicatie daarvan geeft een
memo - gedateerd 8 april 2010 - van de Financiële Commissie van de sportkoepel
betreffende een advies van deze commissie over de jaarrekening van NOC*NSF over
het jaar 2009. Daarin staat letterlijk:
"De Financiële Commissie heeft kennis genomen van het
aangekondigde terugtreden van de algemeen directeur (per 1 mei 2010) en begrijpt
dat de financiële gevolgen van dit vertrek verwerkt zullen worden in de
exploitatierekening 2010. De Penningmeester benadrukt dat dit geen consequenties
heeft voor de vastgesteld begroting 2010."
Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat Fledderus
(inderdaad) niet op de gangbare wijze ontslag heeft genomen. Want in dat geval
zou zijn vertrek geen ‘financiële gevolgen’ hebben. Zijn vertrek heeft dat dus
wel, maar dat heeft volgens het memo van de Financiële Commissie geen invloed op
de begroting 2010. Dat betekent dat de kosten die zijn vertrek met zich
meebrengen op de een of andere manier financieel gecompenseerd worden met een
andere (lagere) kosten- of (hogere) opbrengstenpost.
Als de berichten over de hoogte van de afkoopsom kloppen,
dan is dat een krankzinnig hoog bedrag. Als de bekende kantonrechtersformule als
basis zou zijn genomen om de hoogte van de ontslagvergoeding te bepalen, dan
komt er in deze case – onafhankelijk van aan wie het ontslag te wijten zou zijn
– een bedrag uitrollen dat enkele tonnen lager ligt. Daar mag niet te licht over
geoordeeld worden. Geld van NOC*NSF kan je in zekere zin beschouwen als
‘gemeenschapsgeld’. Geld dat primair bedoeld is voor de sport in Nederland. De
sport in Nederland wordt hiermee dus ernstig tekort gedaan.
Het ontslag van Sturkenboom, de aanstelling van de
interims Van de Wiel en ook Gerben Eggink (al anderhalf jaar ‘kwartiermaker’ van
het Olympisch Plan) en het al dan niet met een afkooppremie afgedwongen vertrek
van Fledderus heeft bij elkaar naar schatting enkele miljoenen euro’s gekost.
Mogelijk dat dit mede de aanleiding vormde voor de vreemde move die het
bestuur van NOC*NSF in de najaarsvergadering van 2009 maakte. Dat bestuur stelde
toen aan de leden (sportbonden) voor om 2,8 miljoen uit de Lotto-gelden te
reserveren voor een afkoopregeling van de pensioenen van 140
NOC*NSF-medewerkers. Terwijl Lotto-gelden toch bedoeld zijn voor
sportontwikkeling... Het behoeft geen betoog dat dit voorstel de stemming niet
gehaald heeft en in een later stadium deels tot de recente opstand van de bonden
tegen het beleid van de sportkoepel heeft geleid.
Wellicht dat ook dat de grote financiële tekorten van
twee megaprojecten van NOC*NSF tot het ‘bijzondere’ bestuursvoorstel geleid
hebben: het zogeheten Cross Media Platform (in het kader van Nederland Sportland
Digitaal) en de Sportpas. De jaarrekening van de Stichting Nationale Sportpas
2009 rapporteert een negatief werkkapitaal van € 2.467.000 en een negatief eigen
vermogen van € 3.681.000. Saillant en niet onbelangrijk detail: Theo Fledderus
is (sinds 10 juni 2003) commissaris bij de Da Vinci Groep BV, het bedrijf dat
van NOC*NSF eerder opdracht had gekregen om Nederland Sportland
Digitaal te helpen ontwikkelen en/of uit te voeren. Ook nadat Fledderus
er commissaris werd, heeft de Da Vinci Groep BV betaalde opdrachten van NOC*NSF
uitgevoerd. Het is op zijn minst heel bijzonder dat het bestuur van NOC*NSF deze
vorm van belangenverstrengeling kennelijk heeft goedgekeurd en heeft laten
voortbestaan.
Terpstra en Fledderus kregen overigens een standje
van de Financiële Commissie. In de eerder aangehaalde memo van deze commissie
van 8 april jl. staat ‘dat zij van mening is dat bestuur en directie de bewaking
van projectkosten op managementniveau duidelijker moet formuleren en vervolgens
naleven en dat van ‘management override’ geen sprake mag zijn.’ Dit omdat ‘voor
drie grotere projecten – Olympisch Plan, Ambition en Cross Mediaal Platform –
verplichtingen cq. uitgaven gedaan zijn voordat de funding van deze projecten
dekkend en geformaliseerd was.’
Het lijkt nu misschien net alsof er bij NOC*NSF alleen
maar dingen mis zijn gegaan. Rampen, conflicten en ongewenste
belangenverstrengelingen worden nu eenmaal vaak – wellicht op onevenredige wijze
– uitvergroot. Dat betekent niet dat er bij NOC*NSF ook heel veel moois tot
stand is gekomen onder het voorzitterschap van Erica Terpstra, mede te danken
aan haar niet aflatende inzet en niet in de laatste plaats aan dat van het hoog
gekwalificeerde personeel van NOC*NSF. Zelf noemt de sportkoepel bij monde van
woordvoerder Geert Slot als hoogtepunten van de afgelopen jaren:
- de
uitzending van de Olympische Ploeg naar Beijing 2008 waarbij vanaf het begin in
volledige openheid de hele ploeg is voorgelicht over ‘het China van 2008’
inclusief de mensenrechtenproblematiek;
- Papendal staat als Nationaal
Sportcentrum weer op de kaart, inclusief OTC (Olympisch Topsport Centrum) en een
sterk Hotel en Congrescentrum;
- een volledige integratie van topsport door
gehandicapten in sportbonden en NOC*NSF, inclusief de uitzending van de
Paralympische ploeg door NOC*NSF zelf;
- de organisatorische integratie van
de gehandicaptensport in sportbonden;
- opvangen van de bezuinigingen in de
sport (2004) toen de structurele bijdrage van VWS voor alle bonden werd
opgeheven; herstructurering verdeling Lotto middelen;
- een stevig
geïmplementeerd beleid tegen seksuele intimidatie;
- invoering gedragscode
Goed Sportbestuur en invoering van de minimale kwaliteitseisen voor
sportbonden;
- goede 'performance' Olympische Ploegen inclusief kwalificaties
daarvoor zonder noemenswaardige problemen.
Niet op de laatste plaats speelde (en speelt) NOC*NSF een
cruciale rol bij de ontwikkeling van het Olympisch Plan 2028 dat in mei 2009
eerst door de sport goedgekeurd is, even later op 3 juli door het kabinet is
overgenomen, en weer kort daarna door vele maatschappelijke organisaties is
bevestigd en nu al een stevige beweging op gang gebracht heeft. Deelnemers aan
de enquête van Sport Knowhow XL hopen dat André Bolhuis als opvolger van Erica
Terpstra het Olympisch Plan 2028 als speerpunt van zijn beleid maakt. Het ligt
voor de hand dat hij dat gaat doen. Maar zeker op een minder dominante en
uitbundige wijze dan Erica Terpstra gedaan zou hebben als zij nog een poosje zou
zijn aangebleven. Dat belooft ook de nodige ruimte voor de nieuwe directeur van
Gerard Dielessen.
Hun eerste proeve van bekwaamheid hebben ze al laten
zien, zij het in breder teamverband. Bolhuis en Dielessen maken naast twee
bondsvoorzitters (Karin van Bijsterveld (KNLTB) en Martien van den Heuvel
(KNHS)) en twee bondsdirecteuren (Ruud Bruijnis (KNVB) en Jan Kossen (KNZB))
deel uit van de zogeheten Taskforce die als officiële opdracht heeft:
‘ontwikkelen van een plan om te komen tot een hernieuwd evenwicht tussen
sportbonden en NOC*NSF’. Dat blijkt uit hun Plan van Aanpak dat vandaag – 18 mei
2010 – wordt besproken tijdens de Algemene Ledenvergadering van NOC*NSF.
Een en ander moet eind juli 2010 leiden tot een document waarin de kerntaken van
NOC*NSF scherp afgebakend worden beschreven.
Daarnaast zal dan duidelijk worden op welke wijze en door
wie invulling wordt gegeven aan die kerntaken. Dat zal naar verwachting gevolgen
hebben voor ‘het profiel en de taken van het bestuur’, ‘de relatie van het
bestuur met de leden en de wijze van invulling daarvan’ en ‘de rol van het
bestuur ten opzichte van de professionele organisatie van NOC*NSF’. Het Plan van
Aanpak gaat nog verder want wil zich ook gedetailleerd gaan buigen over de
financiering en ‘gewenste balanspositie’ van NOC*NSF. Het plan staat voor de
uitwerking van alles een strakke tijdsplanning voor die uiteindelijk 16 november
a.s. zal moeten leiden tot een vaststelling ervan door de Algemene
Ledenvergadering van NOC*NSF. Alles lijkt er op dat er bij NOC*NSF de komende
zes maanden een paleisrevolutie met mogelijke ingrijpende veranderingen zal
voltrekken. Klik hier voor de inhoud
van het Plan van Aanpak van de Taskforce zoals op dinsdag 18 mei met de
aanwezige sportbonden wordt besproken.
Sport Knowhow XL wenst Erica Terpstra tot slot veel geluk
met al haar volgende activiteiten en de nieuwe tandem Bolhuis/Dielessen heel
veel succes met al hun werkzaamheden!