Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-De lokale sportbegroting-Item

Sport op waarde geschat 8 juni 2010

door: Anja Andres & Rens van Kleij

Voor veel mensen vormt sport een doel op zich. Sport is immers leuk en het brengt (ont)spanning, competitie en ontlading. Het traditionele sportbeleid diende primair deze intrinsieke waarde van de sport. Binnen deze traditionelere- ook wel sectorale benadering spelen sportaccommodaties en sportverenigingen de spreekwoordelijke hoofdrol. Het vormen de voorwaardelijke aspecten om te komen tot die sportcompetitie waaraan grote groepen mensen veel plezier beleven.

Naast de intrinsieke waarde van sport is er in toenemende mate aandacht voor de instrumentele waarde die sport heeft op een breed maatschappelijk terrein. Mensen die sporten en bewegen lopen minder kans om (te) dik te worden, blijven vitaler, voelen zich beter en dat komt weer tot uitdrukking in hun gedrag. Sport brengt mensen samen. En of dat nu op de vereniging, het fitnesscentrum, in de wijk of op school is: sport leidt tot een actieve(re) deelname aan de samenleving. En nergens vallen verschillen tussen bevolkings- en leeftijdsgroepen zo eenvoudig weg als bij het kijken naar of deelnemen aan sport.

Met het toenemen van de aandacht voor de instrumentele waarde van sport, is de beleidsmatige benadering van sport meer en meer van sectoraal naar integraal verschoven. Sport is in een breder beleidskader komen te staan. Sport bevindt zich op het snijvlak met onderwijs, welzijn en gezondheid. Deze integrale benadering van sport heeft tevens geleid tot een ander financieel kader. Hoe kan de instrumentele waarde van sport vanuit een integrale benadering worden verzilverd? En hoe kunnen daarbij ook de meer traditionele en sectorale belangen van de sport worden geborgd en gediend?

Sport in zijn maatschappelijke context
De beleidsterreinen welzijn, gezondheid, jeugd en onderwijs vormen enkele terreinen waarop sport van instrumentele waarde kan zijn. Kijkend naar deze verschillende prestatievelden van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) kan sport de leefbaarheid in wijken en buurten bevorderen (prestatieveld één), problemen in de ontwikkellijn van jeugd en jongeren helpen voorkomen (prestatieveld twee) en maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van specifieke aandachtsgroepen helpen bevorderen (prestatievelden vijf en zes). Op betreffende prestatievelden zijn concrete combinaties met sport benoembaar. Te denken valt aan buurt- en wijktoernooien, een sportaanbod voor ouderen of specifieke aandachtsgroepen (bijvoorbeeld mensen met een beperking of risicojeugd).

In beleidsmatig opzicht wordt de gezondheidswaarde van sport en bewegen niet betwist. Met aftrek van de negatieve ‘gezondheidswinst’ als gevolg van blessures, levert sport en bewegen nog altijd een ruim batig saldo aan gezondheidswinst op. Het is dit facet van de instrumentele waarde van de sport dat in het kader van een lokaal gezondheidsbeleid te verzilveren is. Zo kan ondermeer gedacht worden aan een toerfietsaanbod voor (ex-)hartpatiënten of Nordic-Walking-groepen voor mensen met overgewicht.

Onderwijs vormt een derde beleidsterrein waarop de instrumentele waarde van sport goed tot zijn recht kan komen. Leerprestaties worden in positieve zin beïnvloed door sport en bewegen. Bovendien levert sport een goede en gezonde bijdrage aan de algehele ontwikkeling van kinderen en jongeren. Dit biedt een goede legitimatie voor een verruimde inzet van sport in het onderwijs. Maar ook in het kader van sociaal beleid kan sport bijdragen, bijvoorbeeld in het kader van re-integratietrajecten of het bieden van een alternatieve ‘structuur’ voor mensen die niet meer in het arbeidsproces kunnen terugkeren.

Eigen doel versus maatschappelijk doel
Dat sport door zijn instrumentele waarde een bijdrage kan leveren aan de realisatie van doelstellingen op een breder maatschappelijk terrein is op zich mooi, maar is de sport er zelf ook bij gebaat? Vormen de maatschappelijke doelstellingen uitsluitend een additionele belasting voor de sportvereniging bovenop het toch al niet geringe takenpakket of wordt tevens een verrijking voor de sport(vereniging) tot stand gebracht?

In voorkomende gevallen is het zeker mogelijk dat het eigen doel van sport onverkort gehandhaafd blijft naast te dienen maatschappelijke doelen. Zo is het denkbaar dat een korfbalvereniging zich gaat richten op de nabij gelegen woonwijk en haar accommodatie openstelt voor buurtevenementen en activiteiten voor de jeugd en jongeren. Dergelijke initiatieven zijn vanuit een Wmo beleidskader om meerdere redenen zeer te waarderen. Dit maatschappelijk doel kan zeer goed samengaan met het eigen doel van de sport wanneer vanuit het welzijnsbudget een eenmalige financiële bijdrage kan worden geleverd aan de realisatie van het door de vereniging gewenste kunstgrasveld. Net zo goed is het denkbaar (en al veel zichtbaar in de praktijk!) dat een hockeyvereniging haar sportaanbod verruimt met knotshockey voor senioren. Een initiatief dat vanuit het ouderenbeleid te waarderen is en er toe leidt dat de hockeyaccommodatie ook overdag beter gebruikt wordt, dat de hockeyvereniging mogelijkerwijs haar vrijwilligerskader (bestuurlijk en uitvoerend) kan verruimen en in omvang kan groeien met een seniorenafdeling.

De financiële realiteit als programma uitdaging
Om de kansen en mogelijkheden van een integrale sportbenadering effectief te kunnen verzilveren, is er meer nodig dan het benoemen van maatschappelijke en sportieve doelen. De huidige financiële en maatschappelijke realiteit noodzaakt tot het maken van keuzes. Een beleidsterrein overstijgende samenwerking vormt daarbij niet langer een keuze maar meer en meer een vereiste.

Om de krachten van beleid, middelen en mensen (zowel ambtelijk als bestuurlijk) te bundelen dient sport vanuit een samenhangend ‘Programma Samenleving’ te worden benaderd om te komen tot een (deels) hernieuwde financiering. Op grond van een integrale analyse kunnen er beleidsmatige keuzes gemaakt worden die aansluiten bij zowel de actualiteit, gemeentelijke beleidsprioriteiten als toekomstige ontwikkelingen. Vervolgens kan het programma aan diensten, producten en voorzieningen in lijn worden gebracht met het integrale beleidskader vanuit een programmaperspectief. Hoe meer licht zich bevindt tussen beleid en het programma aan diensten, producten en voorzieningen, hoe groter de ‘verkwisting’ van publieke financiële middelen. Kan er vanuit een programma perspectief nog geïnvesteerd worden in mono functionele voorzieningen? Is het legitiem dat er wordt geïnvesteerd in producten die uitsluitend een sportdoel dienen bij afwezigheid van een maatschappelijk doel?

De financiële realiteit als proces uitdaging
Met de toename van het belang van de instrumentele waarde van sport is ook het aantal ‘spelers op het speelveld’ toegenomen. Waar het onderwerp sport voorheen was voorbehouden aan de gemeente en de sportverenigingen, schuiven nu ook de onderwijsinstellingen, commerciële sportaanbieders alsook zorg- en welzijnsinstellingen aan. Dit leidt tot een extra dimensie om te komen tot interactieve beleidsvorming en het verkrijgen van een maatschappelijk draagvlak.

Een andere procesmatige uitdaging vormt de verankering van de integrale werkmethode binnen de gemeentelijke organisatie op zowel ambtelijk als bestuurlijk niveau. De praktijk wijst uit dat de wens nog vaak vader is van de gedachte wanneer het op integraal werken aankomt. De inrichting van thematische projectgroepen of halfjaarlijkse overleggen in het kader van strategische afstemming vormen in dit verband geen bureaucratische verzwaring van de organisatie, maar een eerste vereiste voor een daadwerkelijke integrale werkwijze.

Een tweede expliciet aandachtspunt betreft de financiering. Van (uitsluitend) individuele begroting/middelen per beleidsveld is een te maken omslag naar (gedeeltelijke) bundeling van middelen een onontkoombare uitdaging. Ook in bestuurlijk opzicht dienen nog vaak de ‘geesten rijp gemaakt te worden’ voor het daadwerkelijk denken vanuit een integraal beleidskader. Een integrale aanpak leidt tot andere vormen van samenwerking en een bijstelling van taken en verantwoordelijkheden. Meer over samenwerking in onze volgende bijdrage.

Anja Andres is eigenaar van Andres c.s. waarvoor zij tevens actief is als senior adviseur. Rens van Kleij is senior adviseur bij Andres c.s. Voor meer informatie contact@andrescs.nl
« terug

Reacties: 1

Ralph Hunholzz
26-04-2016

Lekker verhaal, mooi kort enzo. Heb hier veel aan gehad. Alleen begreep ik het middenstuk niet over essentiele kenniswaarden.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst