Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Archief-De lokale sportbegroting-Item

Subsidies in crisis- en verkiezingstijd 25 mei 2010

door: Anja Andres en Rens van Kleij

Zeker in verkiezingstijd vormt het korten op dan wel staken van subsidies een populaire maatregel om de financiële crisis het hoofd te bieden. Wie is er immers gebaat bij de instandhouding van de culturele paragraaf van onze samenleving waarvan alleen de elite geniet? En als iemand wilt sporten dan dient hij of zij daar toch ‘gewoon’ zelf voor te betalen? Deze op populistische leest geschroeide insteek veronachtzaamt de grote maatschappelijke waarde van het subsidie-instrument.

Subsidie vormt een financiële bijdrage aan activiteiten of voor instellingen met een ideële signatuur waarbij het economische belang niet het leidend motief is. Zo zal het (sport)verenigingsleven ernstig verschralen zonder subsidies of zelfs ophouden te bestaan zonder indirecte subsidies. Ook de integrale toepassing van het principe ‘de gebruiker betaalt’ zal leiden tot (financiële) drempels om te komen tot sport. Vaak worden hierbij met name die (achterstands)groepen getroffen die je met allerhande sportactiviteiten nu juist actiever wilt laten deelnemen aan de samenleving.

Een nauwgezette analyse van de lokale subsidiestromen kan en mag echter niet ontbreken als onderdeel van een integrale financiële (en hopelijk ook beleidsmatige) heroverweging. Zeker binnen een krapper wordend financieel kader mag de vraag worden gesteld welke (maatschappelijke) prestaties er worden geleverd met de verworven subsidies en in welke mate daarmee wordt bijgedragen aan de realisatie van gemeentelijke beleidsdoelstellingen. Hiertoe moet helderheid bestaan over zowel de directe als indirecte subsidiestromen in de verschillende maatschappelijke sectoren en het gemeentelijke beleidskader alsmede over het financiële aandeel van derden en in het bijzonder de eindgebruikers. Dit maakt een weloverwogen afweging van de inzet van het subsidie-instrument mogelijk vanuit een heldere context en met het vizier op de maatschappelijke doelen die ermee worden voorgestaan. Subsidies vormen immers geen recht maar wel terdege een noodzaak.

Van input naar output
Het verstrekken van subsidie kan spreekwoordelijk op duizend en één manieren en op basis van evenzoveel verschillende grondslagen. Waar de grondslagen (bij voorkeur) een relatie hebben met het actuele beleidskader, is de methodiek gericht op een bepaalde output. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke verantwoording dient helder te zijn wat er wordt gesubsidieerd. Is er sprake van een duidelijk afgebakend programma, project of activiteit? De subsidiepraktijk van vandaag is dag is echter een stuk weerbarstiger. Niet zelden wordt er ‘instandhouding’ gesubsidieerd of gekoerst op een neutraal exploitatieresultaat waarbij financiële tegenvallers worden afgewenteld op de gemeente. Juist onder dit soort omstandigheden ontstaan er afhankelijkheidsrelaties, ontbreken er prikkels om te komen maatschappelijk ondernemerschap en kunnen er vraagtekens worden geplaatst bij de doelmatigheid van subsidieverstrekking.

Voor vrijwilligersorganisaties - zoals sportverenigingen - kan met de keuze voor een subsidievorm met een tijdig en afgebakend karakter reeds worden gekomen tot een meer op output gerichte subsidiering. Subsidievormen zoals activiteitensubsidies, outputsubsidies of waarderingssubsidies verdienen in dit verband de voorkeur boven basissubsidies of instandhoudingsubsidies. Hiermee wordt zeker niet gesteld dat het voortbestaan van verenigingen in gevaar dient te worden gebracht ten faveure van een op outputgerichte manier van subsidiering. Primair dient echter een goede tariefstelling het voortbestaan van verenigingen te borgen. Een transparant kostprijsgeoriënteerd of –gerelateerd tarievenstelsel waarbij het bestuurlijke instrument van het dekkingspercentage op een goede wijze wordt gebruikt, vormt hiertoe een goede mogelijkheid. Voor een nadere uiteenzetting wordt verwezen naar ons vorige artikel.

Beleid en subsidieverstrekking op één lijn
Gevraagd naar de achterliggende reden voor het verstrekken van een bepaalde subsidie krijg je nog regelmatig het ‘dat doen we al jaren zo’ als respons. Een historisch gegroeide situatie vormt echter niet de meeste legitieme reden voor subsidieverstrekking. Omstandigheden veranderen en zo ook het beleidsmatige kader. Subsidieverstrekking voor activiteiten die niet aansluiten bij de actualiteit en evenmin bij de gemeentelijke beleidsprioriteiten, zijn moeilijk te legitimeren, zeker wanneer deze subsidies een structureel karakter kennen.

Een ‘goed’ voorbeeld in dit verband vormt de in de sport veel gebruikte jeugdlidsubsidie. Vanuit een algemeen grondbesef dat sporten goed is voor kinderen wordt een vastbedrag per jeugdlid in de vorm van subsidie uitgekeerd aan de vereniging. Alhoewel gerelateerd aan een objectief gegeven (het aantal jeugdleden) is het de vraag in hoeverre een jeugdlidsubsidie nu daadwerkelijk bijdraagt aan de bevordering van de sportdeelname onder jongeren. Of is hier sprake van een verkapte bijdrage aan de algehele exploitatie van de vereniging? Kunnen er betere resultaten bereikt worden met een waarderingssubsidie voor verenigingen die sportieve activiteiten ondernemen gericht op de jeugd die bij voorkeur de grenzen van de eigen vereniging overstijgen? Bijvoorbeeld voor de wijk of buurt waarin de vereniging is gelegen, of in samenwerking met de naburig gelegen school?

Wanneer indirect dan wel transparant?
Maatschappelijke voorzieningen kosten gemeenschapsgeld. Sportvoorzieningen vormen daar geen uitzondering op. Omdat de kosten voor realisatie en instandhouding van de lokale sportinfrastructuur niet volledig (kunnen) worden gedragen door de vereniging ontstaat hierdoor een indirecte financiële bijdrage aan de sportvereniging, een indirecte subsidie. Hierbij dienen zich twee mogelijkheden aan.

Ten eerste kan er voor worden gekozen deze indirecte subsidie ‘om te buigen’ naar een directe subsidie, bijvoorbeeld middels een accommodatie- of instandhoudingssubsidie. Dit leidt evenwel wel weer tot een input georiënteerde subsidievorm terwijl de wens is om te komen tot een output georiënteerde subsidievorm.

Een tweede mogelijkheid vormt het helder inzichtelijk maken van alle gemeentelijke (apparaats)kosten voor realisatie en instandhouding van de lokale sportinfrastructuur om vervolgens bestuurlijk vast te stellen wat een ‘faire’ bijdrage vormt vanuit de sport (de eindgebruiker) aan deze voorzieningen. De tweede optie biedt een helder kader om de discussie te voeren wat een faire bijdrage vormt vanuit en de sport en zal bovendien leiden tot een besef en een acceptatie dat sportvoorzieningen gemeenschapsgeld kosten.

Tot slot kan met deze tweede optie worden voorkomen dat er een subsidieafhankelijkheidsrelatie ontstaat met de vereniging. Een afhankelijkheidsrelatie waarin geen sprake is van een concrete maatschappelijke output. Over tarieven en de mogelijkheden om te komen tot een kostprijsgeoriënteerd of –gerelateerd tarievenstelsel hebben we aandacht geschonken in ons vorige artikel.

Schaven of kiezen?
Dit vormt een terugkerend dilemma bij elke bezuinigingsronde. Is het mogelijk dat we allemaal een stapje terugdoen zonder afbreuk te doen aan de gemeentelijke ambities en beleidsdoelstellingen? Of dienen er keuzes gemaakt te worden met als gevolg dat er nee dient te worden verkocht aan ingeburgerde subsidies die bijkans worden ervaren als een verworven recht? De zojuist behandelde onderwerpen bieden houvast bij het maken van een genuanceerde afweging. Dien je te schaven op subsidies waarvan de output niet helder is? Dien je subsidies te verstrekken die geen bijdrage leveren aan de realisatie van actuele gemeentelijke beleidsdoelstellingen? Kan er worden geschaafd om te komen tot een grotere bijdrage vanuit de sport aan de instandhouding van de lokale sportinfrastructuur? Dit vormen enkele vragen die je kunt stellen als voorportaal voor de ontwikkeling (of bijstelling) van een op output gericht subsidiebeleid waarin een heldere relatie wordt gelegd met de beleidsdoelstellingen op de verschillende maatschappelijke terreinen. Heldere voorwaarden, (objectiveerbare) wegingcriteria en subsidieplafonds als onderdeel van de nadere uitwerking in de subsidieregels maken het mogelijk om de beschikbare subsidiemiddelen doelmatig en doeltreffend in te zetten en onderbouwd ‘nee’ te verkopen wanneer de grenzen zijn bereikt.

Anja Andres is eigenaar van Andres c.s. waarvoor zij tevens actief is als senior adviseur. Rens van Kleij is senior adviseur bij Andres c.s. Voor meer informatie contact@andrescs.nl
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst