door: Marije de Wolf
Vonnis rechtbank Haarlem, sector civiel recht, 11 februari
2009
Op 11 februari 2009 heeft de rechtbank Haarlem bepaald dat speler A
(A) aansprakelijk is voor alle schade die speler B (B) heeft geleden als gevolg
van een tackle van A tijdens de wedstrijd van 2 oktober 2004.
De zaak
B was lid van een Haarlemse voetbalclub en
speelde in de derde klasse van de amateurcompetitie. Op 2 oktober 2004 speelde
het team van B de (veteranen)derby tegen het team van A, ook uit Haarlem. A
stond deze keer als invaller op doel (keeper) terwijl hij eigenlijk veldspeler
was. De wedstrijd werd niet geleid door een officiële bondsscheidsrechter, maar
door een speler van de club van A. Tegen het einde van de wedstrijd, bij een
stand van 5-0 in het voordeel van het team van A, zijn A en B met elkaar in
botsing gekomen waarbij B zijn been heeft gebroken. Vaststaat dat B
scheenbeschermers droeg. De scheidsrechter heeft het spel vervolgens stilgelegd
maar heeft A geen gele of rode kaart gegeven. Van het incident is verder geen
melding gemaakt bij de KNVB.
B heeft vervolgens meerdere operaties moeten ondergaan die echter niet hebben
kunnen voorkomen dat B blijvend letsel heeft overgehouden aan de beenbreuk. In
deze procedure verzoekt B de rechter - kort gezegd - vast te stellen dat A
aansprakelijk is voor alle schade die B door toedoen van A heeft geleden.
Aan zijn vordering legt B ten grondslag dat hij niet lang voor het einde van
de wedstrijd met de bal aan de voet alleen op het doel van A afging. Vervolgens,
ter hoogte van de penaltystip, schoot hij de bal onder de keeper (A) door in het
doel. Terwijl hij al op zijn rechter standbeen stond om zich om te draaien, kwam
A met gestrekte benen op hem af. Partijen kwamen met elkaar in botsing; B vloog
door de lucht en zag dat zijn been erbij ‘bungelde’. Toen B de bal op doel
schoot bevond A zich nog op een afstand van ongeveer vijf meter van hem vandaan.
Uit de door de getuigen afgelegde verklaringen kan worden opgemaakt dat sprake
is geweest van een door A uitgevoerde tackle die buiten de regels van het spel
viel en zo abnormaal (gevaarlijk) was dat deze niet thuishoort in het
voetbalspel. Volgens B heeft A een zorgvuldigheidsnorm geschonden en heeft A
zich onrechtmatig jegens B gedragen.
Beoordeling
Wanneer is een dergelijke gedraging nu
onrechtmatig te noemen binnen de sport? Het is bekend dat in een sport-
spelsituatie meer is toegestaan dan buiten de sport, maar waar ligt de grens? En
hoe gaat een rechter om met feiten die een lange tijd terug plaatsvonden?
In deze zaak speelden de getuigenverklaringen (o.a. in 2007 onder ede
afgelegd in een voorlopig getuigenverhoor) een cruciale rol. Slachtoffer B en
twee van zijn teamgenoten hebben eensluidend verklaard dat:
1) A met gestrekt
been (of beide benen) op B afstormde,
2) de bal toen al in het doel lag,
en
3) dat A nog van zijn actie had kunnen afzien, althans deze nog had kunnen
onderbreken.
Deze drie elementen komen ook weer terug in een schriftelijke verklaring van
de (toenmalige) keeper van uit het team van B. Maar ook een teamgenoot van A
verklaarde dat A met gestrekte benen uit het doel kwam.
Maar wat verklaart A? Hij en één van zijn teamgenoten verklaren dat A
‘glijdend naar de bal’ en met gestrekte benen naar de cornervlag toeging. Bij
het neerkomen zouden de scheenbenen van A en B onfortuinlijk tegen elkaar zijn
gekomen.
De rechter maakt hiermee korte metten nu de welbekende arts, prof. dr. Marti,
in deze zaak schriftelijk heeft verklaard dat het onwaarschijnlijk is dat bij
een botsing tussen twee scheenbenen een type breuk ontstaat zoals bij B is
ontstaan.
Op basis van alle verklaringen, zowel afzonderlijk als in onderlinge
samenhang, is de rechter van mening dat B voldoende bewijs heeft aangedragen
voor de conclusie dat A in de gegeven situatie onrechtmatig jegens B heeft
gehandeld. A heeft zijn tackle zo gevaarlijk, slecht gecoördineerd en verkeerd
getimed uitgevoerd dat B hierop redelijkerwijs niet bedacht had hoeven zijn.
Commentaar
Welke elementen uit deze uitspraak van de
rechtbank Haarlem springen in het oog?
Allereerst is het opvallend dat voor de betreffende overtreding geen kaart is
gegeven. De vraag is of dit anders was geweest indien er een bondsscheidsrechter
had gefloten. Een rode kaart is over het algemeen een aanwijzing dat er sprake
is geweest van een zware overtreding. Daarnaast is de KNVB niet ingelicht,
hetgeen gezien de aard van het letsel opmerkelijk is te noemen. Vaak kunnen deze
aspecten de rechter helpen de aard van de gedraging te kwalificeren en al dan
niet bestempelen als onrechtmatig.
Wat verder opvalt is de cruciale rol van de afgelegde
getuigenverklaringen.
Hoewel ik mij in de uitkomst van de zaak kan vinden,
kan de vraag gesteld worden of het terecht is dat zoveel waarde wordt gehecht
aan getuigenverklaringen die betrekking hebben op een situatie van een aantal
jaren geleden. De getuigen hebben alle gelegenheid gehad om hun verklaringen op
elkaar af te stemmen. Ter nuancering wijs ik op de verklaring van de arts: een
onafhankelijke in dit verhaal.
Sportverenigingen zouden er goed aan doen een ‘protocol bij ongevallen’ op te
stellen. In dit protocol kan worden beschreven hoe te handelen bij een ongeval:
wie noteert de toedracht van het ongeval, wie ondervraagt een aantal getuigen
etc. Op deze manier wordt meteen vastgelegd wat later van belang zou kunnen
zijn.
Marije de Wolf is sinds 2000 advocaat en thans werkzaam bij Köster
Advocaten NV in Haarlem. Zij zit in de sectie sport & recht en houdt zich
met name bezig met contract- en aansprakelijkheidsrecht binnen de sportsector.
Zij stelt (sport)contracten op, procedeert maar een groot deel van haar werk
bestaat uit het geven van advies. In dat kader geeft zij ook
lezingen/presentaties bij sportverenigingen en organisaties. Voor meer
informatie: dewolf@kadv.nl