door: Leah van Putten
Uit berichten van diverse media blijkt dat Real Madrid (‘Madrid’) een deel
van haar selectie in de uitverkoop gooit. Onder andere Rafael van der Vaart
wordt niet meer aan de selectie toegevoegd voor oefenduels en zonder rugnummer
gepresenteerd voor het komend seizoen. Zo wordt hij min of meer gedwongen uit te
kijken naar een andere club. Immers, als hij niet speelt zal hij het WK mislopen
en wellicht hetzelfde lot als Winston Bogarde zijn beschoren; bankzittend het
einde van zijn loopbaan afwachtend. Terwijl het contract van Van der Vaart nog
vier seizoenen doorloopt, moet de middenvelder nu al uitkijken naar een nieuwe
club. Het is de vraag of de handelswijze van Madrid juridisch gezien juist
is.
Wil van Megen, advocaat van FIFPro (de wereld ‘vakbond’ voor betaald
voetballers) meent dat Madrid geen transfervergoeding meer zou kunnen claimen.
Doordat Madrid geen invulling geeft aan het arbeidscontract, is een vergoeding
voor het voortijdig beëindigen van het contract niet op zijn plaats. Naar het
Nederlands arbeidsrecht gezien is dit een juiste conclusie. Echter, de praktijk
zal anders uitwijzen.
Madrid is uiteraard van plan de miljoenen die zij voor Van der Vaart heeft
betaald, met een transfer voor een deel terug te verdienen. Zeker nu zij
inmiddels een reeks van topspelers heeft gekocht waarvan Ronaldo, voor het
grootst betaalde transferbedrag in de geschiedenis, er een van is. Maar hoe zit
het nu met het arbeidscontract van Van der Vaart?
Nederlands arbeidsrecht
Volgens het Nederlandse
arbeidsrecht dient de mogelijkheid van het voortijdige beëindigen van een
arbeidscontract te zijn opgenomen in het contract. Deze mogelijkheid moet door
beide partijen schriftelijk zijn vastgelegd. Wanneer deze mogelijkheid tot
opzegging ontbreekt in het arbeidscontract en een van beide partijen (zonder
dringende reden) opzegt, is de opzeggende partij een schadevergoeding
verschuldigd. Deze regel is ook in de CAO voor Contractspelers Betaald Voetbal
Nederland van toepassing verklaard op arbeidscontracten tussen spelers en clubs.
Ook is in deze CAO een schadeloosstellingsverplichting opgenomen voor clubs die
een contract met een Eredivisie speler beëindigen na een verlengd contract van
vijf jaar. Dit geldt alleen voor spelers met een bepaald maximumdagloon.
Bij het toepassen van Nederlandse regelgeving op de casus van Van der Vaart
(er vanuit gaande dat over tussentijdse beëindiging niets in zijn contract is
opgenomen), zou hij een schadevergoedingsplicht hebben ten opzichte van Madrid
indien een andere club zich aandient en hem voortijdig ‘wegkoopt’ bij Madrid.
Het is hier echter aan de schuld van Madrid te wijten dat Van der Vaart
voortijdig zijn contract beëindigt. Dit is in strijd met het beginsel van goed
werkgeverschap (7:611 B.W). Op die voet zou Van der vaart kunnen stellen dat
Madrid contractbreuk pleegt door geen uitvoering te geven aan de
arbeidsovereenkomst, namelijk het laten voetballen/trainen van Van der Vaart.
Als gevolg hiervan is Madrid schadeplichtig ten opzichte van Van der Vaart. Hier
kom ik later bij de bespreking van het FIFA-reglement op terug.
Spaans arbeidsrecht
In Spanje is het opnemen van een
vooraf vastgestelde ‘schadevergoeding’ in spelerscontracten wettelijk verplicht.
Volgens deze wetgeving is een zogenaamde ‘buyout clausule’ een verplicht
onderdeel van een spelerscontract. Een buyout clausule - ‘gelimiteerde
transfersom’ - bepaalt vooraf wat een speler dient te betalen als hij
(eenzijdig) vroegtijdig zijn contract beëindigt. Door het opnemen van een
dergelijke clausule komen de speler en club vooraf overeen dat de speler de kans
heeft het contract op elk moment op te zeggen zonder geldige reden. Dergelijke
clausules worden veel gebruikt in contracten tussen clubs en spelers in Europa.
De ‘schadevergoeding’ wordt daarbij exorbitant hoog vastgelegd, zodat de club
een betere onderhandelingspositie verkrijgt bij het onderhandelen met een nieuwe
club voor de speler.
In het geval van Van der Vaart is het niet zijn wens om zijn contract bij
Madrid te beëindigen. Tijdens het vorige seizoen gaf Van der Vaart, ondanks de
uitgesproken interesse van zijn voormalige trainer bij HSV, al aan geen oren te
hebben naar een tussentijds vertrek bij zijn huidige club. Nu hij niet meer aan
voetballen toe zal komen in het Santiago Bernabéu, zal zijn mening bij het
naderen van het einde van de transferperiode drastisch zijn veranderd.
FIFA-reglement
Hoofdstuk vijf van de ‘Regulations on the
Status and Transfer of Players’ van de FIFA - hierna ‘FIFA-reglement’ - geeft
regels weer over beëindiging van spelerscontracten. De naam van dit hoofdstuk,
‘Maintenance of contractual stability between professionals and clubs’ geeft al
aan dat de artikelen uit dit hoofdstuk zijn bedoeld om de stabiliteit van de
contracten te waarborgen. Dit dienen de nationale bonden door middel van hun
regelgeving ook na te streven. Het is dan ook interessant om deze artikelen
nader te bekijken.
Artikel 13 geeft aan dat een contract alleen bij einde looptijd of bij
wederzijds goedvinden beëindigd mag worden. De FIFA heeft dit mooi bedacht maar
doorgaans lappen clubs deze verplichting aan hun laars. Zo ook in het geval van
Madrid. Nu Pellegrini genoeg heeft van Van der Vaart, wordt hij letterlijk
buitenspel gezet zodat hij zich genoodzaakt ziet een nieuwe club te vinden. In
wezen is dit afdwingen van een ‘mutual agreement’ (wederzijds goedvinden) door
Madrid.
Op grond van artikel 14 van het FIFA-reglement heeft de speler de
mogelijkheid het contract wegens een gerechtvaardigde reden op te zeggen. In het
reglement wordt dit een ‘just cause’ genoemd. De handelswijze van Madrid vormt
mijns inziens genoeg reden voor Van der Vaart om op basis van dit artikel zijn
verbintenis op te zeggen. Hij is dan niet schadeplichtig ten opzichte van de
club. In Spanje is eerder over een vergelijkbare zaak geoordeeld waarbij speler
Barragan aanvoerde dat zijn club contractbreuk pleegde door hem voor een nieuw
seizoen niet in te schrijven bij de bond. De Spaanse rechter ging daarin mee en
ontbond het contract.
Artikel 15 van het FIFA-reglement geeft de mogelijkheid voor een speler onder
zijn doorlopende contract uit te komen wanneer hij tijdens een seizoen in minder
dan tien procent van de wedstrijden heeft deelgenomen (en daadwerkelijk op het
veld heeft gestaan). Een dergelijke beëindiging wordt een opzegging wegens
‘sporting just cause’ genoemd. Dit zou een optie kunnen zijn voor Van der Vaart.
Het nadeel is dat hij dan een heel seizoen moet wachten en vervolgens alsnog kan
worden verplicht een compensatie te betalen. Nog een struikelblok, en tevens een
regeling die dit artikel mijns inziens onbruikbaar maakt, vormt het feit dat de
speler dient aan te tonen dat zijn voetbalkwaliteiten gelijk zijn aan die van
zijn medespelers die wel opgesteld worden. Dit is bij voorbaat een onhaalbare
eis voor Van der Vaart gezien het huidige aankoopbeleid van Madrid. Typerend
voor de onbruikbaarheid van dit artikel is dat de Court of Arbitration for Sport
(‘CAS’) nimmer een uitspraak omtrent ‘sporting just cause’ heeft gegeven.
Tot slot rest nog artikel 17. Dit artikel geeft de consequenties weer van het
opzeggen van een contract zonder geldige reden. De voortijdig opzeggende partij
zal in zo’n geval schadeplichtig zijn. Het FIFA-reglement geeft een aantal
aanknopingspunten voor het vaststellen van een dergelijke vergoeding, welke
onder andere zijn: het salaris en de vergoedingen die de speler nog zou
ontvangen, of de voortijdige beëindiging in het transferperiode plaatsvindt en
het recht (arbeidsrecht) van het land waar de opzegging plaatsvindt.
Van der Vaart
Toegepast op de situatie van Van der Vaart
staat vast dat de vergoeding bij voortijdig opzeggen door Van der Vaart reeds
bekend is door middel van de in Spanje verplichte ‘buyout constructie’. Of de
vergoeding bij voortijdig opzeggen door Madrid ook vast ligt valt te
betwijfelen. Madrid zal in ieder geval niet zelf voortijdig beëindigen, althans
niet op papier. Doordat Pellegrini Van der Vaart zoals gezegd links laat liggen,
kan Van der Vaart praktisch gezien niet meer voldoen aan zijn arbeidscontract.
Je zou zelfs kunnen stellen dat Madrid contractbreuk pleegt. Op basis van het
FIFA-reglement zou dit een reden voor Van der Vaart kunnen zijn om op te zeggen
en zelfs een compensatie van de club te eisen voor de jaren dat hij zijn
contract niet kan uitdienen. In een arbitragezaak die in 2004voor de CAS kwam,
heeft de CAS als basis voor een degelijke vergoeding het salaris en vergoedingen
van de speler voor de jaren dat het contract nog door zou lopen genomen.
Ook zou je de handelswijze van Madrid kunnen zien als het uitlokken van een
‘breach of contract’ (in het FIFA-reglement tevens gesanctioneerd in artikel 17
lid 5). Door hem niet te betrekken bij de selectie zal hij wel naar een andere
club uit moeten kijken omdat hij anders zijn sport niet uit kan oefenen met alle
gevolgen van dien.
Gezien de toegelichte regelgeving valt onmiskenbaar te betogen dat Madrid
door haar handelswijze niet conform de regels omtrent contractsbeëindiging
handelt. Madrid lijkt zich op papier aan de regels te houden door zelf niet
letterlijk het contract met Van der Vaart te beëindigen, in de praktijk is haar
handelwijze evident in strijd met deze regels. Wanneer Van der Vaart echter op
zijn strepen gaat staan, is het ten eerste de vraag of dit ‘carrièretechnisch’
aan te raden is. Ten tweede is het, ondanks zijn juridische gelijk, de vraag hoe
Madrid om zal gaan met een dergelijke stelling mede gezien de precedentwerking
die daar vanuit zal gaan.
Leah van Putten studeerde Rechten aan de Universiteit van Amsterdam
in de richtingen Ondernemings-, Arbeids- en Sportrecht. Tijdens het afronden van
haar studie liep zij tevens stage bij Certa Legal Advocaten. Hier schreef zij
haar scriptie over de Europese voetbal- en basketbalsector in samenhang met het
vrij verkeer van werknemers. Zij is momenteel werkzaam als advocaat bij Certa
Legal Advocaten.