door: mr. Lars Bakers
Op 25 september 2007 behandelde ik in de rubriek ‘Case Closed' de zaak tussen het sportmerk Nike en de
profvoetballer Diego. De ‘case’ bleek echter allerminst ‘closed’ en kreeg een
vervolg in het door Diego aangespannen hoger beroep. Op 6 maart jl. deed het
Gerechtshof Amsterdam uitspraak en vernietigde het vonnis van de
Voorzieningenrechter. De in eerste instantie vastgestelde greep van de sponsor
bleek niet klemvast. Het Hof lijkt in het arrest de sponsor van jonge talenten
impliciet te wijzen op een aanvullende zorgvuldigheidsplicht.
Op 23 augustus 2007 oordeelde de Voorzieningenrechter in Amsterdam in een
geschil over de sponsorrelatie tussen Nike en de Braziliaanse voetballer Diego
dat een door Nike in haar sponsorovereenkomst opgenomen mogelijkheid voor een
eenzijdige verlenging van de sponsorrelatie verstrekkend, maar niet onredelijk
en dus rechtsgeldig was. De Voorzieningenrechter hechtte met name belang aan de
volgende drie omstandigheden.
1. Een professionele voetballer, die zich
kan laten bijstaan door deskundigen, kan geacht worden te weten wat hij
ondertekent.
2. Bij het aangaan van een sponsorovereenkomst neemt de
sponsor een risico te betalen voor een nog niet zo bekende sporter, maar daar
staat tegenover dat de overeenkomst in geval van succes van de sporter eenzijdig
verlengd kan worden door de sponsor.
3. In de overeenkomst is expliciet
opgenomen dat ook in geval van eenzijdige verlenging partijen naar redelijkheid
zullen overleggen over een eventuele verhoging van de vergoeding en Nike
bood Diego in het kader van de eenzijdige verlenging een vervijfvoudiging van de
sponsorvergoeding.
Diego komt in hoger beroep tegen het vonnis van de Voorzieningenrechten en
bij arrest van 6 maart jl. vernietigt het Gerechtshof Amsterdam het vonnis en
wijst alsnog alle vorderingen van Nike af. In hoger beroep concentreert het Hof
zich niet zozeer op de vraag hoe de mogelijkheid tot eenzijdige verlenging van
de sponsorovereenkomst uitgelegd moet worden. Het Hof concentreert zich
allereerst op de vraag welke overeenkomst nu als uitgangspunt genomen moet
worden. Diego heeft in 2003 immers zowel een Portugese versie alsook – zij het
enige maanden later – een Engelse versie van de sponsorovereenkomst getekend.
Naar gebleken is weken deze overeenkomsten in hoger beroep qua inhoud van elkaar
af, hetgeen ook geldt voor de bepalingen omtrent de mogelijkheden voor een
verlenging van de overeenkomst. Het Hof hecht vervolgens belang aan het feit dat
Diego – net als zijn vader die als zaakwaarnemer optrad – ten tijde van de
ondertekening de Engelse taal niet machtig was, en slaat vervolgens aan het
‘Haviltexen’ (een beoordeling van overeenkomsten aan de hand van hetgeen
partijen redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten ten tijde van de
totstandkoming):
• naar de mening van het Hof is Diego terecht uitgegaan
van de tekst van de Portugese versie van het contract zoals begin 2003 door hem
ondertekend;
• vervolgens mocht Diego er ook vanuit gaan dat de
Engelstalige overeenkomst die hem ongeveer drie maanden later werd voorgelegd
qua inhoud niet afweek van het eerdere Portugese contract;
• naar de
mening van het Hof bracht de vermelding van Nike dat ‘the format and some
clauses’ waren aangepast, niet mee dat Diego rekening moest houden met
wezenlijke veranderingen; Het Hof stelt dat Nike uitdrukkelijker had moeten
wijzen op ‘redactionele veranderingen’ te meer nu bekend was dat Diego de
Engelse taal niet machtig was;
In het kader van de beoordeling van het verlengingsbeding neemt het Hof dus
de clausule uit het Portugese contract als uitgangspunt. Het verlengingsbeding
in dat contract luidt naar het Engels vertaald als volgt:
“Nike shall have the option to extend this Contract for exercisable upon
written notice of such selection.”
Een naar de opvatting van het Hof merkwaardige clausule, ten aanzien waarvan
het raden is naar de exacte betekenis. Ook de advocaat van Nike – zo blijkt uit
het arrest – kan daarover tijdens het pleidooi geen helderheid verschaffen. Het
Hof neemt aan dat het een standaardbepaling is uit de contracten van Nike, die
in feite nog nader ingevuld had moeten worden. Dat blijkt ook uit het feit dat
in het latere Engelse contract aan deze bepaling wel nadere invulling is gegeven
door het opnemen van termijnen voor de verlenging. Het beroep van Nike op de
door haar gevorderde mogelijkheid tot eenzijdige verlenging van het contract
wordt dan ook door het Hof afgewezen.
De uitspraak van het Hof geeft duidelijk aan dat het Hof de kant kiest van de
‘zwakkere’ partij. Naar de mening van het Hof ligt het op de weg van een
professionele partij als Nike om de op te leggen verplichtingen aan te
contracteren sporters volledig en begrijpelijk over te brengen, temeer wanneer
het gaat om jonge en onervaren sporters die de taal waarin het contract is
opgesteld niet machtig zijn. In het verlengde hiervan kan ook worden gewezen op
de afwijzing door het Hof van het formele verweer van Nike dat de Portugese
versie van het contract van de zijde van Nike getekend zou zijn door een daartoe
onbevoegde werknemer. Het Hof veegt ook dat verweer van tafel nu het contract
werd getekend door het hoofd van de afdeling die namens Nike met Diego
onderhandelde en met wie ook feitelijk de overeenstemming werd bereikt.
Diego krijgt aldus van het Hof over de gehele linie het voordeel van de
twijfel en dat lijkt mij een juiste beslissing. Bekende merken die sporters al
op jonge leeftijd aan zich willen binden zullen moeten beseffen dat zij oog
moeten hebben voor taalbarrières en onervarenheid op zakelijk gebied bij de
jonge talenten, en dat zal de balans in de verhoudingen ten goede komen
Lars Bakers is werkzaam bij Leidsegracht Advocaten in Amsterdam. Hij
is gespecialiseerd in het Intellectuele Eigendomsrecht, waaronder het
merkenrecht, auteursrecht en portretrecht. Hij adviseert diverse bedrijven,
sportbonden en sporters op dit gebied. Meer informatie: bakers@leidsegracht.com,
020-616 2913 en www.leidsegracht.com