Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Open Podium-Item

Innovatie in de sport: lage landen, lage latten? 31 januari 2012

door: Henk Kraaijenhof

In een recent Twitterbericht van ‘InnoSportLab Sport en Beweeg!’ werd gerefereerd aan een kritisch artikel dat ik in 2008 op Sport Knowhow XL publiceerde over innovatie in de sport met als titel ‘Wij zijn niet zo innovatief als wij ons graag voordoen!’. De betreffende tweet vervolgde met ‘benieuwd naar de cijfers van 2012’. Ik ga hier graag op in.

Als ik mijn artikel nog eens kritisch nalees en toepas op het heden is er weinig of niets veranderd. Eén van de bedreigingen van progressie is zelfgenoegzaamheid. Waarom zouden we onszelf verbeteren of openstaan voor veranderingen, het gaat toch allemaal prima zo? Deze zelfgenoegzaamheid blijkt bijvoorbeeld uit de ‘verdunning’ van onze woordenschat. Wat mij betreft is namelijk niet iedereen per definitie een ‘kampioen’ of een ‘kanjer’. Niet iedere sporter is per definitie een ‘topsporter’, het voorvoegsel ‘top’ wordt te pas en te onpas overal op geplakt. Goed je best doen staat nog niet gelijk aan ‘excelleren’ en niet iedere ludieke of creatieve gedachte is een ‘innovatie’. Niet elke sporthal met een meetapparaat of videocamera en iemand die deze kan bedienen is meteen een ‘sportlab’, ‘fieldlab’ of ‘centre of excellence’.

Van de lat lager leggen ga je niet hoger springen!

Het zal moeilijk zijn voor InnoSportNL om als organisatie een echte bijdrage aan topsportprestaties te kunnen leveren en wel om drie redenen. Ten eerste: innovatie laat zich zelden vangen in wat InnoSportNL noemt ‘de gouden driehoek’ tussen sport, bedrijfsleven en wetenschap. De huidige wetenschapper is geen innovator, maar wordt steeds meer gedwongen in het keurslijf van evidence-based; namelijk producten, methoden, therapieën of interventies gebruiken die zich al bewezen hebben. Het bedrijfsleven ziet deze constructie als een goede mogelijkheid om producten die al lang op de plank lagen of niet heel erg bruikbaar waren, in de sport te plaatsen.

InnoSportNL zou dan eigenlijk zelf de sport moeten vertegenwoordigen, maar de organisatie bestaat zelf uit de genoemde groepen, namelijk wetenschappers (VU, TU Delft of Groningen) en mensen die een bedrijf vertegenwoordigen (Arcadis, Eiffel) . Maar waar blijft de rol van de sporters en de trainers die met deze innovaties moeten werken? Waar blijft de embedded coach of trainer?

Hier sluit het tweede punt op aan: sportinnovatie is tot nu vooral aanbodgericht in plaats van vraaggericht. Welk percentage aan projecten is afkomstig van de sporters zelf of hun trainers? Nu ben ik op mijn beurt benieuwd naar de cijfers.

Het derde probleem is dat InnoSportNL als organisatie voornamelijk output-gericht is in plaats van outcome-gericht, omdat ze het geheel van de sport en het presteren niet heeft geïntegreerd in haar visie en aanpak. Wij hebben een mooie fiets of bobslee gemaakt en daarmee is voor ons de kous af, lijkt daar de gedachte te zijn. Dat de juiste persoon niet op het juiste moment op die fiets zit of de juiste personen niet in die prachtige bobslee stappen, lijkt niet hun probleem te zijn. En dat is het natuurlijk wel! Als InnoSportNL dat echter niet ziet als mede haar probleem, dan is de eenmalige constructie van een fiets van een half miljoen euro niet meer dan een marketingstunt geweest. Sportinnovatie moet in zijn rol uitstijgen boven die van marketingtool voor het bedrijfsleven of een pr-tool voor universiteiten.

Wat betreft de cijfers: natuurlijk is het budget voor InnoSportNL tegenwoordig groter dan in 2008, zijn er meer medewerkers werkzaam en daarmee meer projecten afgerond of in ontwikkeling. Er zijn meer mooie presentaties gegeven en ongetwijfeld targets afgevinkt in spreadsheets. Maar of deze projecten ook daadwerkelijk een significante rol gaan spelen in de prestaties van onze sporters in Londen?

We wachten af, de stopwatch, het meetlint en de scheidsrechter en uiteindelijk het scorebord zullen het ons vertellen. Want in de harde realiteit van de topsport is dat het enige dat telt.

Henk Kraaijenhof is vooral bekend als atletiekcoach. Zo was hij was onder meer coach van Nelli Fiere-Cooman, Merlene Ottey, Troy Douglas en Letitia Vriesde. Verder was hij consultant van de Engelse rugbybond, coördinator van de krachttraining van het Nederlands herenhockeyteam, conditietrainer van o.a. tennisser John van Lottum en tennisster Mary Pierce, consultant bij voetbalclub Juventus en bondstrainer van de KNAU bij de heren, dames en junioren. Kraaijenhof is ook één van de oprichters van NLcoach, de belangenbehartiger van trainers en coaches.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst