Kim Lammers nam afgelopen zomer met de wereldtitel in eigen land afscheid als hockeyinternational. In haar lange interlandcarrière maakte ze als spits 116 doelpunten in 200 duels. Zij gaat nog één jaar door met tophockey bij Laren en zet er dan definitief een punt achter. Per 1 augustus jl. is zij aan de slag gegaan als directeur van het Ronald McDonald Centre in Amsterdam-Noord. Met Sport Knowhow XL blikt Lammers terug op haar hockeycarrière. Waarom pakken de Nederlandse hockeydames meer internationale hoofdprijzen dan de heren? Wat is er allemaal veranderd in het hockey en wat kunnen andere sporten daarvan leren? Tot slot kijkt Lammers vooruit op haar nieuwe uitdaging in Amsterdam-Noord.
door: Leo Aquina | 26 augustus 2014
1. De wereldtitel in eigen land en scoren in de finale, je tweehonderdste interland. Het is de kroon op een prachtige interlandcarrière. Wat waren de hoogte- en dieptepunten in je hockeyloopbaan?
“Dat doelpunt in de finale en die tweehonderdste interland zijn leuke opstekers, maar dat is geen doel op zich. Vroeger wilde ik heel graag in een grote finale scoren, maar daar was ik de laatste jaren veel minder mee bezig omdat het dan misschien juist een teleurstelling wordt. Het is leuk dat er binnen het team aandacht wordt besteed aan die tweehonderdste interland. Het hadden trouwens nog veel meer interlands kunnen zijn als ik de World League finale deze winter niet had gemist door een blessure. Maar ik ben niet op zoek naar individuele records. Je bent onderdeel van een team en als ik iemand anders vrij zie staan, zal ik de bal altijd afspelen.”
“Hoogtepunten in mijn carrière zijn natuurlijk deze wereldtitel en ook de olympische titel van 2012 in Londen. Het is moeilijk om aan te geven wat mooier was. Als hockeyer wil je het hoogste en dat is de olympische titel. Dat was fantastisch om mee te maken. Niet alleen het goud, maar ook die drie weken in het olympisch dorp. Als je er niet bij bent, krijg je dat niet mee. Ik had de twee voorgaande Spelen gemist en als je er dan eindelijk bij bent en dan ook nog scoort in de eerste wedstrijd, is dat magisch. Maar het WK dit jaar is ook een hoogtepunt. Ik ben er in 1998 bij geweest als supporter, om dan nu zelf in eigen land op het veld te mogen staan en merkt hoe het leeft als je op straat wordt aangesproken.”
“Het dieptepunt in mijn carrière was natuurlijk 2008. In de eerste plaats omdat mijn knie toen een enorme opdonder heeft gehad, maar natuurlijk ook omdat ik daardoor de Olympische Spelen in Beijing miste. Als ik er nu op terugkijk, is dat wel een omslagpunt geweest in mijn carrière. Ik ben er sterker van geworden. Ik heb de meiden toen de eerste week in Beijing zien spelen, dat gaf mij een nieuwe doelstelling. Ik wilde er volgende keer zelf bij zijn en dat is gelukt.”
2. Je gaat nog een jaar door met hockey op het hoogste niveau bij Laren. Je hebt nooit bij een andere club gespeeld. Waarom ben je Laren altijd trouw gebleven?
“In het verleden ben ik wel benaderd door andere clubs, maar ik ben gewoon heel loyaal. Natuurlijk kun je altijd zeuren over zaken die niet goed zijn en denken dat het bij een andere club allemaal beter is, maar Laren is altijd heel goed voor mij geweest. Ik heb altijd een leuk team gehad. Ik had wel meer kunnen verdienen bij een andere club, maar sportief zat er wat mij betreft niet voldoende uitdaging in. Je moet ook een bepaald gevoel hebben bij een club. Ik heb het bij Laren altijd naar mijn zin gehad en dan is er geen reden om te vertrekken. Of er in het hockey meer sprake is van clubtrouw dan in het voetbal? Dat denk ik wel, maar in voetbal gaat ook veel meer geld om. Die bedragen zijn niet met elkaar te vergelijken.”
“Ik ga nu nog één jaar door bij Laren omdat ik het team nog steeds niet helemaal los kan laten. Het is goed te combineren met mijn nieuwe werkzaamheden. De seizoenen zijn door de internationale kalender heel anders geworden. De periode vanaf de start tot de winterstop omvat drie maanden en na de winterstop ook weer, dus dat valt allemaal wel mee. Ik ga van heel veel trainen als international naar ietsje minder trainen. Maar ik ga niet door om bij Laren lekker op mijn stick te leunen. Daar ben ik veel te fanatiek voor. Er ontbreekt nog één prijs op mijn palmares en dat is de landstitel.”
3. Hoe komt het toch dat de Nederlandse dames de afgelopen jaren alle internationale hoofdprijzen hebben gewonnen, terwijl de Nederlandse heren er steeds net naast grijpen?
“Je moet de dames en de heren niet met elkaar vergelijken, maar misschien hebben wij er wel meer in geïnvesteerd. Onder Marc Lammers zijn we begonnen met een heel intensief programma. Max Caldas heeft dat later doorgezet. Wij trainden voor Beijing (Olympische Spelen 2008, red.) meer dan de heren. Ze lachten ons nog wel uit in het begin. Maar zij zijn later ook meer gaan trainen, want op het WK afgelopen zomer waren ze ook hartstikke fit.
“Er is in het verleden ook een succesperiode geweest van de heren en in zo’n periode zitten wij nu. We hebben in Nederland bovendien een enorm grote vijver aan meisjes om in te vissen. Er zitten meer meisjes op hockey dan jongens, die gaan toch meestal op voetbal. Daarnaast hebben we met het damesteam heel duidelijk de keuze gemaakt om bij elkaar te zijn. Het was lang niet altijd even leuk om weer drie dagen naar Papendal te gaan, maar we hadden het ervoor over. Toen ik nog jonger was vond ik het allemaal prima, maar tegenwoordig slaap ik toch liever thuis in mijn eigen bed.”
“Die sessies op Papendal waren wel heel nuttig. Naast intensief trainen hadden we ’s avonds tactische en mentale besprekingen en we maakten afspraken over normen en waarden. Dat moet je iedere cyclus weer opnieuw doen. De groep verandert door de jaren heen. Ervaren speelsters stoppen, maar er staat altijd weer jong talent. Acceptatie is belangrijk. Natuurlijk heb je met de ene speelster meer dan met de ander, dat heeft soms ook met leeftijd te maken. Maar iedereen heeft respect voor elkaar want je hebt elkaar ook nodig. De trein is ooit gaan rijden onder Minke Booij en Janneke Schopman. Zij gaven het voorbeeld en wij konden als jongere speelsters inhaken. Dat hebben wij weer doorgegeven aan de jongere generatie. Het gaat lang niet altijd vanzelf. Vorig jaar met het EK werden we derde. Daar hoor je nu niemand meer over. Toen was het gevoel een beetje weggesijpeld. Er was te weinig aandacht besteed aan dat de mentale aspecten. We hebben nadien veel energie gestoken in het onderlinge vertrouwen.”
“Of er verschillen zijn in de aanpak van Marc Lammers en Max Caldas? Natuurlijk. We zijn nog meer gaan trainen, meer krachttraining, veel mentale sessies en periodisering. Max coacht meer op de mens gericht, maar ik heb al lang niet meer onder Marc getraind dus misschien is hij ook wel die kant uit gegaan. Max gaat nu naar de heren en dat is met pijn in het hart, maar hij denkt ook aan zijn toekomst. Na de Spelen was hij sowieso bij ons weggegaan en nu heeft hij een nieuwe uitdaging. Met ons had hij alles al gewonnen. Ik heb hem gesproken en hij heeft het er zelf wel moeilijk mee. Hij zei dat de dames een voorbeeld zijn voor de heren. Ik gun hem echt dat hij met de heren ook nummer één wordt.”
4. Er is in de loop van jouw hockeycarrière enorm veel veranderd in de sport. Hockey is vooruitstrevend als het gaat om aanpassingen van de spelregels. Wat zijn volgens jou de belangrijkste wijzigingen en kunnen andere sporten, zoals het conservatievere voetbal, er iets van leren?
“Als spits was ik niet altijd even blij met alle spelregelwijzigingen. Ik scoorde bijvoorbeeld veel uit de rechtstreekse tip-in, dat mag niet meer. Maar goed, daar pas je je ook wel weer op aan. Veel regelwijzigingen hebben echt iets bijgedragen aan het spel. De self-pass is bijvoorbeeld echt super. Daar wordt het spel zo verschrikkelijk veel sneller van. Ook is het fijn dat er een videoscheidsrechter is die op cruciale momenten kan worden ingezet. Dat je tegenwoordig een hoge bal boven je schouder mag stoppen is ook goed. Maar niet alle regelwijzigingen komen het spel ten goede. Dan vind ik het mooi dat ze zoiets ook weer terug durven te draaien, zoals met de eigengoalregel is gebeurd. Ik hoop eigenlijk dat ze dat ook doen met die nieuwe regel om 4x15 minuten te spelen en de regel dat de tijd stilligt als er wordt gefloten voor een corner. Het zou teams moeten helpen die willen aanhaken bij de wereldtop, omdat ze vaak fysiek tekortkomen. Ik betwijfel het. In ieder geval ben ik blij dat ik het niet meer meemaak.”
“Andere sporten kunnen zeker leren van hockey als het gaat om spelregelwijzigingen. Neem bijvoorbeeld de interchange (continu mogen wisselen, red.). Waarom kan dat niet in het voetbal? Er gaat zoveel geld in om en er zitten zoveel goede spelers op de bank. Als je de mogelijkheid zou hebben om door te wisselen, zouden die allemaal aan spelen toe komen. Iedereen in het veld is dan fitter, dus de kwaliteit van het spel gaat ook nog eens omhoog. Een videoscheidsrechter moet in het voetbal toch ook mogelijk zijn? Ze zeggen dat het niet kan omdat er op de lagere niveaus geen videoscheidsrechter is, maar dat is in het hockey toch ook het geval? Neem de buitenspelregel, doelpunten zijn in het voetbal van zo’n groot belang. Op een videoscherm kun je in een oogopslag zien of het buitenspel was of niet. In het hockey is buitenspel afgeschaft. Ik weet niet of dat in het voetbal ook een goed idee is. Ik kan me zelf niet meer herinneren hoe het was om met buitenspel te spelen, dat is al te lang geleden. Je zou in het voetbal denken dat er toch gewoon iemand diep blijft staan om de ballen op te wachten en klaar.”
5. Na de zomer begin je aan je nieuwe baan als directeur van het Ronald McDonald Centre in Amsterdam Noord. Hoe ben je daar terechtgekomen en wat ga je precies doen?
“Ik werd attent gemaakt op een vacature en daar heb ik gewoon op gesolliciteerd. Na vele gesprekken en een assessment-procedure ben ik het geworden. Of het geholpen heeft dat ik Kim Lammers de olympisch kampioen was? Ach, ik kan wel leuk hockeyen, maar dat maakt me nog geen goede directeur. Ik denk niet dat het doorslaggevend is geweest. Ik heb natuurlijk wel affiniteit met sport en ik heb affiniteit met de doelgroep. Het Ronald McDonald Centre is een sportcentrum voor kinderen met een lichamelijke en/of verstandelijke beperking of chronische ziekte. Er kan worden gezwommen, er is een atletiekbaan, een voetbalveld een hockeyveld een sporthal, een fitnessruimte noem maar op.”
“We werken alleen met gehandicapte kinderen of volwassenen en ik heb in het verleden het gehandicaptenhockey bij Laren opgezet. Ik heb ook gewerkt in een instelling voor mensen met een verstandelijke beperking. Daarnaast heb ik als bewegingsagoge gewerkt, heb ik pedagogiek gestudeerd en ben ik ambassadeur bij het Fonds Gehandicaptensport. Ik zat vroeger op school in de klas bij een meisje dat was geboren met een open ruggetje en dat was mijn vriendinnetje. Ik ging vaak met haar mee naar het revalidatiecentrum en het komt op de een of andere manier altijd weer terug in mijn leven.”
“Ik ben dus niet zo bang voor een zwart gat na het hockeyen. Het is nu echt mooi geweest en het is prachtig dat ik nu deze kans krijg om mijn expertise in te zetten. Sport zal altijd terugkomen in mijn leven, ik kan niet zonder. Het lijkt me in de toekomst wel leuk om wat in het hockey te gaan doen, maar dat vind ik nu nog niet gepast. Ik ken nog te veel mensen met wie ik zelf nog heb gespeeld. Ik moet eerst maar eens wat afstand nemen. Wat ik het meest zal missen? Er is niets mooier dan voor je land uitkomen en samen met een groep toe te werken naar een ultiem doel. Scoren en winnen, dat zal ik ook missen, maar de trainingsstages, de angst om geblesseerd te raken en alle pijntjes, dat zal ik zeker niet missen.”