Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Interviews-Item

5 vragen aan Teun de Nooijer, voormalig hockeyinternational 10 december 2013

Als Teun de Nooijer over hockey praat, beginnen zijn ogen te stralen. Afgelopen zomer speelde hij zijn laatste officiële wedstrijd voor Bloemendaal, waar hij sinds 1992 in het eerste elftal stond. Tussen 1994 en 2012 maakte ‘de Johan Cruijff van de Nederlandse hockeyvelden’ 214 goals in 453 officiële interlands voor Oranje. Liefst drie keer werd De Nooijer uitgeroepen tot 'wereldhockeyer van het jaar'. Last van een zwart gat heeft hij na zijn actieve spelersloopbaan geenszins: “Mijn agenda is voller dan ooit.” Met de Teun de Nooijer Academy verzorgt de oud-hockeyer zogeheten TEAM ontwikkelings-trajecten voor bedrijven. In januari speelt De Nooijer mee in de Hockey India League, want plezier in hockey is de rode draad in zijn leven.

door: Leo Aquina | 10 december 2013

1. Je bent afgelopen zomer na een schitterende carrière gestopt met hockey. Heb je last gehad van het gevreesde zwarte gat?
“Zo ervaar ik het niet. Natuurlijk mis ik de wedstrijden en het trainen met het team, maar ik heb het veel te druk met werk om in een zwart gat te zitten. Mijn agenda heeft nog nooit zo vol gezeten als in het afgelopen half jaar. Dat is niet zo vreemd, want een sporter moet naast hard trainen ook de broodnodige rust inplannen. Dat is nu niet meer nodig, dus ook die geplande rustmomenten zijn uit de agenda verdwenen. Wat ik het meest mis? Bij het spelen van een wedstrijd zat ik helemaal in mijn kracht, dat ging als het ware vanzelf. Die zeventig minuten vond ik schitterend, maar ook alles eromheen: de warming-up, de voorbereiding, de wedstrijdspanning. Dat zal ik niet meer meemaken, althans, misschien ooit als coach maar dat is toch anders. Het lijkt me niet mogelijk om dat speciale gevoel nog terug te krijgen.”

“Stoppen met hockeyen kwam voor mij natuurlijk niet helemaal onverwacht. Ik denk dat iedere hockeyer wel bezig is met zijn loopbaan na de sport. Je kunt een prima boterham verdienen met hockey, maar je bent niet 'binnen'. Je moet ervoor zorgen dat je daarna iets hebt om op terug te vallen. Ik ben in 2008 met de Teun de Nooijer Academie gestart dus ik heb al een overgangsperiode achter de rug. Het laatste jaar van m’n carrière heb ik wel een beetje in een spagaat gezeten. Aan de ene kant wilde ik met het bedrijf graag extra werk op me nemen, maar dat was soms moeilijk te combineren met sport. Op een gegeven moment dacht ik bij mezelf: 'Teun, je begint ook al best op leeftijd te komen'. Met de EHL titel in het laatste jaar is het uiteindelijk een fantastisch slot geworden.”

“De Olympische Spelen van Londen waren een mooi internationaal afscheid, maar dat dreigde even niet door te gaan. Ik ben vrij nuchter, maar toen Taeke Taekema en ik door bondscoach Paul van Ass uit de selectie werden gezet, was ik er wel even goed ziek van. Ik ben gaan stappen met een paar goede vrienden en heb die avond waarschijnlijk meer gedronken dan de twee jaar daarvoor samen. Het was eigenlijk een fantastische avond, maar daarna was er toch weer focus. Van Ass had de deur op een kier gezet en ik ben bij mezelf te rade gegaan. Wil ik het echt nog en hoe zorg ik dat ik er dan helemaal klaar voor ben? Het gaf mij meer scherpte. Misschien was dat nodig.”

2. Uiteindelijk ben je gestopt na het winnen van de Euro Hockey League met Bloemendaal. Was dat een hoogtepunt en is het volgens jou verstandig om als topsporter te stoppen op je hoogtepunt?
“Ik heb met Oranje de grootste successen gevierd in de periode 1994-2000, maar daarna hebben we internationaal ook nog in grote finales gestaan. Toen we aan het eind van het vorige seizoen de Euro Hockey League wonnen, was het grappig om te zien hoe mensen er tegenaan keken. We verloren een week eerder in de halve finales de play-offs om de landstitel, niet de manier om te stoppen vond men. Maar ik was al negen keer landskampioen geworden. Een tiende keer was prachtig geweest, maar die Europese titel hadden we met Bloemendaal pas drie keer gewonnen. Zelf vond ik de EHL-titel een mooiere prijs om afscheid mee te nemen, zeker omdat het ook op de eigen club was. Een week later verloren we in de Nederlandse play-offs de strijd om de derde en vierde plaats, dus ik stopte alsnog met een verliespartij. Het is zoals het is. Ik heb een prachtige carrière gehad en mooie prijzen gepakt, ook in mijn laatste seizoen.”

“Stoppen op je hoogtepunt vind ik echt onzin. Je moet stoppen als je het gevoel hebt dat je klaar bent, of dat nu na een hoogtepunt is of na een periode waarin je geen prijzen hebt gepakt. Als een sporter plezier heeft in zijn sport en voor zijn gevoel het beste uit zichzelf haalt, kan hij wat mij betreft niet te lang doorgaan. Het zou toch zonde zijn als iemand als Roger Federer nu stopt met tennissen.”

3. Hockey is een groot deel van je leven. Op welke manier blijf je daar nog bij betrokken? Je bent jeugdcoach bij Bloemendaal. Wat zijn je ambities in het trainersvak?
“Ik hockey op dit moment niet, maar in januari ga ik wel weer meedoen in de Hockey India League bij de Uttar Pradesh Wizards. Ik heb er vorig jaar gespeeld en ik twijfelde of ik dit jaar weer wilde gaan. Het was aan hen of ze me nog wilden hebben. De afgelopen maanden hebben ze me intensief gebeld en gemaild. Ik kon het met mijn werk organiseren en het is ontzettend leuk. De komende periode ga ik in de zaal meetrainen met Bloemendaal om me voor te bereiden. Ik heb de afgelopen maanden wel drie of vier keer per week hardgelopen in de duinen, maar hockeyfitheid is nog iets heel anders. Je moet kort draaien en keren, laag zitten. Dat voel je wel als je het een tijd niet hebt gedaan.”

“Daarnaast ben ik inderdaad coach bij de meisjes C van Bloemendaal, waarin twee van mijn eigen dochters spelen. Het is schitterend om je kinderen te zien sporten. Ik heb eigenlijk nooit de ambitie gehad om coach te worden, maar toen mijn oudste dochter ging hockeyen en ik tussen het halen en brengen zelf langs het veld stond, voelde dat raar. Dan kon ik net zo goed zelf op het veld gaan staan. En ik vind het hartstikke leuk om te doen. Ik leef ook weer echt toe naar het weekend. Dat had ik eigenlijk nooit verwacht.“

“Bij de jeugd is het voor mij anders dan bij de mannen, maar daarom is het juist zo goed dat ik als trainer ben gestart bij die kinderen. Het is een andere taal. De taal bij Heren 1 spreek ik en voor mij zou het misschien wel makkelijker zijn geweest om daar te beginnen met coachen. Ik leer er nu veel van om die meiden te coachen en als ik besluit om door te gaan als trainer, zal ik daar veel profijt van hebben. Ik sluit het tegenwoordig zeker niet uit om uiteindelijk op topniveau te gaan coachen. Ik zou het raar vinden als dat er niet ooit van komt, maar ik geloof wel in de weg der geleidelijkheid.”

4. Je bent in 2008 begonnen met de Teun de Nooijer Academy (TDNA). Wat doen jullie precies?
“We ontwikkelen teams voor bedrijven. Ik heb zelf vanuit de sport altijd in teams gezeten, met een groep mensen die iets met elkaar wil bereiken, waar je succes en teleurstellingen mee beleeft, waar een coach boven staat die het geheel moet sturen. In het bedrijfsleven zie je dezelfde dynamiek: mensen die met elkaar samenwerken en het beste in elkaar naar boven willen halen. Dat willen we scherp en helder krijgen. Zoals teams in de topsport een olympische cyclus ingaan van vier jaar om op de Spelen optimaal te presteren, zo gaan wij met teams uit bedrijven een traject aan met heldere doelstellingen. Wat willen we met elkaar bereiken en hoe doen we dat? Ik heb mijn eigen ervaring in de sport en toen ik de TDNA begon, heb ik iemand gezocht die ervaring had in het bedrijfsleven. Samen hebben we een aantal programma’s ontwikkeld en tegenwoordig zijn we er met ons eigen TDNA-team om daar invulling aan te geven.”

“Ik hield als sporter wel eens praatjes voor bedrijven. Dat was altijd nogal incidenteel en vaak ook eenmalig. Vaak zat ik in de auto terug naar huis en dan vroeg ik me af wat nu eigenlijk de impact was geweest. Inspireren is prima, nodig zelfs, maar eenmalig een verhaal vertellen geeft mij weinig voldoening. Er is geen contact, geen discussie en geen interactie. Ik zeg het ook wel eens tegen die meiden op het veld. We kunnen één keer trainen op de strafcorner, maar daar wordt het echt niet beter van. De kracht van herhaling en van vallen en weer opstaan met elkaar is voor ons essentieel.”

“Met de TDNA leveren we altijd maatwerk. Ieder bedrijf heeft een andere vraagstelling en dat brengen we eerst goed in kaart met de betrokkenen. Het belangrijkste dat het bedrijfsleven van de sport kan leren is de mindset. Sporters zijn elke seconde van de dag bezig met beter worden, op alle fronten. Op een gegeven moment sta je in de olympische finale tegen iemand die er ook alles aan heeft gedaan om de beste te zijn. Hoe ga je die winnen? De ontwikkeling van jezelf en je team zijn processen die altijd in beweging zijn. Daarnaast merken we dat de vergelijking ook voor mensen die niets met sport hebben heel inspirerend kan zijn.”

5. Tot slot willen we je een paar stellingen voorleggen uit de column van Jacques Brinkman van 19 november op Sport Knowhow XL.
'Hockey is een compleet witte sport'
“Natuurlijk is er een verschil in vergelijking met voetbal, maar hockey is ongekend populair. Sinds het succesvolle WK van 1998 in Utrecht heeft de sport een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Als het WK in Den Haag net zo’n groot succes wordt, zie ik hockey in steeds bredere lagen van de samenleving populair worden. Dat zou ik hartstikke mooi vinden. Hockey is een fantastische sport en ik hoop dat zoveel mogelijk mensen in Nederland het kunnen spelen.”

'Hockey is geen wereldsport, dat denken we alleen in Nederland'
“Hockey wordt over de hele wereld gespeeld. We hebben nu de Hockey India League en in bijvoorbeeld Argentinië is de sport bij de dames ook heel populair. Hockeyster Luciana Aymar is daar geloof ik zelfs een keer tot 'Sporter van het Jaar' gekozen vóór Messi. Dat neemt niet weg dat er wel iets moet gebeuren. India moet internationaal terugkomen om te overleven als olympische sport, daarom vind ik die Hockey League India ook zo belangrijk. Niet alle wedstrijden waren uitverkocht, maar soms zaten er wel 20.000 mensen op de tribune. De competitie werd gevolgd door ruim tachtig miljoen mensen. India is met de intrede van het kunstgras in de jaren zeventig en tachtig achterop geraakt. Hier spelen kinderen vanaf hun tiende op kunstgras en daar misschien pas als ze zeventien of achttien zijn. Die achterstand halen ze niet meer in. Met de Hockey India League wordt het hockey in dat land weer heel populair en de economische mogelijkheden zijn groot, dus ik zie ook in India steeds meer kunstgrasvelden komen. Ik hoop dat de HIL het hockey in India een duw in de goede richting zal geven.”

'Veertien jaar zonder aansprekende titel ligt niet alleen aan clubs, spelers coaches en begeleiders. De hockeybond is medeverantwoordelijk.'
“Daar kun je op verschillende manieren naar kijken. Het is in de eerste plaats mooi voor de sport dat er zoveel concurrentie is. Ten tweede hebben we in de periode 1994-2000 veel prijzen gewonnen, maar in de periode daarna hebben we ook in twee van de drie olympische finales gestaan. Een keer verloren we door een golden goal, en een keer door een goal vier minuten voor tijd. Duitsland was in die wedstrijd de betere ploeg. Maar we hebben in Londen een fantastisch toernooi gespeeld en zes van de zeven wedstrijden gewonnen. In Sydney wonnen we bijvoorbeeld twee van de zeven wedstrijden, maar we pakten wel goud. Ik denk dat je moet stellen dat de periode tussen 1994 en 2000 met al zijn titels bij het herenhockey een uitzonderlijke is geweest. Daarvoor en daarna zijn er lange periodes geweest zonder aansprekende prijzen. Het gaat natuurlijk om de hoofdprijs en de hele hockeywereld - spelers, clubs, coaches en de hockeybond - is medeverantwoordelijk.”

'Sportbestuurder Joop Alberda heeft als technisch directeur ervaring met de roeibond, de atletiekunie en straks de zwembond. Als het aan NOC*NSF en boezemvriend Maurits Hendriks ligt, wordt de hockeybond zijn volgende klus.'
“Ik ben een groot voorstander van kruisbestuiving. Je ziet binnen de olympische sporten trouwens vaak dat men probeert elkaar te helpen. Hoe je dat binnen de hockeybond zou moeten organiseren? Daar heb ik geen heel concreet beeld bij. Het is in ieder geval altijd goed om oud-spelers bij je organisatie te betrekken. Als je ziet wat er nu bij Ajax gebeurt, daar geloof ik heel sterk in. Cruijff zei het laatst heel treffend: ‘Bij Ajax gaat het over voetbal, dus is het logisch dat de mensen die het voor het zeggen hebben voetbal begrijpen.’ Daar zou ik ook voor pleiten in het hockey.”

« terug

Reacties: 1

-
10-12-2013
'Als je ziet wat er nu bij Ajax gebeurt....' Ik kan op geen enkele manier een verband leggen tussen de huidige prestaties van Ajax de afgelopen maand en het beleid van Cruijff. Kijkend naar de trainer niet (die zit er al bijna 3 jaar), kijkend naar de opgestelde spelers niet (die zijn allen opgeleid in die 'matige' opleiding die de revolutie inleidde), kijkend naar de speelwijze niet (ongewijzigd t.o.v. voorgaande jaren). De credits daarvoor zijn evenals de kritiek bij het begin van het seizoen onmogelijk toe te schrijven aan het beleid in de top van de organisatie.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst