De vraag van… Willem van Mechelen, hoogleraar bedrijfs- en sportgeneeskunde bij het VU medisch centrum
Aan… Lucas van der Woude, hoogleraar Bewegen, Revalidatie en Functieherstel bij het Centrum voor Bewegingswetenschappen van het UMC Groningen
De vraag
Het aantal Nederlanders met een chronische ziekte en handicap in Nederland zal de komende jaren toenemen. Wat moeten we doen om deze groep actief te krijgen?
Het antwoord
Dat is een complex vraagstuk. Inderdaad neemt door de vergrijzing, maar ook door onze leefstijl het aantal mensen met een chronische aandoening of beperking toe. We praten al over tien procent en meer van de bevolking. Een deel hiervan zou je juist door preventie willen ‘afvangen’. Investeringen ten behoeve van preventie moeten dan ook omhoog, een niet eenvoudige opgave.
Er zijn evenwel ook andere lichtpuntjes. Het bewustzijn, dat bewegen ‘moet’ - juist ook voor mensen in de revalidatie-, ouderen- en gehandicaptenzorg - begint steeds meer te komen. Men realiseert zich in toenemende mate dat alle belangrijke voordelen van een actieve leefstijl voor het fysieke, mentale en cognitieve functioneren, de maatschappelijke deelname en onze kwaliteit van leven niet alleen voor ‘ons’ geldt, maar ook voor ‘hun’. Herkenning begint bij professioneel bewustzijn van behandelaars, opleiders, begeleiders en management in de (revalidatie)zorg. Zij zijn immers de primaire rolmodellen in een kritische periode van een mensenleven. Actieve stimulering van bewegingsactiviteiten en sport (en het onderzoek daarnaar) hebben het afgelopen decennium in de revalidatiepraktijk meer en meer vorm gekregen.
Zo is er de werkgroep Sport & Bewegen van de VRA (vereniging van revalidatieartsen), terwijl binnen de Vereniging voor Bewegingswetenschappen Nederland (VvBN) een interessegroep Revalidatie aan de kar trekt. Revalidatie Nederland (brancheorganisatie van revalidatiecentra) heeft een sport- en beweegagenda en ieder zich respecterend revalidatiecentrum een eigen sport- en beweegprogramma met moderne faciliteiten, die ook open staan voor derden. Internationaal is er een vergelijkbare ontwikkeling onder invloed van onder meer de ACSM en leiders uit de revalidatie en sportpraktijk (Walter Frontera, Larry Durstine, James Rimmer) die optrekken in het verspreiden van kennis en inzicht via internationale literatuur.
Er is een veelheid aan sportverenigingen met aangepast sporten; informatie daarover is meer en meer toegankelijk via moderne media. Professionals zijn zich in toenemende mate bewust van ‘bewegen en sport als medicijn’ (ACSM), dus als onderdeel van revalideren en gezondheidszorg en het streven naar kwaliteit van leven in een model van ‘levenslange betrokkenheid’. De zorg verstandelijke en meervoudig gehandicapten heeft in multidisciplinaire programma’s van onderzoek en behandeling het thema van overgewicht en inactiviteit opgepakt (Aly Waning, RUG, 2011; Tessa Hilgenkamp, ErasmusMC, 2012) en er lijkt sprake van een groeiend bewustzijn voor het doorbreken van inactiviteit.
Een vergelijkbare ontwikkeling doet zich voor in de geriatrie en ouderzorg, onder meer rondom de groeiende groep mensen met dementie (Eric Scherder, Marieke van Heuvelen).
Er is veel wetenschappelijke interesse en uitwisseling tussen praktijk en wetenschappen; via symposia rond sport, bewegen en handicap worden kennis en vragen uitgewisseld. Actieve stimulering vindt plaats door onder meer Gehandicaptensport Nederland. Zij heeft daarin niet alleen geld voor een stimuleringsprogramma weten te realiseren, maar ook de kans geschapen om als vervolg op het promotiewerk van Hidde van der Ploeg (VU, Amsterdam, 2005) onderzoek te doen (financiën VWS): de effectiviteit van gedragsbeïnvloeding en stimulering van sport en actieve leefstijl in de revalidatie- en ziekenhuispraktijk.
Het verder slechten van drempels en belemmeringen is een andere kant van het probleem. Bewegen met een beperking, sporten, een actieve leefstijl: het vergt hulpmiddelen en faciliteiten. Te vaak nog vormen reiskosten, toegankelijke faciliteiten en daardoor de hoge kosten van het sporten een belemmering die door goed beleid rond toegankelijkheid en integratie kan worden verminderd.
Ter versterking van de topsportkalender zijn de laatste jaren wijzigingen doorgevoerd. Integratie van gehandicaptensport in de reguliere sportbonden heeft daarin een belangrijke rol. De paralympische disciplines vallen dan ook onder NOC*NSF met een gezamenlijke topsportagenda, de reguliere sportbonden ‘beheren’ nu ook de aangepaste topsportdisciplines. Meer aangepaste sport en meer aangepaste topsport, op paralympisch niveau, moet ook profiteren van wetenschappelijke deskundigheid die Nederland heeft.
Op initiatief van Andre Cats - chef de mission van de paralympische ploeg Londen 2012 - gaat er een aantal wetenschappers mee als waarnemers naar Londen. Samen met de begeleiding zullen zij een onderzoeksagenda helpen opstellen die naar de toekomst toe moet bijdragen aan prestaties van de paralympische sporters. Zij zijn samen met Gehandicaptensport Nederland, de revalidatiecentra en het aangepaste onderwijs ook op zoek naar het talent van de toekomst. Rolmodellen als Esther Vergeer en Oscar Pistorius zijn van groot belang voor aanstormend talent. Televisiebekendheid is daarin essentieel, maar een zwak punt in Nederland. Positieve beeldvorming via de reguliere televisie - zoals dat deze zomer voor de Olympische Spelen is gerealiseerd - zouden ook de paralympisch sporten een verdere stimulans kunnen geven, en daarmee de breedtesport en actieve leefstijl. Ook in aangepaste sport zijn die beweegdomeinen onderling sterk gekoppeld. In dat speelveld van factoren moet de overheid een stevige rol hebben, bij opvoeding, preventie en bij stimulering en facilitering. Dat is misschien wel de grootste uitdaging die er ligt.
Volgende keer de vraag van Lucas van der Woude aan André Cats, chef de mission van de paralympische ploeg:
Hoe krijgen we Nederland zo ver dat er in de media meer en zinvol/vruchtbaar aandacht wordt besteed aan de Paralympische spelen?