Skip Navigation LinksHome-Nieuws-Vraag & Antwoord-Item

De vraag van Maurits Hendriks aan Kamiel Maase 19 juli 2011

De vraag van… Maurits Hendriks, technisch directeur van NOC*NSF en chef de mission van de olympische ploeg
Aan… Kamiel Maase, prestatiemanager Wetenschappelijke Ondersteuning bij NOC*NSF

De vraag
Beste Kamiel,

We horen steeds vaker dat topsport te maken heeft met ‘toenemende prestatiedichtheid’. Dit betekent dat er steeds harder gestreden moet worden om de medailles. Het beeld dat het detail de doorslag geeft wordt hiermee bevestigd. Kan je eens toelichten wat ‘toenemende prestatiedichtheid’ nu precies betekent en wat wij eraan doen om details in ons voordeel uit te laten vallen?

Het antwoord
Beste Maurits,

Hartelijk dank voor je vraag. De door jou genoemde toenemende prestatiedichtheid is een fenomeen dat ons dagelijks bezighoudt en om die reden richtsnoer is voor veel van de activiteiten die we ontplooien als ‘High Performance Team’. In het kort komt het er op neer dat de verschillen aan de top steeds kleiner worden. Fracties van een seconde bepalen of iemand Olympisch kampioen wordt dan wel naast het podium staat, minieme puntenverschillen in jurysporten maken het verschil tussen winst of verlies. Dit heeft natuurlijk alles te maken met de professionalisering van de mondiale sport en de waarde die overheden en andere partijen wereldwijd hechten aan absolute topsportprestaties.

Dat brengt met zich mee dat er steeds meer aan middelen en mankracht in topsport wordt geïnvesteerd. Ook door ons, want we zijn ambitieus. In je antwoord op de vraag van Frank Eijken beschrijf je zelf al dat we continu investeren in topsportprogramma’s door bijvoorbeeld de beste coaches te betrekken en we er alles aan doen om zo optimaal mogelijke voorzieningen te creëren.

Maar dat doen andere landen ook, en daarmee zijn deze factoren haast verworden tot basisvoorwaarden. We kijken dan ook verder dan het faciliteren van trainingskampen en het aanstellen van extra sportfysiotherapeuten. Bijvoorbeeld door het coachen van coaches via Francesco Wessels, afkomstig van defensie. Maar ook door meer dan voorheen serieus aandacht te besteden aan wetenschap en innovatie. ‘Wetenschap en innovatie’ is een erg breed begrip. Hieronder beschrijf ik wat wij op dit terrein zoal doen om topsporters optimaal te laten presteren.

Om te beginnen hebben we ons werkterrein afgebakend. Binnen het programma wetenschappelijke ondersteuning topsport (WOT) zijn we actief op de expertisegebieden fysieke training (‘strength and conditioning’), voeding, mentaal, visuele vaardigheden, medisch en prestatietechnologie. Daarnaast doen we aan prestatiediagnostiek en hebben we een klimaatkamer ter beschikking, twee aspecten die je grotendeels onder het kopje fysiologie kunt schuiven. De thematiek loopt vrijwel parallel met de bemensing van het High Performance Team. Die bemensing bestaat uit experts die de ontwikkelingen op hun vakgebied nauwgezet bijhouden en weten wat daarbinnen mogelijk relevant is voor de topsport. Samen kijken we dan of en hoe we nieuwe ontwikkelingen snel kunnen toepassen, opdat we v??r liggen op de concurrentie. Mijn functie brengt met zich mee dat ik ontwikkelingen in brede zin volg (zo ben ik net terug van het jaarlijkse congres van het European College of Sport Science), faciliteer in het daadwerkelijk toepassen van relevante kennis in de sportpraktijk en een flinke portefeuille aan onderzoeks- en innovatieprojecten beheer.

Het toepassen van kennis zie je bijvoorbeeld terug in de fact sheets die sporters en coaches gratis kunnen downloaden van www.nocnsf.nl/wot. Dit zijn compacte documenten in begrijpelijke taal, over voor de sport relevante onderwerpen, altijd op basis van bewezen feiten. Maar het toepassen van kennis doen we vooral via mensen, zoals via ons NOC*NSF Team Voeding. Deze club is recent volledig op de schop genomen en na een intensieve wervingsprocedure zetten we nu de beste sportdiëtisten en voedingskundigen in binnen onze belangrijkste programma’s, waarbij we niet alleen kijken naar inhoudelijke kennis maar ook naar de ‘klik’ met het programma.

Verder werken we aan eenduidige richtlijnen en adviezen die ook door moeten sijpelen naar CTO’s en NTCs, opdat topsporters verzekerd zijn van dezelfde adviezen van hoge kwaliteit, onafhankelijk van waar ze trainen. Topconsultant Asker Jeukendrup staat hierbij borg voor de inhoud. De expert binnen ons High Performance Team op het mentale gebied - Rico Schuijers - is momenteel druk doende op vergelijkbare wijze een NOC*NSF Team Mentaal op te zetten. Collega Maarten Moen is bezig om de topsportmedische structuur in topsportend Nederland (beter) vorm te geven – waarbij hij een scherp oog heeft voor nieuwe inzichten, zo heb ik gemerkt – en Kristin Collins is een kei op het gebied van het implementeren van zeer geavanceerde technologie (denk aan video- en timingsystemen), op zodanige wijze dat iedere coach er probleemloos mee aan de slag kan. Verder geeft Scott Dickinson met zijn ploeg vorm aan het programma fysieke training en huren we visual skills expert Sherylle Calder in voor een select aantal programma’s. Tot slot bieden we programma’s ondersteuning op het gebied van prestatiediagnostiek en begeleiding in de klimaatkamer (waar temperatuur, vochtigheid en zuurstofgehalte kunnen worden gecontroleerd) via onze allround fysioloog Albert Smit.

Het is natuurlijk ontzettend mooi om vanuit Papendal met regelmaat experts de programma’s in te kunnen sturen, maar in veel gevallen vinden sport en wetenschap elkaar pas echt wanneer er sprake is van structurele, goed ingebedde oplossingen. Om die reden maken we geld vrij om een aantal programma’s te voorzien van embedded scientists: ambitieuze wetenschappers die dagelijks op de sportvloer staan en deel uitmaken van de staf rondom de coach. Persoonlijk geloof ik sterk in deze aanpak en ik maak me sterk voor meer ruimte voor deze vorm van verstrengeling van sport en wetenschap.

Al met al een omvangrijk pakket dus, en dan heb ik het nog niet eens gehad over onze projecten. NOC*NSF participeert in diverse kleine en grote onderzoekstrajecten om voorop te lopen in kennisontwikkeling. Daarnaast bestaat er een flinke portfolio aan projecten die ik schaar onder innovatie. Wat die projecten precies inhouden houd ik liever geheim, maar denk aan de custom made 470-boot in Beijing, de razendsnelle bobslee en de nieuwe shorttrackpakken in Vancouver of nieuwe voedingsmiddelen. Allemaal producten die onze sporters net dat kleine beetje extra geven ten opzichte van de concurrentie. Naast het ontwikkelen van materialen, houden we ons steeds meer bezig met het ontwikkelen van systemen om van alles en nog wat te kunnen meten, analyseren en te rapporteren aan de coach. Dat kunnen we uiteraard niet alleen. Sterker, dat besteden we vrijwel allemaal uit, waarbij InnoSportNL en DSM onze belangrijkste partners zijn.

Eén project benoem ik specifiek: met de partners Vrije Universiteit Amsterdam, Rijksuniversiteit Groningen, DSM en InnoSportNL werken we momenteel aan de totstandbrenging van Topsport Topics: een wetenschappelijke helpdesk waar topcoaches met al hun wetenschappelijke vragen terecht kunnen. Op termijn moet het genereren van antwoorden op die vragen, in combinatie met het proactief scannen en samenvatten van literatuur, leiden tot een goed toegankelijke databank. Eind dit jaar hopen we de helpdesk te kunnen openen.

Tot slot de lange termijn: willen we in Nederland verder op het terrein van wetenschap en innovatie in de topsport (en dat zullen we wel moeten, willen we onze Top-10 ambitie waar kunnen maken), dan moeten volgende stappen gezet worden. Landen als de Verenigde Staten, Australië, Groot-Brittannië en Duitsland staan boven ons op de medailleladder. De landen hebben met elkaar gemeen dat ze reeds lang geleden hebben onderkend dat (toegepaste) wetenschap en innovatie onmisbaar zijn om in de context van toenemende prestatiedichtheid aan de top te blijven. Ze beschikken dan ook over sportwetenschappelijke instituten die sterk geworteld zijn binnen de topsport en stevig worden ondersteund door de overheid.

Die structuur mist Nederland. We hebben prima universiteiten die zeer waardevol fundamenteel onderzoek verrichten, maar we ontberen de wat meer praktisch ingestoken kant, evenals een echte focus op sport: ‘sportwetenschap’ bestaat niet in Nederland. Naar mijn mening kan Nederland in de strijd om de medailles alleen mee als we op korte termijn over een vergelijkbare organisatie beschikken. Dat zou dan meteen de plek moeten zijn waar onze embedded scientists hun dienstbetrekking hebben, de helpdesk en databank geïntegreerd worden en onze toekomstige succescoaches worden opgeleid. Omdat ik er heilig van overtuigd ben een dergelijke ontwikkeling cruciaal is om de toenemende prestatiedichtheid het hoofd te bieden, beschouw ik de ‘lobby’ voor een sportwetenschappelijk instituut in Nederland als onderdeel van mijn takenpakket.

Nederland is klein, maar innovatief. We hebben bewezen met relatief weinig middelen veel te kunnen bereiken. Op strategische momenten moeten echter logische vervolgstappen worden gezet, anders mis je de boot. De tijd in Nederland is rijp voor een praktisch ingestoken sportwetenschappelijk instituut. Als we het slim aanpakken, zullen we er met onze Hollandse koopmansgeest bovendien in slagen om de inspanningen optimaal te laten renderen, ook buiten de topsport. Het instituut biedt mogelijkheden tot kruisbestuiving tussen presteren en gezondheid, alsook kansen voor het bedrijfsleven om innovatieve producten en diensten op de markt te zetten. Een recept voor succes! Dit is dan ook de boodschap die NOC*NSF - samen met anderen - verkondigt en die terug te vinden is in onder meer de Kennisagenda Sport 2011-2016 van VWS en het Sectorplan Sportonderzoek en –onderwijs 2011-2016, als ingediend bij OC&W.

Ik ben benieuwd hoe we nu van plannen tot daadwerkelijke actie kunnen komen. Dat is dan ook de basis voor mijn vervolgvraag, nu ik het stokje op Sport Knowhow XL door mag geven.

Volgende keer de vraag van Kamiel Maasse aan Bart Zijlstra, directeur van de directie Sport van het ministerie van VWS:
Geachte heer Zijlstra, beste Bart,
Ik ben van mening dat Nederland in een landschap van toenemende prestatiedichtheid alleen meekan in de mondiale medaillewedloop als de Nederlandse topsport de beschikking krijgt over een goed geoutilleerd en effectief geprogrammeerd sportwetenschappelijk instituut. We zien deze visie terug in de Kennisagenda Sport 2011-2016 van VWS en het Sectorplan Sportonderzoek en –onderwijs 2011-2016, opgesteld in opdracht van OC&W. Mijn vraag is nu hoe we in Nederland de handen ineen kunnen slaan om te komen van planvorming tot actie, ofwel tot een instituut waar vol overgave wordt gewerkt aan de verbinding tussen wetenschap en presteren in de sport.
« terug

Reacties: 1

-
19-07-2011
Goed om eens te lezen waar Kamiel zich zoal mee bezig houdt.

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst