Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Feedback XL-Item

Schoolzwemmen moet terug: medialogica in komkommertijd 3 september 2013

door: Jan Janssens

Of EenVandaag nu het televisieprogramma was dat deze zomer als eerste aandacht schonk aan het relatief grote aantal verdrinkingen, weet ik niet zeker. Maar ze waren er bij de AVRO in ieder geval snel bij toen zij op 23 juli jl. de noodklok luidden: 'De afgelopen week zijn er vijf zwemmers in Nederland verdronken, onder wie jongens van 5 en 7 jaar oud. En daarmee laait de discussie over het verdwijnen van het schoolzwemmen weer op. Vanwege de bezuinigingen stoppen veel gemeenten met de gesubsidieerde zwemles en vooral kinderen uit arme gezinnen worden daar de dupe van.'

Dat de discussie over het schoolzwemmen oplaaide klopt, want verschillende media berichtten deze zomer over verdrinkingsgevallen en legden ook steevast een relatie met het teruglopend aantal gemeenten dat schoolzwemmen faciliteert. Kamervragen konden natuurlijk niet uitblijven. Het Tweede Kamerlid Nine Kooiman (SP) onderbrak haar reces ervoor.

Op 5 augustus vormden de verdrinkingen de opening van het NOS Journaal: 'Er zijn dit jaar al veel meer mensen verdronken dan anders.' Hoewel werd geconstateerd dat het vaak om Oost-Europeanen ging die niet goed konden zwemmen, stonden deze gevallen niet op zichzelf, zo werd gemeld: 'De laatste jaren verdrinken er steeds meer mensen tijdens het zwemmen.' En er waren ook zorgen over de zwemvaardigheid van Nederlanders: 'Na al die Poolse slachtoffers is de reddingsbrigade bang dat in de toekomst ook meer Nederlanders zullen gaan verdrinken, want school zwemmen is al lang niet meer verplicht.'

Ook in het RTL Nieuws kwam een en ander uitgebreid aan bod: 'Het is vakantie en mooi weer. Dat betekent dat er overal wordt gezwommen in Nederland. Maar helaas betekent dat ook dat afgelopen week in Nederland al zeven mensen zijn verdronken. Onder wie drie kinderen (…) omdat het schoolzwemmen terugloopt, halen kinderen tegenwoordig vaak alleen nog maar het zwemdiploma A (…) verdrinking is één van de meest voorkomende niet-natuurlijke doodsoorzaken onder jonge kinderen.'

Een paar weken later op 21 augustus herhaalde alles zich nog eens toen het Mulier Instituut het rapport Zwemmen in Nederland presenteerde. Opnieuw berichtten in alle media. Ook het NOS Journaal werd weer gehaald: 'We kunnen steeds slechter zwemmen. (…) Hoe belangrijk het is dat je goed kunt zwemmen, blijkt deze zomer weer na al die zwemongelukken. De meeste Nederlandse kinderen kunnen helemaal niet goed zwemmen. Tenminste. Dat wil zeggen, niet goed genoeg. Ze hebben wel hun a- en b-diploma maar komen niet toe aan het c-diploma.' Mensen moeten zich er meer van bewust worden dat alle diploma’s moeten worden gehaald. 'Dat is zeker belangrijk in een tijd dat steeds minder aan schoolzwemmen wordt gedaan.'

Er werden voor de verschillende items tal van deskundigen geïnterviewd en op allerlei locaties gefilmd. Het wekt de indruk dat er serieuze aandacht werd geschonken aan de problematiek. Toch is dat maar tot op zekere hoogte het geval. Wie zich verdiept in de registratie van verdrinkingsgevallen en de moeite neemt om het genoemde onderzoeksrapport te bestuderen, kan niet anders dan vraagtekens plaatsen bij de gesuggereerde relatie tussen de ontwikkelingen in het schoolzwemmen en de verdrinkingsgevallen. Volgens het eerdergenoemde rapport van Van der Werff & Breedveld (2013: 49) is het percentage scholen dat schoolzwemmen aanbiedt in de afgelopen twintig jaar gestaag afgenomen.
















Maar volgens de cijfers van het CBS (Statline) geldt dat eigenlijk ook voor het aantal verdrinkingsgevallen (met dodelijke afloop) van kinderen in de leeftijd van 5-15 jaar.















Ik heb niets tegen schoolzwemmen, maar tegen de achtergrond van deze gegevens mist een pleidooi voor de herinvoering van het schoolzwemmen in die gemeenten waar het eerder is afgeschaft toch eigenlijk elke overtuigingskracht. Er kan trouwens ook uit de cijfers van het CBS worden afgeleid dat het bij verreweg de meeste verdrinkingen gaat om volwassenen van 30 jaar en ouder. Daar haalt schoolzwemmen sowieso niets uit. Misschien is het zinvoller om in te zetten op het wegwerken van de wachtlijsten in het particuliere zwemlesaanbod, want volgens Van der Werff & Breedveld (2013: 212) heeft ongeveer zestig procent van de zwemlesaanbieders een wachtlijst voor kinderen tot en met zes jaar. En laten nu juist in de leeftijdscategorie van < 5 jaar volgens de cijfers van het CBS veel vaker dan onder 5-15 jarigen verdrinkingen te betreuren zijn.















Jan Janssens is lector Sportbusiness Development bij de opleiding Sport, Management en Ondernemen aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor meer informatie: j.w.janssens@hva.nl.

« terug

Reacties: 4

-
03-09-2013
In zijn eerste brancherapport sport heeft het Mulier Instituut een beeld willen schetsen van de stand van zaken van zwemmen in Nederland. Nederland heeft een pracht van een zwemtraditie. Zwemmen heeft ons land veel gebracht, en niet alleen sportief. Maar de cijfers lijken erop te wijzen dat we steeds minder een zwemland worden. We zwemmen minder, overheidsorganisaties investeren minder in zwemonderwijs en de laatste jaren worden er minder volledige Zwem ABC's afgenomen. De rijksoverheid lijkt zich hier niet voor te interesseren. Regie wordt er niet gevoerd, succesvolle programma's zijn stop gezet en van ondersteuning van lokale partijen met kennis is nauwelijks sprake. In een waterrijk land als Nederland is dat reden tot zorg. Dat media daar bovenop springen is begrijpelijk. Het is de paradox van water dat het zo herkenbaar wordt geassocieerd met plezier, en tegelijk de veroorzaker kan zijn van zoveel tragiek. Schoolzwemmen en zwemdiploma's kunnen niet voorkomen dat er mensen verdrinken, maar er kan en moet meer gedaan worden om onze zweminfrastructuur te behouden en iedereen de gelegenheid te geven te genieten van het vele moois dat water te bieden heeft. Wat daarin de rol van schoolzwemmen is, mag onderdeel zijn van debat. Het is aan de media om dat debat op te rakelen, en aan deskundigen om dat debat te voeren. Koen Breedveld, directeur Mulier Instituut
-
03-09-2013
Ik heb niet goed door of dit artikel is geschreven om te provoceren of dat het daadwerkelijk een mening is van een sportprofessional die zich neerlegt bij de grotendeels particuliere zwemopvoeding zonder overheids- (school) inmenging. Als dit laatste het geval is, dan gaat de heer Janssens voorbij aan zoveel andere factoren dan alleen de statistische gegevens van verdrinkingen van de laatste jaren. Zoals de frequentie van zwemmen, de sportieve activiteit op zichzelf en de invloed die particulier zwemmen heeft op de algehele bewegingsontwikkeling. Het kan nu zomaar zijn dat er minder verdrinkingen zijn omdat het percentage zwemmers en hun frequentie drastisch is teruggelopen. En het kan zomaar zijn dat de kinderen in de leeftijd 4-9 nu na schooltijd naar zwemles gaan, terwijl ze dat voorheen op school kregen. Daardoor gaan ze niet meer naar het veelzijdige (kleuter)gymnastiek, maar direct na het afzwemmen naar een sport als voetbal, hockey of tennis, die hen veelal eenzijdige bewegingsvormen aanbiedt. Kortom, je kunt geen goede conclusie trekken door de statistische gegevens van verdrinkingen met het percentage schoolzwemmen te vergelijken. Bram van Wijck
-
03-09-2013
Juist in een tijd als deze waarin oude waarden gemakkelijk lijken te worden ingeleverd voor nieuwe is het van belang om met zorg om te gaan met een verworvenheid als het Nederlandse zwemonderwijs. Janssens heeft een terecht punt als hij stelt dat door de media onterecht een rechtstreeks verband wordt gelegd met hoge aantal verdrinkingen in de zomerperiode en het afschaffen van het schoolzwemmen in veel gemeenten. Dit is dan ook geen claim van de onderzoekers. Wel maken de onderzoekers zich naar onze mening terecht zorgen over de toekomst van het zwemonderwijs in Nederland. Gemeenten moeten bezuinigen, zwembaden staan onder druk en ouders lijken minder bereid of in staat om hun kroost een volledig zwem ABC te laten behalen. Nu kunnen we de schuld schuiven in schoenen van de overheid en bestuurders en dat lijkt in dit geval niet onterecht. Maar het is ook de taak van de onderzoekers om juist deze mensen een actueel beeld te schetsen van de stand van zaken en de gevolgen van bepaalde beleidskeuzes. De laatste jaren gebeurde dit vooral op basis van verouderd onderzoek, meningen en ervaringen van deskundigen maar ontbrak het vaak aan statistische gegevens en dus van een wetenschappelijke onderbouwing. In deze gesignaleerde lacune ligt ook de basis voor het ontstaan van ons Expertise Centrum. Van der Werff en Breedveld hebben met dit brancherapport in onze ogen een waardevolle basis gelegd voor actueel en praktijkgericht onderzoek in de Zwembranche. Als Expertise Centrum Zwemonderwijs zullen wij op het terrein van zwemvaardigheid en zwemveiligheid hier komende jaren met veel enthousiasme verder bouwen. Expertise Centrum Zwemonderwijs Het Expertise Centrum Zwemonderwijs is een initiatief van Fontys Sporthogeschool, het Mulier Instituut, NPZ-NRZ, InnosportNL en het Nationaal zwemcentrum de Tongelreep in combinatie met de gemeente Eindhoven. Het Expertisecentrum Zwemonderwijs is opgericht in april 2013 en doet onderzoek doen naar de pedagogische en didactische principes om zo meer en betere praktijkkennis over zwemmen en zwemvaardigheid te genereren. De innovatieve waarde hiervan bestaat uit het creëren van ‘de zwemles van de toekomst’ gebaseerd op nieuwe onderzoeksresultaten en inzichten. Als kennispartner heeft ECZ een bijdrage geleverd aan het onderzoek ‘Zwemmen in Nederland’.
-
10-09-2013
Dank voor de repliek. Tijd voor dupliek. Sinds 1985 is het schoolzwemmen geen vanzelfsprekendheid meer. Vandaag de dag leert het overgrote deel van de kinderen zwemmen via het particuliere zwemlesaanbod verzorgd door gemeenten, zwembaden, zwemscholen en -verenigingen. Ondertussen is het aantal kinderen met een A-diploma gestegen en het aantal verdrinkingen gedaald. Dat zijn de feiten waar niemand omheen kan. Het is dan ook bedenkelijk dat er een relatie wordt gelegd tussen het aantal verdrinkingen in de afgelopen zomer en de geleidelijke afschaffing van het schoolzwemmen in de afgelopen jaren. Dat is de strekking van mijn bijdrage. Dat Bram van Wijck daar een provocatie in meent te kunnen lezen, vind ik opmerkelijk. Als je berichten in de media niet voor zoete koek aanneemt en er vraagtekens bij plaatst, ben je kennelijk een provocateur. Mogelijk zit de liefde voor de zwemsport zo diep zit bij Van Wijck dat hij er door verblind is (zie mijn eerdere bijdrage, http://www.sportknowhowxl.nl/OpenPodium/8244). Hij draagt verschillende argumenten vóór het schoolzwemmen aan, maar gaat er aan voorbij dat de noodzaak voor schoolzwemmen nagenoeg verdwenen is omdat de meeste ouders hun verantwoordelijkheid nemen en hun kinderen zwemlessen laten volgen, dat er voor de gemeenschap hoge kosten mee gemoeid zijn en dat het schoolzwemmen veel organisatorische en logistieke problemen met zich meebrengt. Het ECZ en Koen Breedveld verwijzen allebei naar de rol van de media. Ik heb dat natuurlijk zelf ook gedaan door te refereren aan het begrip medialogica. Toch is het te makkelijk om alleen de media verantwoordelijk te houden voor deze hype ronde verdrinkingen en schoolzwemmen. Door het interpretatiekader van de media over te nemen is deze mede gevoed door de uitspraken van belanghebbenden, deskundigen en onderzoekers. In reactie op Koen Breedveld merk ik op dat hij m.i. te gemakkelijk voorbijgaat aan de rolverdeling tussen het rijk, de gemeenten, de scholen en de ouders. In het onderwijs is nu eenmaal veel gedecentraliseerd. De vaststelling dat de rijksoverheid zich niet voor deze materie interesseert gaat te kort door de bocht. Overigens deel ik de opvatting dat het brancherapport een belangwekkende uitgave is. Het is goed dat er systematisch onderzoek wordt gedaan. Zo weten we nu o.a. dat er sinds kort minder zwemABC’s worden uitgereikt. Dat geeft te denken en is ook zorgelijk. Jammer genoeg wordt daarvoor in het brancherapport nog geen verklaring aangedragen. Mogelijk heeft het met de wachtlijsten van zwemlesaanbieders te maken (zijn die gegroeid?), is er minder gedaan aan voorlichting, of heeft het met de crisis te maken. Volgens de CBS-prijsindexcijfers zijn zwemlessen sinds 2000 ongeveer twee keer zo duur geworden (een prijsstijging die veel sterker is dan de gemiddelde ontwikkeling van consumentenprijzen). Wellicht zijn de zwemlessen zo duur geworden, dat ouders o.i.v. de koopkrachtdaling daarop zijn gaan bezuinigen. Mogelijk dit, wellicht dat, gelukkig blijft er nog genoeg te onderzoeken… Jan Janssens

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst