Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Feedback XL-Item

De conclusies van onze studie worden niet juist geciteerd 8 mei 2012

door: Amika Singh, Léonie Uijtdewilligen, Mai Chin A Paw

Op 13 maart 2012 werd op deze website een kritische column van Ivo van Hilvoorde en Niek Pot geplaatst getiteld ‘Slimmer door meer te sporten?’ Zij schreven deze column naar aanleiding van de publicatie van ons onderzoek omtrent de associatie tussen beweging en schoolprestaties bij kinderen en de storm aan nationale en internationale media-aandacht die deze publicatie januari j.l. veroorzaakte. De column van Van Hilvoorde en Pot liet de gemoederen niet ongemoeid en op basis van verschillende reacties schreven zij een tweede column. Op uitnodiging van Sport Knowhow XL gebruiken wij deze gelegenheid om op deze discussie te reageren.
 
Allereerst willen wij benadrukken dat we de duidelijk stellingname van Van Hilvoorde en Pot tégen de sensatiezucht en de daaruit resulterende misinformatie van de media van harte verwelkomen. Echter, wij vinden het een kwalijke zaak dat de conclusies van onze studie niet juist worden geciteerd en tevens verward worden met de reacties in de massamedia en andere publicaties. Wij komen hierdoor onder vuur te liggen voor zaken die wij nooit hebben beweerd, met name aangaande de aangesneden causaliteitskwestie. Een causale associatie tussen beweging en schoolprestaties zou dan ook niet door het AD en het Parool gesuggereerd moeten worden.

Wij kunnen ons dus deels vinden in het aangedragen commentaar, echter de meeste kritiekpunten met betrekking tot ons onderzoek en epidemiologisch onderzoek in het algemeen zijn onterecht.
 
Bijvoorbeeld het kritiekpunt van Van Hilvoorde en Pot op ‘randomised controlled trials’. In dit type onderzoek ga je juist groepen op basis van toeval toewijzen aan de interventie- en controlegroep om ook factoren die je niet meet en controleert gelijk over beide groepen te verdelen. Wanneer het aantal randomisatie-eenheden groot genoeg is, zijn beide groepen op alle factoren vergelijkbaar behalve de interventie die wordt toegediend. Effecten kunnen dan inderdaad aan een beweeginterventie worden toegeschreven wat niet betekent dat sociale fenomenen die in deze beweeginterventie plaatsvinden niet aan dat effect kunnen bijdragen.
 
Een tweede kritiekpunt van Van Hilvoorde en Pot in hun eerste column is dat ‘deze onderzoeken’ voornamelijk gebaseerd zijn op Amerikaanse studies die slechts participatie in schoolsport meten en dat daarom volgens hun sprake is van een serieuze bias. De Amerikaanse publicaties die wij in ons onderzoek hebben meegenomen meten niet alleen schoolsport, maar ook bewegen met ouders, bewegen in de buurt, en dagelijkse lichaamsbeweging. Tevens beschrijven twee van de Amerikaanse studies een beweeginterventie waaraan álle kinderen in een klas meededen (zie ook de uitgebreide e-tables behorende bij onze publicatie).

Dan is er nog het kritiekpunt dat het indirect legitimeren van het vak lichamelijke opvoeding via haar positieve invloed op andere vakken een zwaktebod is. Ten eerste zijn wij van mening dat een dergelijk argument niet van toepassing is op ons als onderzoekers. Op basis van een systematische literatuurstudie vinden wij aanwijzingen voor een prospectieve relatie tussen lichamelijke activiteit en schoolprestaties. Wij kunnen uiteraard geen verantwoordelijkheid nemen voor het feit dat deze bevinding in een legitimering wordt gebruikt. Hier willen wij nog aan toevoegen dat een indirecte legitimering voor lichamelijke opvoeding alleen dán een zwaktebod zou zijn als deze gebruikt wordt in plaats van de directe legitimering. Als additionele legitimering - dus naast het reeds bestaande bewijs voor de positieve lichamelijke en mentale effecten van lichamelijke activiteit - kunnen onze resultaten alleen maar van toegevoegde waarde zijn.

Wij hopen dat de lezers van ons artikel opmerken dat wij de bestaande literatuur zo objectief mogelijk hebben proberen samen te vatten in plaats van ‘te investeren in zoektochten naar bewijs voor fenomenen en mythen waarvan we vermoeden en hopen dat die waar zijn’.

Amika Singh, Léonie Uijtdewilligen en Mai Chin A Paw zijn werkzaam bij het VU medisch centrum te Amsterdam, afdeling Sociale Geneeskunde, EMGO+ Instituut.
« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst