Skip Navigation LinksHome-Achtergronden-Feedback XL-Item

Anti-dopingonderzoeker of analyserobot? Een toelichting vanuit forensisch oogpunt 31 mei 2011

door: Klaas Faber

Onlangs uitte Bram Brouwer hier uitgebreid zijn ongenoegen naar aanleiding van een interview met Peter van Eenoo, de directeur van het dopingcontrolelaboratorium te Zwijnaarde (België). Terwijl Brouwer stelt dat het énkel aantonen van een stofje niet automatisch hetzelfde is als het aantonen van doping, meent Van Eenoo bovenal de waarheid na te streven en wetenschap op hoog niveau te bedrijven indien sporters automatisch op die smalle basis veroordeeld worden. De kern van hun meningsverschil betreft volgens mij het correct inschatten van de waarde van een bewijsmiddel, het terrein bij uitstek van de forensische onderzoeker. Aangezien anti-dopingonderzoekers zich de laatste jaren steeds meer zijn gaan profileren als forensische onderzoekers, lijkt mij een toelichting vanuit forensisch oogpunt passend.

Uit het interview wordt volgens mij bovenal duidelijk dat Peter van Eenoo heilig gelooft in het onomstotelijk aantonen van doping door lichaamsvocht te analyseren met een apparaat. De strijd tegen doping kan zelfs gewonnen worden indien er maar voldoende apparaten worden binnengereden die hun voorgangers in gevoeligheid overtreffen. Wat heeft de forensische wetenschap hierover te zeggen? Ik citeer hier uit een gezaghebbend artikel, zie voetnoot [1]:

‘A successful forensic science operation depends on a wide range of technical procedures and skills that will lead, in any individual case, to a set of observations. The crucial element that the scientist brings to any case is the interpretation of those observations. This is the heart of forensic science: it is where the scientist adds value to the process. Any technology-based organisation can set itself up to carry out the purely technical aspects of a forensic examination. The position of a successful forensic science organization in a Criminal Justice (CJ) system should be characterized by the quality of the scientific inference that it offers over and above the purely technical procedures.’

Kortom: het cruciale verschil tussen goed(!) forensisch onderzoek en Peter van Eenoo’s activiteiten ligt in de volgende zin besloten:

Any technology-based organization can set itself up to carry out the purely technical aspects of a forensic examination.

Peter van Eenoo schiet dus in vergelijking met een goed forensisch onderzoeker tekort door géén toegevoegde waarde te bieden in de vorm van interpretatie. Dat verschil is uiteraard zonder betekenis indien de interpretatie van de testuitslag overbodig is om tot een terechte veroordeling te komen op basis van énkel dit bewijsmiddel. Maar ís die interpretatie overbodig?

Om de huidige discussie niet onnodig te vertroebelen, ga ik er hier even van uit dat ‘echte doping’ zoals epo altijd met 100% zekerheid met een test wordt aangetoond. Dat zou dan leiden tot een terechte veroordeling.

Onzinnige veroordelingen voor zogenaamde doping
In een eerdere column heb ik uiteengezet dat ongeveer de helft van de veroordelingen in Nederland twijfelachtig is door een inconsistente dopinglijst. Geheel hiermee in overeenstemming heeft EU Athletes - de vakbond van Europese atleten - onlangs ontdekt dat het bij de meeste dopingovertredingen om softdrugs gaat, namelijk 18.7 procent (zie voetnoot [2]). Voor de duidelijkheid: het handelt daarbij doorgaans om verwaarloosbare restjes van softdrugs, want die worden echt niet vlak voor een wedstrijd ingenomen.

Met geschikte drempelwaardes zouden veel van die twijfelachtige veroordelingen voorkomen kunnen worden. De aangetroffen hoeveelheid biedt namelijk informatie om te beoordelen of er sprake is van sportief bedrog of wat dan ook dat een (zware) sanctie zou kunnen rechtvaardigen. In het verkeer wordt al sinds mensenheugenis met een drempelwaarde voor alcohol gewerkt, juist om dat soort fout-positieven te voorkomen. N.B. Op de dopinglijst zijn slechts drempelwaarden vastgesteld voor een beperkt aantal stoffen, vandaar dat deze lijst inconsistent is.

Nogmaals, wat doet Peter van Eenoo in plaats van toegevoegde waarde bieden in de vorm van interpretatie? Inderdaad: even plichtmatig opzoeken in de dopinglijst of er voor stofje X wel of geen drempelwaarde is vastgesteld. Zo ja en is die grens overschreden, dan wordt dat als bewijsmiddel gerapporteerd. En als er voor stofje X geen drempelwaarde is vastgesteld, dan wordt ‘sec’ gerapporteerd dat de sporter het betreffende middel heeft gebruikt. Volstrekt gedachteloos, simplistisch. U vraagt, wij draaien: ‘carry out the purely technical aspects of a forensic examination’.

De gevolgen van die uiting van onmiskenbare kortzichtigheid zijn zeker ernstig te noemen. Aangezien een veroordeling automatisch volgt in afwezigheid van vormfouten, zit het laboratorium met haar mogelijk irrelevante testuitslag op de stoel van de rechter. Ik vraag me af hoe lang het nog duurt voordat dit euvel herkend wordt als een forse inbreuk op grondbeginselen van onze rechtstaat.

De rapportage van Europese dopingbestrijders
Tot slot lijkt nog een enkel woord op zijn plaats naar aanleiding van het onderzoek van EU Athletes, zie voetnoot [2]. Die organisatie is uiterst kritisch over de rapportage van veel Europese dopingbestrijders. De Nederlandse Dopingautoriteit steekt in dat onderzoek gunstig af door ‘extreem competente en zeer gedetailleerde rapportage’ online beschikbaar te stellen. Ik wil hierover kort zijn. Tegen een achtergrond van ongeveer vijftig procent twijfelachtige veroordelingen kan een Dopingautoriteit wel heel competent (samenvattend) rapporteren, maar ik zie daar het nut niet van. Heel precies opschrijven van hetgeen in wezen voor een belangrijk deel niet klopt is niet anders dan grossieren in trivia. Aldus wordt volgens mij over de hele linie een plicht tot een verkeerd soort perfectionisme gevoeld, waarvan Peter van Eenoo nota bene bekent dat het zijn beroep stressvol maakt.

Noten:
[1] I.W. Evett, G. Jackson, J.A. Lambert en S. McCrossan, The impact of the principles of evidence interpretation on the structure and content of statements, Science and Justice, 40 (2000) 233-239.

[2] M. van Driel, Dopingspeurders gaan zelf in de fout, de Volkskrant, 13 mei 2011.

Klaas Faber is in 1994 aan de Radboud Universiteit te Nijmegen gepromoveerd in de chemometrie. Hierop volgden twee jaar onderzoek in de VS. Tussen 1996 en 2002 heeft hij chemometrisch en statistisch advies gegeven binnen het Nederlands Forensisch Instituut (Rijswijk) en de Agrotechnology and Food Sciences group (Wageningen). Vanaf 2002 voert hij deze activiteiten zelfstandig uit, zie www.chemometry.com. Daarnaast onderhoudt hij contacten met meer dan tien verschillende universiteiten voor het verder ontwikkelen en toepassen van methoden voor onderzoek.

« terug

Reacties: 0

Reactie toevoegen

Naam*
E-mailadres*
Reactie*
Stuur mij een e-mail als er een nieuwe reactie wordt geplaatst